een column, gewoon omdat het kan
Door veel meisjes, inclusief mijzelf, werd er al weken naar uitgekeken: Harry Styles in Amsterdam. Station Bijlmer Arena werd van tevoren bezet door matjes, slaapzakken, warmtedekens en vermoeid uitziende fans die met luttele graden boven nul besloten om drie dagen lang te gaan kamperen om zo de beste plekken te garanderen. Uiteindelijk kregen ze natuurlijk een plek vooraan, bijna zodat ze aan Harrys schoenen konden likken en zijn zweetdruppeltjes in flesjes op konden vangen.
Toch vergden het slaaptekort, gebrek aan warmte en fatsoenlijk voedsel langzaamaan hun tol. Nog voor de start van het voorprogramma werden meisjes bijna bewusteloos over het hek voor het podium getild om ervoor te zorgen dat er niet op ze werd gestaan door de honderden andere fans die maar al te graag enkele centimeters dichter bij Harry wilden zijn. Stonden ze toch achteraan.
een kort verhaal (niet echt trots op, maar dit is het meest recente
De mist hing tot in de late avond als een deken over het landschap. Het hield de stad in zijn greep en zorgde ervoor dat de eerste sjaals, handschoenen en winterlaarzen uit de kast werden gehaald. Toch liep de man in slechts een shirt en korte broek over straat, niet gedeerd door de kleine waterdruppeltjes die zich aan zijn neus vastklampten. In een gestaag tempo verplaatste hij zich van de ene straat naar de andere, zonder zijn blik van een niet nader vast te stellen punt in de verte te halen.
Bij het benzinestation hield hij stil. Aarzelend gleed zijn blik van de felle neonlichten, naar de zakken brandhout voor de openhaard, naar de pafferige, slaperige en chagrijnige medewerkster achter de kassa. Als hij wat wilde kopen, was hij genoodzaakt een gesprek met haar aan te gaan. Of hij daar zin in had, wist hij niet. Wat hij überhaupt wilde, wist hij niet. Hij wilde het liefst thuis zitten, onder het genot van een kopje koffie met en biscuitje. Of een glas whisky. Toch liep hij al sinds het eind van de middag rond in dorpje, continu door dezelfde straten, langs dezelfde winkels. Hij kwam dezelfde mensen tegen, die hem na twee keer tegenkomen argwanend aanstaarden. De man was nieuw en hij had geen mensen met wie hij kon praten. De klanken die ze maakten, kon hij niet verstaan. Hij probeerde het wel, maar in zijn hoofd was er altijd een doodse stilte. De kou voelde hij wel. Het was prettig om met iets in contact te staan, ook al waren het geen mensen, maar regendruppels.
Niemand sprak zijn taal, ze wisten niet wat ze moesten doen. Het was moeilijk om iets te vinden wat ze gemeen hadden. Vooralsnog was het niemand gelukt. De man voelde zich toch het fijnst als hij alleen was, zonder geluid om zich heen, dan miste hij ook niks.
een ander kort verhaal, staat hier op quizlet
Om negen minuten over acht s ochtends op de eerste maandag van de maand augustus begonnen we met de voorbereiding. We vlogen boven de stad en hielden het doelwit nauwlettend in de gaten. Niemand wist wat er zou komen, behalve wij, behalve onze officieren en de mensen die ons hiertoe hadden gezet. De minuten die zouden volgen, waren van levensbelang. Letterlijk. Een enkele fout zou onze eigen levens kosten. Dan zouden onze gezinnen aan diggelen liggen. We moesten zorgen dat alles perfect zou verlopen.
De volgende minuten gingen langzaam voorbij. Elke seconde die wegtikte, bracht ons wat dichterbij het moment dat het moest gaan gebeuren. Het moment waarop de wereld voor even stil zou staan. Waarop de kinderen genoten van het mooie weer en met hun tol of voetbal de straten door zouden gaan, waarop de moeders hun mannen een stevig ontbijt voorschotelden voor deze naar hun werk zouden gaan. Het werd tien over acht. Elf over acht. De seconden kwamen en gingen, alsof ze niets in de gaten hadden van de tragedie die zich straks af zou spelen, alsof ze niet wilden dat het gestopt zou worden. Het was voor ons een teken uit de hemel dat het goed was, dat dit was wat we moesten doen.
Langzaamaan werd het kwart over acht en ik keek naar de schakelaar in mijn hand. Ik hoefde maar mijn duim te bewegen en kracht te zetten om ervoor te zorgen dat het plan in werking werd gesteld. De man naast me knikte, vertelde me dat het oké was. Ik deed het. Mijn duim zorgde ervoor dat de komende 44 seconden cruciaal waren, zowel voor ons als voor de mensen onder ons, in de stad, in de laatste minuut van hun leven. We draaiden ons om en vlogen weg, nog voor de bom de grond zou raken.
Het kwam voor hen uit het niets. De enorme lichtflits gevolgd door een harde, donderende knal. Het voelde alsof de wereld onder hun voeten weg werd geblazen, alsof iedereen van de kaart zou worden geveegd. De kleine jongen was geland.
De stilte was oorverdovend. Er was niets te horen en niets te zien. Er heerste complete stilte voor de wereld wist wat er gebeurd was. Het duurde voor de rest van het land bekomen was van de schrik. De schok was nog tot ver te voelen. De stad lag plat. Slechts enkele gebouwen bleven met moeite rechtop staan, maar kraakten vervaarlijk. Voor even was er helemaal niets. Er klonken geen autos meer, er speelden geen kinderen meer in de straat. De vaders kwamen nooit aan op hun werk en de moeders hadden dat ontbijt nooit hoeven bereiden.
Tienduizenden slachtoffers: 30 procent van de populatie uitgewist, van de aardbodem gevaagd alsof het niets was. De druk op de knop op de schakelaar was genoeg om dit voor elkaar te krijgen. Meer was er niet voor nodig. De man naast me vloog het vliegtuigje weg van de desastreuze vernietigingen. Wij hoefden er niet naar te kijken, de boodschap was wel duidelijk.
De stad waarop de bom was gevallen, lag in puin. Bijna niemand wist dat het drie dagen later weer zou gebeuren.