Natsuki Hikaru Ayame Tsukino • Psysic Construction
Het werd me al snel duidelijk dat ik hier niet alleen was toen ik vanuit het duister voor me stemmen hoorde komen. Ik kon ze niet onmiddellijk verstaan, maar ik was er haast zeker van dat een ervan een man moest zijn. "Hallo? Is daar iemand?" Toen ik m'n hoofd in de richting van het geluid draaide zag ik even een flammetje flikkeren, voor het uitdoofde. Er was dus iemand anders hier, maar was het de persoon die ik zocht of iemand anders? Langzaam liep ik in de richting waarin ik het vlammetje gezien had. Nu m'n ogen iets meer gewend waren aan het duister, kon ik 2 andere personen zien in de ruimte. De een was de jongen die gevraagd had of er iemand was, de andere was een jonge vrouw die naast hem stond. Beide waren groter dan ikzelf en zelf op m'n hoge hakken voelde ik me klein naast hen. "Eum, hallo." Reageerde ik wat aarzelend terug op de begroeting van de vrouw. Waarom ben ik hier? "Woor m'n werk. Er werd me gevraagd om meneer Takahashi hier te ontmoeten." Even keek ik van de een naar de ander. Hadden ze iets soortgelijk meegemaakt misschien? Even knikte ik zachtjes toen ze me welkom heette, al had ik het idee dat ze niet bepaald de eigenaar van de plek was. Het was meer een vorm van beleefdheid. "Eum, ok." Ik richtte m'n blik op de jongen toen ze zei dat ze ging zoeken. Ik was niet bepaald de persoon om me te moeien met de zaken van iemand anders, dus liet ik haar maar begaan. Ik had m'n eigen redenen om hier te zijn en die waren vast niet dezelfde als die van haar.
Hoe moest ik hieraan beginnen? Wat ongemakkelijk bekeek ik de jongen even. Ik had niet bepaald het idee gehad dat er anderen waren gevraagd, maar als hij hier was, dan was daar vast ook wel een reden voor zeker? Na een aarzeling stak ik m'n hand naar hem uit. Als we hier beide waren, kon ik maar net zo goed m'n manieren laten zien. "Aangenaam je te ontmoeten. Ik ben Natsuki Tsukino. Met wie heb ik de eer als ik zo onbeleefd mag zijn om te vragen?" Ik had geen idee waar hij vandaan kwam, maar z'n accent was zeker niet hetzelfde geweest als het mijne, dus had ik er ook maar het raden naar wat beleefd was voor hem en wat niet. Dit ging nog lastig worden als het gezelschap internationaal was.
Matthew Samaël Darvell de Clermont • Gedaanteverwisselaar
Met m'n handen in m'n zakken liep ik door de gangen. Als je het lopen kon noemen eigenlijk. Het leek eerder alsof ik geen contact maakte met de vloer, maar kon je het me kwalijk nemen? Ik dacht het niet. Ik was tenslotte al 300 jaar dood. 300 jaar waarin de wereld drastisch veranderd was en ik eigenlijk niet meer wist wat wel en niet gebeurd was. Sommige dingen waren immers zo snel voorbijgegaan dat het leek of ik het me allemaal verbeeld had, want wat was 1 jaar, als je al een paar eeuwen rondliep? In de verte had ik de poort horen op en toe gaan, dus kon ik wel veilig besluiten dat de eerste toegekomen waren. Blijkbaar was het gelukt om ze hierheen te lokken. Het was zelf makkelijker geweest dan ik gepland had. Stelde niemand zich tevenwoordig dan nog vragen als je naar een onbekende plek werd gestuurd tenmidden van niets? Blijkbaar was de moderne wereld toch niet zo slim als ze zelf beweerden.
Rustig maakte ik m'n weg naar beneden. Ik had geen licht nodig om te zien waar ik heen moest. Ik kende de gangen ondertussen zo goed als m'n eigen broekzak en tegen een muur lopen zou me nu ook niet veel pijn doen eigenlijk. Even grinnikte ik zachtjes. Soms was het echt beter om dood te zijn. Voor een halve tel flitse m'n eigen dood weer door m'n hoofd, maar ik verbande de gedachte eraan snel weer. Onwetendheid. Het was nog steeds iets wat voor problemen zorgde. Waarom waren mensen altijd bang voor iets dat ze niet meteen begrepen? Zo slecht waren sommige dingen nu ook weer niet. Rustig liep ik het gebouw uit, de binnenplaats op. Vanuit m'n ooghoek zag ik het flikkerende lichtje van een sigaret die opgestoken werd. Dus iemand had zich al dieper het complex in gewaagd. Misschien moest ik maar eens gedag zeggen. Als ik geen zin had om het te laten merken, zag ik er immers compleet normaal uit en zou je niet vermoedden dat ik al lang dood was. Zodra ik naderde, merkte ik dat het een jonge dame was en nog een die aangenaam voor het oog was ook. "Zo'n schoonheid die zo alleen is. Het is haast pijnlijk om te zien." Subtieliteit was niet echt een van m'n sterkste punten, maar ach, wat maakte het uit. Rustig liep ik naar haar toe met die woorden. Ik had alle tijd van de wereld en momenteel had ik meer zin om met de uitgekozen slachtoffers te spelen dan in 1 keer alle kaarten te laten zien.
(sorry voor het wat laten wachten. M'n brein voelde echt aan als zaagsel in het weekend)
[ bericht aangepast op 17 aug 2015 - 18:36 ]
"Nothing is True. Everything is Permitted"