In haar grote ogen verschenen tranen. Haar zwarte lokken vielen voor haar diepbruin gekleurde ogen, en het gaf de blonde man medelijden met het arme meisje. Nooit was hij het eens geweest met de manier van handelen, maar hij moest er mee leren leven.
Zijn blauwe ogen keken afkeurend hoe een stok op haar arm terecht kwam. Haar arm, met de oh zo zacht uitziende porseleinen huid, vol met krassen, blauwe plekken, en verbrande plekken. Haar ogen straalden pure angst uit, totaal verloren, hopeloos maar bovenal smekend.
Smekend, smekend naar hulp. Want drie weken, vier dagen, drie uur en twee minuten in dit krot - hij had geteld - waren alles behalve luxe.
Hij draaide zich om van het afschuwelijke schouwspel en wilde weglopen, totdat hij een gil hoorde, die door zijn vlees zich in zijn botten boorde. Met een stevige ruk draaide hij zich om, en hij rende naar de kamer waar ze zat. "En nou opgedonderd!" Schreeuwde hij.
Door zijn lengte en bouw kon hij makkelijk iedereen op zijn weg aan de kant duwen. Nadat het meisje opnieuw gegild had, was er iets in hem gebroken. Al de slapeloze nachten dat hij haar gejammer aan moest horen, alleen het gevoel dat hij niets kon en mocht doen. Op dit moment kan het hem weinig schelen dat hij zijn baan en status kwijt kan raken, als hij maar zeker is dat het meisje in orde is.
De onderkant van zijn witte labjas zweefde over de grond, en zijn adem stokte toen hij eenmaal bij haar kamer was aangekomen. Hij trok de deur woedend open, en zijn maag maakte een salto; het meisje lag op de grond, en hij zweerde echt dat hij een straaltje bloed uit haar hoofd zag lopen.
Woedend richtte hij zich op de twee mannen. Hij beende op het grijnzende duo af, en hij werd nog misselijker door hun houding. "En nu verlaten jullie verdomme deze kamer, anders gaan er klappen vallen." Siste hij, met een duistere toon in zijn stem. De mannen verbleekten, niet gewend aan deze manier van praten, en zeker niet uit de mond van de blonde man. Hij werd namelijk erg gezien als de softie, de newbie, oftewel; de gozer die er niet veel vanaf weet.
Ze wisten niet hoe fout ze daar zaten.
In zijn geval is het echt schijn bedriegt. Hij ziet er misschien uit als een verlegen gozer, die nergens iets van durft te zeggen, in werkelijkheid is hij dat echt niet. Hij mag dan wel niet veel zeggen en nieuw zijn, een nietsnut is hij zeker niet.
Wat hem zeker onderscheidt van de rest, is zijn medeleven. Hij kan het echt niet hebben dat mensen op de manier zoals het meisje worden behandeld. Maar hij deed hier alleen maar aan mee om te laten zien dat hij wel wat kon in het leven.
Dat hij geen nietsnut was.
Dat hij beter was dan zijn ouders dachten.
Het enige waar hij ooit om gevraagd had, was om gezien te worden. Om een identiteit te hebben. Om niet als oud vuil te worden behandeld.
Dat was, waarom hij deze baan had aangenomen. In eerste instantie wist hij niet beter dan dat hij dag in, dag uit in een labjas moest lopen. Maar toen ze het meisje binnen voerden, wist hij dat het fout ging lopen.
En hij had er niet naast gezeten.
Hij knielde bij het zwakke lichaam. Het meisje droeg gescheurde kleren, en was zeker een tijd lang niet onder de douche geweest. Angstig kroop ze ineen toen hij voorzichtig voelde aan haar pols.
"Rustig maar. Ik doe je niets..." Zei hij geruststellend. Hij hielp haar overeind, en toen het meisje eenmaal tegen de muur aan zat, haalde hij een zakdoek uit zijn zak.
Hij drukte het tegen de hoofdwond. Met zijn vrije hand pakte hij haar hand, en drukte deze tegen de zakdoek. Hij liet los, en veegde een paar haarlokken uit haar gezicht.