Acis Griffin Ambrose
Hephaestus • Head Counseler • 21
Minimale seconden glijden voorbij op het moment dat ik aan de aankomende Hephaestus kinderen start te denken, waarna ik besluit om het onderwerp achter me te laten aangezien ik er niet over in wil zitten. Alsof mijn Goddelijke vader ook maar iets om me zou geven op het moment dat ik over hem in zou zitten, anders was hij wel eens op komen dagen binnen de grenzen van Camp Half—Blood. Hoofdschuddend laat ik mijn gedachten richting de twee jongedames naast me schuiven. Zojuist heeft de witblonde jongedame laten weten waarom ze hierheen was gekomen, maar het is het moment dat ze haar hand op mijn knie weet te plaatsen dat ik mijn wenkbrauwen in een verbaasde frons laat glijden.
“Maak je geen zorgen.”
Glimlachend voel ik een warm gevoel door mijn lichaam glijden door het gegeven dat een van mijn beste vrienden me op mijn gemak wil laten voelen rondom het onderwerp van mijn Goddelijke vader. Alhoewel ik er niemand over heb verteld, schenen ze perfect aan te voelen dat ik er enkele problemen mee ondervond. Voordat ik kan reageren op de geruststellende woorden starten de twee jongedames een gesprek over Nathaniel — een jongeman die ik niet bepaald kon peilen binnen Camp Half—Blood en waardoor ik ook niet begrijp dat zij hem zo fantastisch vonden. Echter, ik zou er zoals gewoonlijk mijn mond over houden aangezien ik me er niet mee wilde bemoeien.
Enkel op het moment dat Myah een zachte “ik mis hem” uit weet te stoten kan ik mezelf niet bedwingen en kijk met een fronsende gezichtsuitdrukking opzij. Waarom zou ze Nathaniel missen als ze hem de voorgaande dagen nog gezien had binnen het kamp? Verbeten klem ik mijn kaken op elkaar, aangezien ik de verwarde gevoelens eigenlijk niet wil voelen.
Wanneer ik mijn kijkers op mijn handen laat rusten, merk ik dat er kleine vlammen rondom mijn vingertoppen zijn verschenen welke ik direct laat verdwijnen. Stomme emoties en gevoelens — altijd de redden dat ik mijn krachten niet meer onder controle kon houden. Waarom was het voor andere Demigods zo ontzettend gemakkelijk was om hun krachten uit te oefenen, zoals Thalia met haar zweven. Echter, daarbij kon ik natuurlijk opmerken dat Thalia een dochter was van de grootste God aller tijden en dat daar bepaalde voordelen aan moesten zitten.
“Hebben jullie nog bepaalde dingen nodig voor de aankomende lessen?” Voor even laat ik mijn blik naar het mes van Thalia glijden. Wat ik er voor over zou hebben om zoiets te ontwerpen. . . “Vanavond ga ik toch nog wel even naar de smederij en dan kan ik wat tijd vrij maken voor speciale verzoeken van twee van de leukste meiden op Camp.” Er weet voor een halve seconde een jongensachtige grijns rondom mijn mondhoeken te verschijnen. Normaal hield ik niet van dat soort uitspraken aangezien ik zo simpelweg niet in elkaar zat, maar voor Myah en Thalia maakte ik maar al te graag een uitzondering om aan te geven wat ze voor me betekenden.
Nova Paislee Branch
Demeter • 18
Wanneer ik mijn kijkers in de exemplaren van de jongeman vast weet te haken, besef ik me plotseling dat ze een groene kleur hebben — een gegeven wat ik van te voren niet had durven verwachten van een zoon van Hades. Vanaf mijn kindertijd is groen mijn favoriete kleur geworden, simpelweg door het gegeven dat deze veel voor zal komen binnen de natuur en dat altijd een zwakke plek voor me is geworden dankzij mijn Goddelijke moeder. Bij de kijkers van de jongeman scheen het dat de kleuren van onze direct omgeving werden geabsorbeerd zodat ze alsmaar groener schenen te worden.
“Dus. . . Nova.”
Slechts door het gegeven dat hij mijn naam uit weet te spreken, voel ik mijn wangen weer licht verkleuren. Waarom kon hij me het gevoel geven dat hij het enkel en alleen al geamuseerd vond om met me te praten? Alsof dat hetgeen was waar hij het overige gedeelte van de dag van zou kunnen leven: wat natuurlijk gigantische onzin was.
“Je denkt dus de hele avond en dag aan me.” Alhoewel mijn wangen voorheen slechts een lichte kleur roze hadden, veranderen ze nu naar een dieprode kleur die overeen zal komen met mijn haren. Had ik daadwerkelijk gezegd dat ik zo vaak aan hem had gedacht? Dat was absoluut niet mijn bedoeling. . . Natuurlijk was hij wel in mijn gedachten geweest, maar constant? Nee. Dat zou ik nooit ofte nimmer van mezelf verwachten en kon het daarom niet geloven. “Maar, zodat ik een naam heb in je dagdromen: ik ben Blake.” De knipoog die hij me weet te geven zijn uiteindelijk de druppel die de emmer over doet lopen waardoor ik mijn blik beschaamd afwend. Wat was ik in hemelsnaam aan het doen met zo’n zelfverzekerde jongeman? Zelfs nu al voelde ik dat hij me naar zich toe probeerde te trekken zodat ik uiteindelijk alles zou doen wat hij maar zou willen — precies zoals de meeste andere Demigods in het Camp.
“I — Ik dacht niet de hele tijd aan je. Misschien is het beter als ik terug ga. . . Het spijt me.” Met een verontschuldigende blik kijk ik omhoog, niet bepaald zeker van het gegeven waar ik me voor verontschuldigde. Echter, ik zou wel iets fout gedaan hebben en ik was niet van plan om langer het onderwerp te zijn van zijn grappen. “Fijne dag,” mompel ik dan zacht en haast onhoorbaar.
[ bericht aangepast op 4 juli 2015 - 20:40 ]
•