• You're never safe


    Regels

    ° Minimum van 300 woorden.
    ° Bestuur enkel je eigen personage, tenzij
    je toestemming hebt van een ander.
    ° Geen Gary-Stu's en Mary Sue's.
    Ik lees alle rollen en zal er ook pietluttig
    op reageren als het niet goed is!
    ° 16+ is toegestaan.
    ° Naamsveranderingen doorgeven.
    ° Alleen ik maak nieuwe topics.
    ° Maximaal 3 personage's, in variatie.
    ° Ruziemaken doe je maar ergens anders.
    ° Reserveringen blijven 5 dagen staan.
    ° Geef mensen de kans om rustig te reageren.
    ° Hou het realistisch!

    Topics

    Rollentopics: 1
    Praattopics: 1, 2
    Speeltopics: 1


    ‘What would you do to survive a zombie apocalypse’


    In een zombie-apocalyps ben je eigenlijk nooit veilig, waar je ook bent en hoe veilig je je ook waant. Dat heeft deze groep wel geleerd, een groep die ontstaan is uit andere groepen, maar de rest is allemaal al dood. Nu hebben ze elkaar gevonden en proberen ze zo goed mogelijk te kunnen overleven.
    Het speelt zich af in een bos en bergachtig gebied, ongeveer een jaar later, waar kleine dorpjes verspreid liggen. Er lopen snelwegen doorheen die naar grotere steden leiden. Eens in de zoveel tijd vinden ze een plek om zich te vestigen, maar ze kunnen er nooit lang blijven. Momenteel verblijven ze in een goedkoop uitziend motel. Sommigen willen er blijven. Ze hebben eindelijk eigen kamers en een beetje privacy. Anderen willen zo snel mogelijk weer weg en een volgende plek zoeken.
    Nu zijn zombies niet het enige gevaar. Mensen kunnen net zo dodelijk zijn, maar uitdroging en ondervoeding ook. Morale kwesties en verschillen verdelen de groep al snel.

    Rollen

    Vrouwen
    ° Elín Nystrøm | 23 | Merlyn 1,1
    ° Evélyne Ophèlie Maely Gagnon | 27 | Sabaism 1,1
    ° Lene Nevaeh Undén | 16 | Marrish 1,2
    ° Samira Williams | 26 | Michonne 1,4

    Mannen
    ° Solomon Webster | 32 | Michonne 1,2
    ° Benjamin Declan Mitchell | 37 | Sobremesa 1,1
    ° Basilisc Messiah Ainsworth | 29 | Sand 1,3
    ° Merle J. Dixon | 48 | Apocalyptic


    Zombies

    ° Besmetting komt door een beet, niet door bloed. Het virus hangt in de lucht, dus als je doodgaat, verander je alsnog.
    ° Je doodt ze door door hun hersens te schieten/snijden, wat dan ook.
    ° Hun lichamen vergaan extreem langzaam.
    ° De snelheid van die zombies ligt aan de lichamelijke gezondheid. Vergane/half opgegeten zombies zijn langzamer, maar dikke zombies ook.


    Foto's van het motel
    Het hotel heeft in totaal 12 kamers op de bovenverdieping, allemaal identiek, op de hoekkamers na. Die hebben drie lossen bedden in plaats van een tweepersoonsbed. Beneden zijn geen kamers, maar een keuken, een eetzaal, de lobby en een bar.






    [ bericht aangepast op 10 feb 2015 - 15:49 ]


    Your make-up is terrible

    Basilisc • Bash • Messiah Ainsworth

    Alhoewel mijn dromen geen concrete vormen aannemen, weet ik instinctief dat ik daar blij om zou moeten zijn. Geluiden welke me terug weten te slepen naar het verleden dreunen in mijn oor heen en weer, terwijl ik mijn best doe om de dromen voor te blijven en mezelf er niet aan toe te geven. Sinds het uitbreken van het virus slaap ik licht en word ik wakker door alle mogelijke geluiden, waardoor dromen iets is wat ik in tijden niet heb gedaan. Nu we gisteren een motel zijn binnen gedrongen om een groep zombies voor te blijven, voel ik echter aan mijn lichaam dat de vermoeidheid langzaamaan omhoog komt gekropen. Voor een aantal seconden besluit ik mezelf toe te geven aan de warme slaap, totdat het gezicht van Jacinth van het ene op het andere moment op mijn netvlies komt te staan en ik met een ruk overeind schiet in het oude bed.
    Vanaf de andere kant van de kamer zie ik Cilver’s kop waakzaam omhoog glijden, waarbij ze stil blijft op de plaats waar ze is — op het voeteneinde van het bed waar Elín op dit moment in slaapt. Alhoewel Cilver het grootste gedeelte van het afgelopen jaar dicht bij mij heeft geslapen, heeft ze sinds enkele weken besloten om Elín haar warmte te geven gedurende de nacht. Niet dat ik daar enige vorm van commentaar op kon hebben: Elín was een van de personen die ik alles zou willen geven om haar maar beter te laten voelen over de gehele situatie rondom de uitbraak van het virus.
          Geluidloos laat ik me van het bed glijden en rek mijn lichaam enkele malen uit. Hoelang was het überhaupt geleden dat ik in een pyjama of in ieder geval zonder kleding had geslapen? Mijn spijkerbroek is vuil en zit vol met vouwen, terwijl mijn zwarte t—shirt verschillende plekken laat zien: variërend van bloed tot zweet en andere dingen waarvan ik de oorsprong al niet meer kon herinneren. Snel stap ik in mijn werkschoenen, die het afgelopen jaar meer hebben moeten verduren dan alle tijd bij elkaar in de garage. Nadat ik ze vast heb weten te maken, laat ik mezelf op een van de stoelen in de ruimte zakken en sleur mijn rugzak naar me toe. Eigenlijk kon ik niet “mijn rugzak” noemen aangezien ik hem heb meegenomen uit een pand waar ik met een voorgaande groep in heb verbleven voor een korte periode. Hoogstwaarschijnlijk was hij van een persoon geweest die de uitbraak voor had willen blijven, te zien aan de inhoud: een professionele waterfles, een klein zakmes dat niet gebruikt kon worden tegen de zombies (helaas), een fijn gebonden touw en zelfs een zak aanmaakblokjes voor het geval iemand vuur zou willen maken.
    Mijn eigen schaarse bezittingen zijn tevens in de tas beland: de vijl en de schroevendraaiers (de hamer hing ik altijd achter mijn riem), de hondenkoekjes die ik uit een vervallen winkel heb meegenomen voor Cilver en een oude lederen jas die van mijn vader is geweest met het logo van de garage op de bovenarm. Het zwarte vest dat ik ooit van een overleden groepsgenoot heb gepeld trek ik er vervolgens uit, waarna ik het aan begin te trekken — wie weet wat voor weer het zou worden vandaag.
          ‘Elín.’ Mijn stem is zacht en rustig, aangezien ik haar niet ruw wakker wilde maken. Cilver scheen direct te reageren op mijn woorden en komt overeind op het bed — waardoor ik er weer aan wordt herinnerend dat ze nog steeds aan het groeien is. Wanneer Cilver zacht met haar snuit tegen Elín’s middel drukt, kan ik niet anders dan licht glimlachen. ‘Elín, rise and shine — tijd om te kijken in wat voor godvergeten oord we deze keer zijn beland,’ laat ik er dan ietwat harder achteraan volgen.

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 15:42 ]





    Baily Desmond Alston

    _______________________________________________



    Met een stoot schrok ik wakker uit mijn nachtmerrie en direct zat ik rechtop in bed. Het was niet de eerste keer dat ik zo wakker was geworden, en het zou ook zeker niet de laatste keer zijn, maar het was wel een verrassing dat ik mijn omgeving niet direct herkende. Normaal gesproken waren schimmen van bomen of de sterren het eerste wat ik zag. Nu keek ik recht tegen een muur aan. Een aantal seconde bleef ik luid ademend zitten en al snel kwamen de herinneringen van de dag ervoor terug. We waren uit ons oude gebied verdreven en tijdens het vluchten waren we fortuinlijk genoeg geweest om dit gebouw te vinden: een vervallen motel, maar met genoeg bedden voor ons allemaal.
          Ik keek met vermoeide ogen de kamer rond en zag dat alles nog hetzelfde was als voorheen. Mijn spullen lagen nog steeds naast mijn bed, met mijn machete bovenop mijn tas, zodat ik deze snel kon pakken als het nodig zou zijn. Ik liet me met een zucht terugvallen in het kussen en ik kroop weer terug onder de dekens. De beelden uit mijn droom begonnen uit mijn gedachten te verdwijnen, maar de gevoelens van paniek en verdriet zouden nog uren blijven hangen. Ik snoof en probeerde de tranen binnen te houden terwijl ik naar het bed naast me keek. Het leek erop dat Lene nog aan het slapen was en ik was blij dat ik haar niet onnodig wakker had gemaakt.
          Lange minuten bleef ik zo liggen, met mijn ogen dichtgeknepen alsof dat het proces van in slaap vallen zou versnellen. Ik kon nog steeds de stemmen van Rose en Daniel voor me halen en ik hoopte bijna dat ik ze zou vergeten. De herinnering van hun stemmen deed nu haast nog meer pijn dan het feit dat ze weg waren.
          Opeens werd ik overvallen door het verlangen naar een sigaret. Ik had er nog één in mijn tas zitten en als dat mijn zenuwen niet zou kunnen bedaren, zou ik echt de lul zijn. Zonder meer te bewegen dan nodig was, reikte ik met mijn arm in mijn tas en ik probeerde zo stil mogelijk het kleine voorwerp te vinden. Na een aantal seconden had ik de peuk gevonden en mijn aansteker lag er gelukkig vlakbij. Even wilde ik in bed blijven liggen tijdens het roken, maar met mijn knulligheid zou het te makkelijk zijn om de as op mijn borst te laten vallen of mijn kussen in de fik te steken. Niet bepaald fijn.
          Ik klom uit bed, trok een paar sokken en mijn hoodie aan en ten slotte liep ik naar het enige raam in de kamer. Ik voelde even of deze makkelijk en op een veilige manier te openen was en toen dit zo bleek te zijn, checkte ik of het raamkozijn stevig genoeg was. Deze was gemaakt van beton en vormde éen geheel met de muur, waardoor het meer op een muurtje leek dan een raamkozijn. Dankzij mijn kleine postuur, paste ik met een beetje moeite prima in de opening en ik stak snel mijn sigaret op. Door mijn hoofd half naar buiten te laten hangen, zorgde ik ervoor dat de rook uit het raam zou ontsnappen. Ik wilde Lene niet lastigvallen met mijn slechte gewoontes.


    Caution first, always.


    Ryan Young

    Paniekerig opende ik mijn ogen. Ik tastte met mijn hand wat op de grond, in de hoop om mijn bril te vinden en hem niet ben kwijtgeraakt gisterenavond. Een golf van opluchting ging door me heen zodra ik hem gevonden had en op mijn neus had gezet. Zonder mijn bril zou ik echt niets zijn. Niet dat ik dat met bril wel was, maar zo kon ik tenminste wat zien. Nog voordat ik uit bed kon vallen aangezien ik op de rand van het bed balanceerde rolde ik weer terug en ging rechtop zitten.
    Gisterenavond waren we bij een motel aangekomen. Nog steeds kon ik niet geloven dat we serieus een warme en veilige plek hadden waar we konden blijven. Oké, er waren wel een paar kapotte ramen en enkele gaten, maar dat maakte het niet minder geweldig. Een paar van ons sliepen met zijn tweeën in één kamer. Het zou mij niet zoveel uit hebben gemaakt als ik samen met iemand anders in een kamer sliep maar ik denk dat ik niet alleen voor mijzelf spreek als ik toegeef dat wat privacy wel fijn is. Ik mocht dan wel één van de eersten in de groep zijn maar volgens mij was ik de enige - op een paar nieuwelingen na - die nog niemand goed kende. Natuurlijk kende ik de namen, ik haalde ze alleen steeds door elkaar. Misschien niet de beste manier om mensen te leren kennen.
    Nog altijd wat slaperig hees ik mezelf in mijn spijkerbroek waar hier en daar wat gaten en scheuren in zaten. Ik had nog een andere in mijn rugzak zitten die ik overal mee naar toe sleurde, alleen deed ik die pas aan wanneer deze helemaal kapot was. De veel te grote groene sweater die ik gisteren op de grond had neer gegooid trok ik over mijn hoofd waarna ik mijn net iets te kleine Nikes aantrok. Een hand door mijn warrige haar was al goed genoeg om het weer terug op zijn plek te laten vallen.
    Ik hoorde een paar deuren open en dicht gaan, wat voor mij het teken was dat er al mensen wakker waren. Toch wat zachtjes liep ik de kamer uit en de trap af. Een paar mensen van de groep waren al beneden. Niet echt oplettend slenterde ik maar naar een plekje bij een raam en ging tegen de muur aanzitten. Pas wanneer ik eenmaal zat barstte de hoofdpijn door. Gisteren was ik gevallen toen we weggingen. Niet dat dat nou zo verrassend was, ik kwam alleen nogal hard op mijn hoofd terecht. Zachtjes wreef ik wat over mijn hoofd en duwde mijn bril maar wat terug op mijn neus.

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 17:51 ]


    Dear Molly. Watching over Fred like you have been watching over Harry all these years. Love, Lily.



    Isadora “Isis” Vale


    Mijn ademhaling is de gehele tijd met schorre stoten over mijn dunne lippen gerold toen ik me uiteindelijk vastgeklampt had aan een hoge boomtak. Onder me waren zeker een stuk of tien zombies en meerdere nare rillingen schoten over mijn tengere lichaam heen, terwijl mijn blik krampachtig op de vieze wonden en enge ogen gericht waren van de zombies beneden. Het was maar goed dat er uiteindelijk iemand aankwam, want het kon me toen niet veel schelen wie het op dat moment zou zijn. Zelfs al was het net zo erg als de man die daadwerkelijk kwam opdagen. Desalniettemin vond ik zombies, die me aankeken als een prooi, erger dan de desbetreffende man. Merle, leerde ik later. Hij was intimiderend en een lastige man om te ontrafelen. Ik begreep nog niet hoe hij in hemelsnaam al die walkers kon uitschakelen... Wat zou hij voor de reddingsactie willen? Nu sta ik bij hem in het krijt en ik weet niet precies wat ik daarvan moet vinden.
    Het voelde goed om een matras sinds lange tijd onder mijn lijf te voelen, hoewel ik eerst de lakens van mezelf moest controleren en onder het bed keek. Samira daarentegen plofte direct neer, nadat ze haar schoenen en broek uit had gedaan. Ze had veel lef en soms realiseerde ik me dat ik tegen haar opkeek op enkele momenten, zij rende in ieder geval niet als een angsthaas weg als het erop aankwam. Natuurlijk weet ik wel dat ik moed kan hebben, maar het is bijwijlen nog altijd lastig voor me om te weten dat ik niet bij mijn broer ben – de enige die nog in leven is van ons gezin. Ten minste, dat zal toch wel? Hard beet ik op mijn onderlip, die direct een donkerrode kleur krijgt. Ik heb me een aantal keer omgedraaid, maar doe uiterst rustig als ik eerder wakker blijk te zijn dan de jongedame met wie ik de kamer deel.
          “Isis,” hoor ik opeens een zachte toon mijn richting op dwalen. “Ben je al wakker?” Er komt een zachte glimlach op mijn lippen, terwijl ik me uitrek en besef dat ik toch redelijk goed geslapen heb. Na vannacht is dit toch zeker eens fijn, zelfs al spelen die verschrikkelijke OCD – trekjes soms eens op.
          “Ja,” grinnik ik zachtjes, waarbij ik mijn gezicht naar haar toedraai. “ik wilde je niet wakker maken. Heb je goed geslapen?” vraag ik haar, terwijl ik iets overeind kom en mijn shirt naar beneden trek, die ooit mooi wit was geweest. Zachtjes lach ik om haar rommelende maag, waardoor ik mijn hand voor mijn mond sla en kort mijn ogen sluit. “Misschien heeft Solomon nog wat voedsel gevonden dat te gebruiken is hier.” Rustig sta ik op, kijk hierbij naar mijn blote voeten en pers mijn lippen op elkaar. Waar zijn mijn schoenen? Het lijkt me zo vies om hier zonder iets om je voeten rond te lopen... Ik rek me uit naar mijn schoenen, die bij het einde van mijn bed staan en trek de sokken als zowel schoenen aan. Daarna sta ik op en haal mijn vingers door mijn haren, als een soort kam, om vervolgens een slordige vlecht te maken. Het is een geluk bij een ongeluk dat we kamer twee hebben, een even getal, waardoor ik me niet zo ongemakkelijk zal voelen. Al ben ik erg opgelucht dat we al een dak boven ons hoofd hebben en geen walkers te bekennen zijn. Althans, nog niet.

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 18:31 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.


    Samira Williams

    "Ja," komt er grinnikend vanuit het andere bed en ik zie haar gezicht naar mij toe gedraaid worden. "ik wilde je niet wakker maken. Heb je goed geslapen?"
          "Beter, ja," antwoord ik. "Jij?"
          Isis komt half overeind en lacht om mijn rommelende maag. Ik kom ook overeind, maar blijf rustig zitten terwijl ik de kamer rondkijk. Je kan de kamer niet groot noemen, maar groot genoeg voor drie personen, er staan immers drie bedden. Wij zijn maar met z'n tweeën, dus hebben we genoeg ruimte voor onszelf. Alles is wat versleten en duidelijk gebruikt, maar dat deert me ook allang niet meer. Alles wat we tegenkomen is al gebruikt door anderen, anders hadden we in een winkelcentrum moeten gaan zitten.
          "Misschien heeft Solomon nog wat voedsel gevonden dat te gebruiken is hier," oppert ze.
          "Als hij het zelf niet opgegeten heeft, ja," mompel ik terug, die gast kan je daarin toch niet vertrouwen naar mijn mening. "Maar we kunnen het vragen."
          Isis staat op en reikt zich al naar haar schoenen. Terwijl zij zich 'klaarmaakt', volg ik haar voorbeeld en trek ik mijn broek weer aan. De spijkerbroek is ondertussen al wat verbleekt en zit strak rond mijn benen, maar hij is nog heel en daar ben ik maar wat blij mee. Ik zoek mijn sokken bij elkaar en pak daarna de laarsjes op de ik erbij aanhad. Soepele, leren laarsjes die ik van iemand stijve voeten gejat heb. Ik had het nooit voor mogelijk gehouden, maar ik heb het toch gedaan. Aan mijn haar valt weinig te doen. Sinds ik de middelen er niet meer voor heb, vind mijn haar het leuk om te kroezen en alles te doen wat ik niet wil, waardoor ik enkel het elastiekje opnieuw erin doe, zodat alle losse plukken weer bij elkaar gebonden zijn. Ineens klinkt er een bons vanuit een andere kamer.
          "Wat is dat nou weer? Ik weer zeker dat er geen dooien meer zijn. Is er iemand uit bed gevallen?" vraag ik aan Isis met een frons, waarna ik zacht moet lachen omdat ik het al voor me zie. "Laten we Solomon eens opzoeken."
          Ik werp twijfelend een blik op mijn rugzak en mijn wapens, maar besluit enkel het mes onder mijn kussen vandaan te vissen en die aan mijn riem te hangen. Als er iets gebeurd, kan ik vast nog wel terug om het te pakken... Maar ik verwacht niet dat er iets gebeurd. Als ik de deur van de kamer open, is het niet verlaten op de overloop. Aan de overkant staat een vreemde man die ik nog nooit gezien heb, hij is al wat ouder en ziet er smerig uit. Al kan ik niet zeggen dat sommige van ons er schoner uitzien. Mijn shirt is gewoon te donker om de vlekken te zien. Op zijn witte hemd zijn ze echter een stuk duidelijker, maar het vreemdste zal wel de metalen koker om zijn arm zijn met een mes eraan. We hebben gister een gewonde man mee naar binnen genomen, zoveel weet ik dan weer, maar die had een hoofdwond en hij zeker niet. Hij was hier ook gisteravond nog niet toen we kamers doorzochten, we hebben alles gehad.
    "Eh, goedemorgen," mompel ik tegen de vreemde man, waarna ik snel de trap naar beneden afloop en Solomon tegenkom, die zit te roken op twee poten van een stoel en nog altijd de wacht lijkt te houden. "Dus, hebben we eten?" vraag ik hem.
          "Ja, keuken," mompelt hij enkel onduidelijk door de sigaret die in zijn mondhoek bungelt.

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 19:02 ]


    Your make-up is terrible

    Merle Dixon


    Wanneer ik mijn kamer uit ben gelopen, sta ik oog in oog met een jong meisje. Haar haren zien er wild uit, ook al heeft ze deze in een staart gedraaid. Ze zag er goed uit.
    "Eh, goedemorgen," groet ze me een tikkeltje ongemakkelijk voordat ze de de trap afgaat. Ik heb niet eens de kans om haar wat te vragen. Wanneer ik me omdraai om de rest van de verdieping te verkennen, staart een paar bruine ogen me aan.
    "Damn, Mary-Ann.." fluit ik tussen mijn tanden wanneer ik haar van top tot teen bekijk, een kleine grijns op mijn gezicht. Weer een jonge vrouw. "Ziet er naar uit dat ik een goudmijntje gevonden heb, hm?"
    Deze vrouw, onmogelijk ouder dan 25, zag er een stuk ruiger uit dan de meisjes die ik eerder zag. Ze leek een beetje op Mary-Ann, een vrouw die ik weleens oppikte uit de bar. Zij had ook lang donker haar en tatoeages over haar hele lichaam, al was het gezicht van die kleine slet een stuk ouder dan het gezicht van dit meisje. Zou deze hier ook een tijger tramp stamp recht boven haar kont hebben?

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 19:21 ]


    ars moriendi


    »Gabriel Ace Davis.
    Heel lang was ik niet buiten westen. Blijkbaar gebeurde het, wanneer je een hoofdwond had, sneller dat je je bewustzijn kon verliezen. Weer iets geleerd. Hoogstens tien minuten moet ik eruit hebben gelegen. Het waren maar tien minuten, maar genoeg om me te doen realiseren dat ik écht nog niet klaar was om weg te gaan. Dan zat er maar een ding op: naar buiten toe gaan en kijken door wat – wíé – ik was gered. En ook om te kijken of er ergens pijnstillers waren. Ik was niet de persoon om snel naar medicijnen te grijpen, maar daar had ik nu even geen boodschap aan.
          Mezelf overeind te hebben gehesen strompelde ik naar de deur. In de spiegel die vlakbij hing zag ik mezelf. Smerig, gewond, een baard die langer was dan dat ik normaal toestond. Ik leek wel een wildeling.
          Kort bleef ik bij de deur staan. Ik hoorde geluiden op de gang. Doordat ik de laatste tijd voornamelijk alleen heb rondgezworven, was ik gelijk alert. Dit vervaagde echter snel toen ik het woord ‘goedemorgen’ opving. Dat had ik al in een hele lange tijd niet meer gehoord.
          De overloop was redelijk groot. Aan de kamernummers te zien was ik niet in een huis, maar een motel of hotel. Waar je ook maar de meeste mensen kon wegstoppen. Het gaf wel een veilige indruk. Je was er met meer dan alleen jezelf dus je hoefde niet constant alle voelsprieten uit te hebben staan om iets op te kunnen vangen.
    Tevreden met dat idee keek ik in het rond. Er waren verschillende levensvormen aanwezig maar erg veel zin had ik niet om met ze te praten. Ik hield mijn blik naar beneden gericht in het voorbijgaan. Hoe minder ik mezelf hoefde te verantwoorden, hoe beter.
          De houten trap kraakte onder mijn gewicht toen ik mijn weg naar beneden maakte. Halverwege zat een jongedame. Waarom in de vredesnaam zou je midden op een trap gaan zitten? Dacht ik bij mezelf. Sommige mensen.
    Heel subtiel had ik in eerste instantie langs haar heen willen glippen, maar ze was op zo’n manier gaan zitten dat ik met geen mogelijkheid er langs kon zonder haar aan te raken. En dan zou ze me zeker wel opmerken.
    Ik schraapte mijn keel meerdere malen. Door de eenzaamheid had ik ook al een tijd niet meer tegen een ander levend wezen gepraat, als je de keren dat ik mezelf had vervloekt niet meerekende dan.
    ‘Zou je allicht aan de kant kunnen gaan, ik moet er langs’ gromde ik niet al te vriendelijk. Dat was geheel uit context met de inhoud van mijn vraag. Ik had deze ook op een heel andere manier kunnen stellen, maar mijn hoofd stond er niet naar. Letterlijk.
          Als ik alles bij elkaar optelde dan had ik al vier mensen gezien. Dat was nogal wat, helemaal als ik na ging dat de rest van de kamers waarschijnlijk ook wel bezet zouden zijn. Hoe groot was deze groep? Ik was nieuwsgierig, aan de andere kant wilde ik het niet weten. Nu het wegglippen niet mogelijk was moest ik ook nog iets anders weten. Hoeveel mensen hadden me van de straat gesleept en hoe groot was mijn schuld bij hen.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    ELÍN NYSTRØM



          Ik hoor een stem mijn naam zeggen, maar ik heb geen zin om het bed uit te gaan, ondanks dat het een oud, niet al te fris bed is. Als de wereld nog normaal zou zijn, had ik waarschijnlijk geklaagd over de kwaliteit van het bed, maar het is lang geleden dat ik voor het laatst in een echt bed geslapen, dat het aanvoelt als een bed uit 's werelds luxste hotel.
          'Låt mig sova,' murmel in het Zweeds, wanneer ik me nog eens omdraai. Het is duidelijk dat honden geen Zweeds verstaan, gezien Cilver, Bash' hond, haar kop tegen mijn middel duwt. ‘Elín, rise and shine — tijd om te kijken in wat voor godvergeten oord we deze keer zijn beland,’ zegt Bash zelf. Een zachte zucht komt over mijn lippen, waarna ik toch de dekens maar van me afsla. Cilver blaft hierbij protesterend, omdat ze onder de dekens terecht kom. Ik trek de dekens een stukje terug, waardoor Cilver weer bevrijdt wordt.
          'Niet naar me kijken, ik heb nog geen mascara op,' meld ik Bash. De meesten zullen me voor gek verklaren dat ik nog moeite doe om mascara op te doen, maar ik vind het zelf prettiger en het is niet alsof ik het hele mascaraflesje er in één keer op smeer. Ik maak enkel mijn lange wimpers zwart, ik vind het maar niks wanneer ze zo licht zijn. Ik kan het ook niet echt veroorloven om er veel op te smeren, gezien ik nooit weet wanneer ik weer een bruikbare mascara tegen kom. Gelukkig heb ik wat trucjes waardoor ik er wat langer mee kan doen.
          Na even rommelen heb ik het gevonden en pak ik mijn kleding, waarop ik de kleine badkamer in glip. Er zijn mensen die in hun dagkleding slapen, maar ik vind het zelf niet echt prettig. Het kreukelt daardoor enkel sneller. De zwarte shorts en het rode hemdje waar ik in slaap nemen toch bijna geen ruimte in in tas, dus ik gebruik die gewoon. Niet dat mijn kleding brandschoon, maar goed.
          Wanneer ik in de badkamer ben, trek ik eerst mijn dagkleding aan, die bestaat uit een spijkerbroek en een zwart shirt met half lange mouwen. Hierna breng ik het dunne laagje mascara aan, om vervolgens de badkamer weer te verlaten. Ik ben er nog steeds blij dat ik mijn lange, platinablonde lokken korter geknipt heb, gezien ik zo nog nauwelijks knopen er in krijg, wat een hoop gedoe scheelt.
          'Nu mag je weer kijken,' grinnik ik tegen Bash, terwijl ik me op bed laat zakken om mijn sokken en sneakers aan te trekken. Wanneer ik weer opkijk, valt mijn blik op Bash' vieze shirt en bijt ik peinzend op mijn onderlip. 'Volgens mij zijn er een paar leegstaande kamers en bedden die niet gebruikt worden. Misschien kan ik een nieuw shirt voor je maken van de lakens of gordijnen,' opper ik. 'Als je dat zou willen tenminste. Ik weet alleen niet zeker of ik nog genoeg draad heb, en ook niet in hoeverre het lukt zonder naaimachine,' murmel ik er achteraan. Voor de apocalypse had ik al bijna altijd een naald en draad bij me, je weet tenslotte nooit wanneer je plots een gat in je kleding krijgt. Ik heb nu ook nog steeds wat draad, maar ik heb het afgelopen jaar redelijk wat gaten en scheuren in broeken en shirts weer dichtgenaaid, waardoor ik nu niet veel meer over heb.
          'In elk geval, laten we eerst maar eens kijken wat ze hier allemaal hebben.'

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 21:02 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Jessica Crimson.
    Op het moment dat ze haar laatste riem vastklikt op haar laars, recht ze zich weer op. Ze had hoofdpijn en als ze eraan dacht dat ze van de nacht werd weggedreven met de groep om naar een andere plek te gaan, maakte het haar humeur er niet veel beter op. Daarbovenop had ze een enkele blik op Gabe mogen werpen en het werd er niet beter op.
          Voor een seconde sloot ze haar ogen vermoeid en liet ze een zachte zucht. Tegelijkertijd wreef ze met haar vingertoppen over haar voorhoofd. Eigenlijk had ze totaal geen zin in sociale bezigheden, maar als ze iets wilde vreten – moest ze wel. 'Damn, Mary-Ann,' had er vlak naast haar geklonken. Een fluit kwam in haar oren terecht, wat waarschijnlijk van dezelfde persoon afkwam, wat haar geïrriteerd maakte en cynisch een wenkbrauw optrok. Was dit nou naar haar gericht? Alsof de Heer daarboven wist dat zij juist níet gestoord wilde worden, sloeg hij haar zin tegen de wind in en had hij voor een sociaal gesprek gezorgd. Niet dat ze daar al te blij mee was – de man leek geen respect voor vrouwen te hebben, wat haar ergens wel héél erg aan iemand deed denken..
          'Ziet er naar uit dat ik een goudmijntje gevonden heb, hm?' Jessica draaide zich om naar de man, op het punt om een bijtende opmerking te maken – ze was toch zeker geen voedselwaar, maar stokte in haar woorden. “Wa –“ Haar donkere ogen waren zojuist vergroot en haar keel werd opeens wel heel droog.
          'Verdomme, kun je dan de jongens niet eens entertainen? Wat ben jij godverdomme voor dochter?' Pets. En ja, daar had ze weer een blauwe plek op haar gezicht, terwijl er een kleine, bloedende snee in haar wang zat. In zijn hand had hij furieus een zakmes vast en op het punt dat hij nogmaals wilde toeslaan, deinsde ze achteruit.
          Dat was ook precies wat ze nu deed. Haar ogen waren verstard, dachten aan hetgeen wat in haar verleden gebeurde, maar schudde snel die gedachte weg. “Rot op,” vermeldde ze hem – misschien ietwat confuus en haar ogen gericht op de grond. Hoeveel geluk mocht ze hebben als ze een replica van precies díe man kon tegenkomen en het ook nog eens overleefd had? De sfeer die ze zojuist voelde, was zo snel omgeslagen in iets ongemakkelijk dat ze daar het liefst weg wilde.
          Ze nam een diepe zucht en vermande zichzelf. Dit was heel iemand anders! Niks 'an. Hoeveel van zulke klootzakken had ze zich nu al van zich afgeslagen? Precies, genoeg. In haar verleden, met dat ze in haar pubertijd kwam, moest ze al op zichzelf opkomen. Ze had de koppigheid van haar vader, hell – ze had zowat al zijn eigenschappen overgenomen; ze zou zich niet op haar kop laten zitten door hem.
          “Vertel eens van dat ongeluk,” zei ze met een emotieloos gezicht, terwijl ze hem aankeek. Echter, was deze snel veranderd waarop een smalende glimlach sierde. “Je wou toch niet zeggen dat je met dat gezicht geboren bent?” En met die woorden, hopelijk haar laatste tegen hem, liep ze met een stijlvolle pas weg.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    [Oeps - een late mijn topics ;x]


    “A queen will always turn pain into power.”



    Evélyne 'Eve' Ophèlie Maely Gagnon


          Het licht kwam bij de trap niet geheel door, waardoor ik mezelf aan de kant drukte en naar de muur aftastte. Echter verliet een kleine grom m'n mond, toen mijn vingertoppen de dikke laag stof raakten. Het was gelukkig geen allergie van mij op stof allergisch te gaan reageren, gezien ik dan alvast overal uitslag zou hebben en zou niesen.
          Het gevoel om weer compleet te herstellen van de afgelopen dagen, was onverdraaglijk. De laatste dagen was het nog minder, en dan moet je in de nacht vluchten voor zombie's -- een geweldige vorm van achtervolgingen. Het geluk lag die avond aan onze kant, aangezien we ons degelijk konden verdedigen -- desalniettemin hadden we nog een motel gevonden, waar de laatste zombie's binnen ook uiteindelijk werden afgeslacht.
          Moeizaam verplaatste ik m'n lichaam naar het midden van de trap, waar ik me halverwege als een lompen pop op de trap treden liet vallen. Met een kreuntje, dat m'n lippen verliet -- begroef ik mijn hoofd in mijn handen. M'n blonde lokken vielen als een licht gordijn om m'n hoofd heen, terwijl ik met m'n ellebogen op mijn knieën steunde. Het zou kunnen bestempeld worden als een positie van frustratie, echter was het bij mij de vermoeidheid die m'n lichaam in z'n macht had.
          Het is alsof ik een aanwezigheid achter me voelde, alhoewel de mogelijkheid groot was -- dat het een ,,waanvoorstelling" kon zijn, gezien ik het gewend was op te passen, met zombies. De gedachte van net werd uiteindelijk duidelijk gemaakt, doordat er voetstappen op de trap te horen waren.
          "Zou je allicht aan d eland kunnen gaan, ik moet er langs," de stem die in m'n gehoorvliezen weergalmde -- kwam me ergens vaag bekend voor. Uiteindelijk haalde ik de handen voor m'n gezicht weg en kwam in een sloomheid van een slak overeind, voordat ik mezelf omdraaide en met m'n handen snel mijn vest glad streek en in een gezicht van een man keek. Heel even kneep ik m'n blauwe kijkers samen, voordat ik me woordloos omdraaide en zelf de trappen afstrompelde -- ook dit in een tempo wat niet onder snel zou kunnen bestempeld worden.

    [ bericht aangepast op 2 feb 2015 - 21:09 ]


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    Merle J. Dixon


    Mary-Ann deinst achteruit alsof hij haar zojuist geslagen had. “Rot op,” zegt ze met een klein stemmetje, haar blik gericht op de grond. Merle fronst. Hm. Ze zag er stoerder uit dan ze was. Misschien droeg ze al die zwarte S&M-troep wel gewoon om er zelfverzekerd uit te zien. Gezien haar bange reactie van zo even leek het er wel op. Hij wil zijn mond opendoen om wat terug te zeggen, wanneer hij ziet dat ze zich vermand en rechtop gaat staan. Merle trekt zijn wenkbrauwen op, zeer benieuwd wat er nu gaat komen en kijkt haar met een stom grijnsje aan.
    “Vertel eens van dat ongeluk,” zegt ze dan. Haar lippen krullen op tot een glimlach als de zijne. Even denkt Merle dat ze wil beginnen over zijn rechterarm: zijn mes-hand was nu eenmaal bij iedere nieuwe ontmoeting een dankbaar onderwerp voor gesprek. Maar voordat hij zelf ook maar kan beginnen, gaat ze door.
    “Je wou toch niet zeggen dat je met dat gezicht geboren bent?”
    Een moment lang is hij met stomheid geslagen. Maar het duurt niet lang voordat een hees maar bulderend gelach haar weg vindt van Merle's buik tot aan zijn mond. Kijk. Daar was de pit waar hij op gehoopt had. Ze draait zich om om weg te lopen, haar enorme kisten klikkend op de vloer.
    "Kijk, daar is mijn Mary-Ann," grijnst hij met een zelfingenomen gezicht. Zijn ogen glijden over haar lichaam wanneer ze van hem wegloopt. Verdomme, hij had het echt goed getroffen hier. Hij geeft haar een knikje wanneer ze haar hoofd omdraait om naar hem te kijken. "Een dame met ballen. Daar hou ik van, pop. Heb jij even geluk."

    [ bericht aangepast op 2 feb 2015 - 15:31 ]


    ars moriendi

    Basilisc • Bash • Messiah Ainsworth

    Grinnikend aanschouw ik het toneelspel dat voor me aan het afspelen is — Cilver die blaffend onder de dekens terecht komt, Elín die vervolgens ietwat weet te mompelen over het gegeven dat ze geen make—up op heeft en verward in haar spullen start te rommelen. Wanneer ze eenmaal in de badkamer is verdwenen, richt ik mijn aandacht opnieuw op Cilver: die inmiddels van het bed is gesprongen en haar vacht uit aan het schudden is om vervolgens op me af te huppen en haar kop tegen mijn middel te wrijven. Glimlachend sta ik mezelf toe om wat quality time met haar te beleven, waardoor ze al snel op haar rug op de grond ligt en haar tanden los rondom mijn onderarm geeft gesloten.
          ‘Nu mag je weer kijken.’ Grijnzend richt ik mijn blik omhoog, ten teken voor Cilver dat ze mijn onderarm los moet laten en tevens overeind springt om Elín tegemoet te wandelen en wat rondom haar te snuffelen. Cilver schonk hoogstwaarschijnlijk de voorkeur aan Elín geur, aangezien zij niet in haar dagelijkse kledij sliep en daardoor altijd enigszins frisse kleding aan had.
    ‘Volgens mij zijn er een paar leegstaande kamers en bedden die niet gebruikt worden. Misschien kan ik een nieuw shirt voor je maken van de lakens of gordijnen. Als je dat zou willen tenminste. Ik weet alleen niet zeker of ik genoeg draad heb, en ook niet in hoeverre het lukt zonder naaimachine. In elk geval, laten we eerst maar eens gaan kijken wat ze hier allemaal hebben.’
          Na Elín’s laatste woorden kom ik overeind van de stoel en haal mijn handen door mijn ietwat lange haren om het enigszins in model te brengen. ‘Elín, je hoeft je draad niet aan mij te verspillen. Wie weet waar je het nog eens voor nodig hebt? Daarbij weet ik zeker dat het je gaat lukken zonder naaimachine, jij bent onze mode — koningin.’ Grijnzend open ik de deur van de slaapkamer waar we de nacht hebben doorgebracht, om zo de muffe gang op te stappen. Vannacht hadden we iemand opgepikt die nu hoogstwaarschijnlijk ook wakker geworden zal zijn: ben benieuwd of hij ook bij ons zal blijven of dat hij alleen verder zal gaan.
    Mijn blik glijdt over de personen die zich op de overloop bevinden en de stemmen die ik beneden hoor, iedereen scheen al in staat van paraatheid te zijn om alles te onderzoeken en te kijken of er enkele zombies voor de ingang van het motel stonden. ‘Cilver, vrij.’ Na het simpele bevel schiet Cilver langs me heen en holt ze speels over de overloop om zo via de trap naar beneden te verdwijnen.
    ‘We zullen maar eens bij Solomon gaan kijken, die zit al de gehele nacht de wacht te houden. . .’


    ELÍN NYSTRØM



          Bash komt overeind en haalt zijn handen door zijn donkere haar. ‘Elín, je hoeft je draad niet aan mij te verspillen. Wie weet waar je het nog eens voor nodig hebt? Daarbij weet ik zeker dat het je gaat lukken zonder naaimachine, jij bent onze mode-koningin,' grijnst hij, terwijl hij de deur naar de gang opent. 'Ik ben lastig een mode-koningin te noemen met deze kleding aan,' zucht ik. Er is in principe niks mee en het is erg praktisch, maar het is ook zo saai. 'En straks blijk ik het draad niet meer nodig te hebben en heb ik niks gemaakt, terwijl ik dat wel had kunnen doen.' Het is misschien sowieso handig om wat van het stof mee te nemen wanneer we weer weggaan, het zou nog altijd gebruikt kunnen worden als verband.
          Ik stap achter Bash aan de gang in, waar ik een man zie staan die me niet bekend voor komt. Waarschijnlijk iemand die gister op de weg hierna toe opgepikt is, wat me doet denken aan de grote, donkerharige jongeman die mij eerst geholpen had, en ik en enkele anderen daarna gister geholpen hadden. Hij zal hier ook wel ergens rondzwerven.
          ‘We zullen maar eens bij Solomon gaan kijken, die zit al de gehele nacht de wacht te houden...' Met deze woorden haalt Bash me uit mijn gedachten en haal ik lichtelijk mijn schouders op. 'Hem kennende vindt hij het toch niet verschrikkelijk en vertrouwt hij niet aan anderen toe, dus ik heb geen medelijden met hem,' zeg ik, terwijl we langs de oudere, onbekende man lopen. Lichtelijk trek ik mijn wenkbrauwen op wanneer ik zie dat hij een enorm mes rond op de plek van zijn rechterhand heeft zitten. Dat is nog eens een interessante accessoire. Ik vraag me af of zijn rechterhand er onder verstopt zit, of dat het echt als vervanging dient. Of misschien was hij toen de apocalypse uitbrak een niet erg correcte Captain Hook impersonator en heeft hij daarna niet de moeite gedaan het af er te halen. Het zou in elk geval niks voor mij zijn, waarschijnlijk zou ik mezelf constant per ongeluk snijden.

    [ bericht aangepast op 2 feb 2015 - 17:25 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered




    Baily Desmond Alston

    _______________________________________________



          Toen mijn sigaret op was, drukte ik deze met een bitter gevoel uit. Ik was niet bijzonder verslaafd aan de dingen, maar in deze tijden was er weinig dat nog plezier kon brengen. Wie wist wanneer ik er weer één zou vinden. Misschien was dit de laatste die ik ooit nog zou roken...
          Ik klom uit het raamkozijn en vervolgens duwde ik het raam weer zachtjes dicht. Toen ik omkeek zag ik dat Lene nog steeds lag te slapen en ik onderdrukte de neiging om te zuchten. Slaap was zeker geen overbodige luxe en ze zou me waarschijnlijk niet vergeven als ik haar nu wakker zou maken. Ik gooide mijn aansteker terug in mijn tas en vervolgens pakte ik mijn bowie die ik daarna in mijn riem stak. Eerste regel voor het einde van de wereld? Draag altijd een wapen, ook al ben je maar een paar seconden weg.
          Voorzichtig sloot ik de deur achter me en voor het eerst keek ik met aandacht de verdieping rond. Er waren genoeg kamers voor ons allemaal geweest, maar Lene en ik waren het er snel over eens geweest dat we liever niet alleen wilden liggen. Het gebouw was niet meer in tiptop conditie, maar het zag er stevig en veilig genoeg uit voor nu. Ik vroeg me direct af hoelang het zou duren. Die gedachte duwde ik snel weer opzij.
          De weg naar de keuken had ik snel gevonden en tot mijn ergernis voelde ik mijn maag pijnlijk rommelen, wat overigens geen onbekend gevoel was. Ik hoopte vurig dat er nog wat te eten was, want zelf had ik haast niks meer. Toen ik door de gang naar de keuken wilde lopen kwam ik eerst een onbekend figuur tegen. Pas toen ik zijn gezicht zag, kwamen de herinneringen van de vorige nacht weer terug.
    [tag] 'Het gaat wat beter met je, zo te zien?' viel ik met de deur in huis. Ik keek hem met een lichtelijk geamuseerde blik aan en ik had mijn armen over elkaar geslagen. 'Gisteren was je nauwelijks van het asfalt te dragen.' Dankzij het lengteverschil stelde ik me direct op en ik keek hem recht in zijn donkere ogen aan. 'Ik ben Baily, trouwens.' eindigde ik met een kleine glimlach.


    Caution first, always.