Het zweet brak me uit, niet vanwege de zenuwen. Vanwege de warmte. Ook al was het ijskoud, ik had het altijd warm. Ik was zojuist uit het raam gesprongen, en stond nu op de stoep. Ik keek razendsnel van links naar rechts, terwijl ik met mijn hand over de ijskoude mes wreef in mijn broekzak. Er liep af en toe een voorbijganger en er reden hier en daar wat auto's, maar er zijn niet veel mensen op straat. Dat was ook logisch, het was twee uur 's nachts. Een paar minuten later was het heel stil in de Kerkhofstraat. Er was niemand meer. Ik deed een stap naar voren. En nog een stap. Dat voelde goed, lopen. Het was koud. Ik had een klein T-shirt aan en hele oude jeans met gaten erin. En mijn versleten Adidas schoenen. Maar nog steeds had ik het bloedheet en zweette ik. Er gleed een zweetdruppel van mijn voorhoofd naar de grond. Ik wreef over mijn hoofd. O, ik had zo'n dorst. Ik keek om me heen en toen haalde ik het mes uit mijn zak. Ik ging de hoek om, richting de Zwaluwstraat, waar het net zo stil was. Opeens raasde er een auto voorbij. Zo snel als ik kon, verborg ik mijn mes, maar de chauffeur had het niet gezien. Ik slaakte een zucht van opluchting en sloop verder. Ik was verdwenen, ontsnapt. Uit die gevangenis voor gekken. Dat ik mijn ouders had vermoord, betekende niet dat ik gek was. Ik deed het met een reden.
Madonna Macewell was twintig. Ze had altijd al met haar ouders gewoond, maar die waren streng christelijk. Madonna (Donna) moest aan allerlei regels houden wat met hun geloof had te maken. Donna probeerde haar ouders uit te leggen dat ze met vrijheid wilde leven, en dat ze er oud genoeg voor was. Maar in plaats van dat haar ouders naar haar luisterden, werd ze geslagen. En Donna werd het op een dag spuugzat. Op haar negentiende had ze allebei haar ouders vermoord. Ze was naar een speciale gevangenis gestuurd voor mensen die niet honderd procent waren. Macewell vatte dit op als een belediging en bedacht samen met haar celgenoten een ontsnappingsplan. Hierdoor kwam ze voor veel dingen alleen te staan..