• What if everything you thought you knew about the earth, is wrong?


    Genre: Sci-fi, fantasy
    Woorden per post: Minimaal 300
    Taal: ABN
    Leeftijd: 16+ toegestaan
    Reserveringen : maximaal 48 uur, daarna komen ze te vervallen
    Regels:
    • Huisregels
    • De RPG-regels

    [left]2402 – het is precies 350 jaar geleden dat de aarde totale vernieling onderging.
    Professors waren bezig met het ontwikkelen van een nucleaire formule, een formule die de verspreiding van een giftig virus tegen zou moeten gaan. De aarde werd er door geteisterd en dreigde zijn groene velden te verliezen door dit virus.
    De elementen die in deze formule met elkaar werden gekruist werden eerst grondig onderzocht voor ze bij elkaar gevoegd mochten worden. De geleerden waren echter wat voorbarig en namen de hulp van anderen niet aan. Iemand die denkt dat hij alles in zijn eentje kan doen kan nog eens een keer lelijk op zijn neus kijken.
    Alleen was het in dit geval niet voordelig.

    Destijds waren er projecten onder de grond. In een relatief kleine gangenstelsel werd getest of het voor de mens mogelijk was om te overleven zonder de voorzieningen van boven de grond. Het waren slechts tests. Maar opeens werden ze noodgedwongen te blijven. De mensen hadden geen idee wat zich afspeelde aan het oppervlak, ze kregen er slechts het geringe van mee. Voor ze de kans hadden om te ontsnappen stortte de uitgangen van de tunnels in. Het was onmogelijk om te ontsnappen.
    Alles wat de mens ooit had gekend was niet meer.
    Elke voet die op dat moment nog op de aarde stond werd weggevaagd in de chaos.

    Een bestaan werd opgebouwd onder de grond. Maar de drang om terug te keren naar wat ooit van hen was, is nooit weg gegaan.
    Nu, na al die vele jaren, is het hen gelukt om de verloren uitgangen te herontdekken. Ze hebben ze opnieuw geopend, maar ze hebben geen idee wat ze zullen aantreffen op aarde. Het is te gevaarlijk om met zijn allen naar het oppervlak te stormen, daarom wordt een groep van 8 mensen samengesteld om het te onderzoeken. Deze 8 zijn uitgekozen door middel van verschillende proeven die hun kwaliteiten hebben getest. Elke uitverkorene heeft een andere kwaliteit. Zij hebben de hoogste kans van overleven.
    Het is aan hun om uit te vinden of na de ramp de aarde weer begaanbaar is. Het risico wat er aan vast kleeft is dat de tunnel die ze net weer hebben geopend, opnieuw zal kunnen instorten.

    Maar wat als de aarde niets is van wat ze hebben geleerd? Wat als hetgeen wat ze tegenkomen te schrikbarend is? Is het veilig? Is het mogelijk om er weer een ‘thuis’ van te maken? Zijn ze in de val gelopen?

    Ze worden geacht in teams op zoek te gaan naar overlevingsmiddelen. Hun eigen bestaan op te bouwen tussen de gemuteerde dieren en vreemde planten. Zij zijn de nieuwe bevolking van de aarde. Maar zullen zij het overleven?

    Voor uitleg en dergelijke zie : Rollentopic

    Rollen
    Onderzoekers [4/8]
    ¤Avery Noah Harper - Nephele[1,3] Medische kennis - Heler
    ¤Dylan Parker - Bastille [1,10]
    ¤Nathaniel Everest - Florentina [1,10] Technisch - praktisch
    ¤Thomas Jefferson - Cashby[1,5] Uitmuntend geheugen

    Overlevenden [4/8]
    ¤Zayden Jax Lincoln - Nephele[1,7]
    ¤Celvar Eresse - Ewijn[1,5]
    ¤Sam Whinter - Lazulis[1,7]
    ¤Ameya Duchessa.- Remarkable [1,7]


    Er zijn mogelijke kansen op een oorlog - tussen de overlevenden en onderzoekers - want het kan zijn dat de beide partijen de aarde niet willen delen. Het is aan jullie of ze uiteindelijk wel of niet met elkaar overweg gaan
    Daarbij : denk goed na voordat je zegt dat je personage geïnfecteerd is, want er zijn nog geen medicijnen voor een dergelijke infectie, hij gaat dan dood, hoe dan ook.

    Begin :
    Uitverkorene :
    De groep met speciaal uitgekozen mensen is net aangekomen in hun kamp. Het is van belang dat ze de tenten opzetten en op zoek gaan naar vers drinkwater. Dit is van belang omdat het behoorlijk warm is bovengronds. Niet het koele wat ze zijn gewend. Ondertussen zullen ze moeten uitvechten wie welke rol krijgt in de groep.

    Overlevenden :
    Voor deze groep is het een dag als geen ander. Ze staan op en gaan op zoek naar wat te eten. Sommige passen wat aan – aan hun hut of gaan onderling vechten (wat niet alleens speels wordt bedoeld zo nu en dan). Als een iemand de mensen ontdekt zal dit vanzelf tot een opschudding zorgen binnen de groep


    Topics
    Rollentopic 01
    Praattopic 01

    † Nephele

    [ bericht aangepast op 22 mei 2014 - 10:37 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Isaiah Joel Stark — uitverkorene
    Tot zijn opluchting had het meisje door dat Isaiah slecht tegen harde geluiden kon. Haar stem klonk zacht, haast lieflijk. Het maakte het een heel stuk makkelijker voor Isaiah om normaal over te komen. Het meisje, of vrouw misschien, had gezegd dat ze haar tent op een handige plek wilde hebben en Isaiah grinnikte zacht.
    'Oh ik dacht dat je- je tent graag op de minst handige plek wilde hebben,' zei hij op een sarcastische toon, hoewel hij wel vriendelijk bleef klinken. Het was niet zijn intentie om haar te kwetsen of haar een ongemakkelijk gevoel te bezorgen.
    Toen Isaiah vroeg wat haar naam was, vertelde ze hem dat het Avery was. Hij knikte en bedacht zich dat hij dat een mooie naam vond. Hij had ooit iemand gekend die Avery heette - hij wist echter niet meer wie dat precies was.
    'En jij bent...' Isaiah wilde zich voorstellen, maar Avery was hem voor. Ze zei op een wat luide toon dat ze zijn naam wilde raden. In zijn oren voelde hij een steek, maar omdat hij weigerde de sfeer te verpesten, negeerde hij het gevoel.
    'Charles? Clinton? Harry?' Isaiah lachte bijna hardop - hij hield zich net op tijd in. 'Mmm je ziet er wel uit als een Bert.' Vervolgde Avery.
    'Isaiah - Isaiah Stark,' stelde Isaiah zich voor. Hij had geen zin om op het grapje in te gaan - hij zag al op tegen het gelach dat waarschijnlijk zou volgen.
    De twee waren inmiddels al bij Avery's 'tent' aangekomen en Isaiah keek even naar het hoopje stokken en stof. Hij ging langzaam door zijn knieën en pakte twee stokken in zijn handen. Op zijn eigen tent had hij van tevoren al stickers geplakt, zodat hij de stokken niet door elkaar zou halen. Avery's stokken zaten echter al door elkaar heen, waardoor Isaiah niet meteen wist hoe alles in elkaar stak.
    'Hoe gaan we dit doen?' zuchtte Avery, en om haar gerust te stellen deed Isaiah alsof hij druk bezig ging met de tent. Dit deed hij ook, maar zelfs hem lukte het niet zo makkelijk als hij eerst verwacht had.
    Toen hij eenmaal doorhad hoe het zat, stond de tent binnen een paar minuten. 'Zo,' mompelde hij zachtjes, niet van plan nog iets te zeggen. Het bleef even stil tot hem iets te binnen schoot.
    'Denk je dat er nog levende wezens boven de grond wonen?' vroeg hij nog zachter dan hij normaal praatte. Hij wilde niet overkomen als één of andere sukkel die bang was voor een onbekend geluid dat hij eerder had gehoord.

    Sam Whinter - Overlevende
    Sam besloot om terug te keren naar zijn schuilplaats te gaan. Hij dook onderwater en zwom tussen de vissen terug de rivier af naar het moeras, waar hij zich veilig voelde. Hij gebruikte het meer enkel om zijn zuurstof op pijl te houden.
    Het durde even of hij kwam bij zijn schuilplaats aan en ging op wat een bed moet voorstellen, zitten en streek met zijn hand langs zijn schubben om te kijken of het laagje slijm er nog zat. Zonder dat slijm, zou hij boven water uitdrogen en binnen de korste keren dood gaan. Water was voor hem het belangrijkste, als wist hij dat hij zonder makkelijk te overleven viel. Langzaam haalde hij zijn hand van zijn arm, waarbij er een sliert slijm mee liep.
    Even was hij tevreden dat hij het niet helemaal opnieuw de laag slijm moest aanbrengen. Hij besloot om terug het water in te gaan om weer te eten. Hij nam een duik en zwom een hele andere zij rivier in en kwam uit bij een doodlopende rivier. Hij klom aan de kant en zag een persoon gebogen naar een plant staren. Sam sloop naar de persoon toe, waarbij hij blij was dat ze zich niet omdraaide, anders was er geen vlucht route meer. Hij keek naar de tekening die er zo prachtig uit zag en wilde het grijpen en meenemen, maar hield zich gedeist. Even zag hij een tas staan en sloop er opaf. Hij opende zachtjes de tas en was gefacineerd, wat voor een spullen er in haar tas zaten. Hij haalde er iets uit, wat hij niet kende en bekeek het zorgvuldig.

    (/dit stukje is voor Dylan bedoeld, als het met die tas anders moet, pas ik het aan.)


    Vampire + Servant = Servamp

    Zayden Jax Lincoln | Overlevende
    ††††

    Hoewel Zayden er nooit bij stil stond, verbaasde het hem ergens wel dat de zon zo vroeg al heet was. Eenmaal het middag was geworden, werd het nog erger – zoals hij nu ook ervoer. De temperatuur verschilde daarbij per dag. Het ene moment was het stikheet, het volgende kon je vergaan van de kou. Ze waren gezegend met dit weer vandaag. Het was beter dan nergens heen kunnen omdat de kou zo ondragelijk was dat je tenen er nog af zouden gaan vriezen. Het water bood daarbij de uitstekende uitkomst. Het was koel, verfrissend, je kon drinken wanneer je zin had, echt klagen kon hij niet bepaald.
    Nadat hij zijn armen had besprenkelt met water, was hij gewend geraakt aan de kou. Kat achtigen waren er niet voor gemaakt om constant in het water te zijn, maar elk dier had verfrissing nodig.
    Stukje bij beetje liep Zayden over de grote rotsen die in het meer lagen, verder weg van de kant. Het was een gedurfde actie van zijn kant. Vaak bleef hij enkel pootje baden aan de waterkant zodat hij niet het risico liep om te ver in het water te belanden. Vandaag wou hij er echter een andere draai aan geven. Hij voelde er wel iets voor om daadwerkelijk een duik te nemen – natuurlijk was het pootje baden voor hem ook al een ‘echte’ duik als je het van zijn kant bekeek.
    Zodra hij op een van de grootste keien stond die het meer had, rekte hij zichzelf uit. Hij hoorde de botten in zijn lijf gevaarlijk kraken, hij vermoedde dat het kwam omdat hij vaak in aparte houdingen sliep. Voor zijn dierlijke kant was dit nauwelijks tot niet een probleem, maar voor zijn menselijke vorm kon het nog wel eens funest zijn.
    Kijkend naar het water, probeerde hij uit te vogelen hoe hij dit het beste aan kon pakken. Op hetzelfde moment werden zijn gedachten verstoord door een stem.
    'Gegroet, Zayden,' zei deze. Hij draaide zichzelf wat bij en zag hoe Celvar hem vergezelde.
    ‘Hallo,’ antwoordde hij er kort en krachtig op terug. Zayden was een man van weinig woorden, meer teruggetrokken dan dat hij spontaan met iemand zou gaan staan praten. Maar gezelschap had hem nooit echt in de weg gezeten.
    ‘Een vreemde geur drong vanochtend mijn neus binnen. Is jou ook zoiets soortgelijk opgevallen?’ informeerde hij. Nee, hij vroeg geen dingen zoals ‘ook toe aan wat verfrissing?’ want dat had geen waarde. De enige conversaties waar hij waarde aan hechtte, waren conversaties die hem informatie opleverden. Daar werd hij wijzer van.
    Omdat hij niet wou verbranden, sprong hij met een lenige beweging het water in. Het geluid wat daarbij vrij kwam werd gedempt door het water wat zijn lichaam totaal omhulde. Zo onder water was alles anders. Hier had hij geen macht. Hier kon hij niets.
    Het was iets wat hem week maakte.
    Te lang onder water blijven stond hem dan ook niet aan. Met krachtige slagen maakte hij zijn weg weer naar het oppervlak, waar er nog een antwoord van Celvar op hem lag te wachten. hij had zo het idee dat hij niet de enige kon zijn geweest die de geur had opgevangen..


    Avery Noah Hunter. | uitverkorene
    ††††

    Het was wonderbaarlijk als het iemand niet op viel dat de jongen last had van harde geluiden. Je hoefde maar iets harder te praten dan ‘normaal’ en hij leek in elkaar te krimpen van de pijn. Voor haar was het onvoorstelbaar dat iemand zo gevoelig kon zijn voor licht of geluid. Had hij versterkte zintuigen?
    Avery had zo het idee dat – dat het geval was. Toegegeven, ze wist bar weinig over haar mede ‘reisgenoten’ omdat ze er nauwelijks interesse in toonde. Als iemand wat te melden had, dan kwamen ze maar naar haar toe.
    'Oh ik dacht dat je- je tent graag op de minst handige plek wilde hebben,' het sarcasme droop van zijn stem af. Misschien was het niet gemeen bedoelde – hij zei het immers zo dat zij makkelijk kon onderscheppen dat het een plagende ondertoon had – maar iets in haar borrelde. Een temperament sierde Avery, al zolang ze zich dat kon herinneren. Het was ongehoord als ze tegen hem uit haar slof zou schieten. Ten eerste omdat hij haar hielp, daarbij ook omdat ze het hem niet gunde.
    Haar enthousiasme viel overduidelijk niet zozeer bij hem in de smaak. Bijna zou ze zich schuldig gaan voelen omdat ze zo’n harde toon in haar stem had gehad. Het was lastig voor Avery om zich zo snel op allerlei mensen aan te passen. Het had immers alleen om haar wensen gedraaid de afgelopen jaren. In een vreemde situatie had ze geen idee wat ze aan moest vangen met zichzelf. Ze wist heus dat je niet zomaar iedereen af kon snauwen, je moest wel een beetje overkomen als een vriendelijk persoon.
    'Isaiah - Isaiah Stark,' hoorde ze hem zeggen. Het grapje was niet zo opgevat als ze had bedoeld. Misschien kwam dat omdat ze niet bepaald humoristisch aan was gelegd. In elk geval was het een leer voor de volgende keer. Grappen maken zou ze niet snel meer doen.
    Bij de tent aangekomen, werd ze bijna al mistroostig van het hoopje stokken wat er lag. Hoe kon dit in de vredesnaam een tent worden? erger nog : ze zou er daadwerkelijk in moeten gaan slapen. Ze hoopte maar dat ze genoeg dekens en kussens bij zich had. Anders zouden het lange nachten gaan worden.
    Na haar vraag hing er een drukkende stilte. Bijna dacht ze dat Isaiah ook geen idee had waar hij mee bezig was. Zuchtend zakte Avery op een grote rots neer – vlak gelegen naast haar tent. Ze ondersteunde haar hoofd met haar handen terwijl ze toekeek hoe hij aan het werk was.
    Haar oordeel was blijkbaar te snel geweest, want binnen enkele minuten was hij klaar en had zij een tent. Hij stond te schijnen in de zon.
    Ze was zo druk bezig met het bestuderen van de tent dat ze in eerste instantie niet door had dat hij tegen haar praatte.
    'Denk je dat er nog levende wezens boven de grond wonen?' vroeg hij zacht – nog zachter dan voorheen. Ze richtte haar blik op en schokschouderde. ‘Ik neem aan dat het onmogelijk is. Hoe kan hier nu iets leven? Maar je kan nooit zeker zijn van zoiets, als de vreemdste dingen hier kunnen opduiken, dan kan dat ook zomaar een mens zijn,’ vertelde ze hem haar mening over dat vraagstuk. ‘En jij, denk jij dat er überhaupt nog iets levends is hier? Naast de planten en bomen?” wierp ze zijn eigen vraag terug.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Nathaniel (Nate) Everest – Uitverkorene

    Waar de ene tak ophield en de andere begon, dat was voor hem een raadsel. Hij leek binnen no time verstrikt te zijn in een web van allerlei takken, bladeren en soorten boomvruchten die hij niet kende. Zich in het onbekende wanen was iets dat hij niet erg vond. Meer dan eens was hij in onbekende situaties terecht gekomen. Meestal wist hij zich wel te redden. Maar ergens in zijn achterhoofd speelde wel de gedachte dat het niet al te slim was om alleen in een ‘nieuwe wereld’ rond te lopen zonder enig doel. Zijn ogen gingen van de ene naar de andere kant. Zijn oren had hij gespitst op ieder geluid, maar meer dan het kraken van bladeren en takken kon hij niet horen. Hoewel hij erg zijn best deed om zich geluidloos door het bos te wanen, was het onmogelijk om hier niet gehoord te worden.

    Hij zag maar een aantal meter voor zich. Een open plek moest hij toch ooit gaan bereiken? Zijn nieuwsgierigheid leidde zijn voeten verder. Terwijl hij het bos aan het verkennen was dwaalde hij af in gedachten. Hoe zou het met de rest van de groep zijn? Zouden zij beslist hebben om een aantal in het kamp te laten zitten en zou de rest ook op ontdekkingstocht zijn?
    Een geluid liet zijn gedachten als een zeepbel uit elkaar spatten. Meteen draaide hij zich met een ruk om. Wat achteraf gezien misschien niet zo’n goed idee was. Hij was tegen iets, of liever gezegd: iemand, aangebotst. Een kreetje had hij diegene horen slaken. Er was geen geluid over zijn lippen gekomen. Meteen zette hij een stap achteruit, waardoor hij tegen een boom aan kwam te staan. Zijn ogen gingen vlug over het figuur, waardoor hij meteen kon constateren dat deze geen gevaar vormde. Opgelucht kon hij adem halen. “Sorry” had hij gezegd. Net op het moment dat de jongen over iets struikelde. En zo op de grond viel. Hij wist niet wie er precies tegen wie aan was gebotst, maar dat maakte in deze situatie niet uit.

    “Je liet me schrikken.” “Jij mij ook” had hij eruit geflapt. Het was wel waar, hij had niet verwacht dat er achter een paar blaadjes nog iemand anders zou kunnen zijn. Iemand van de uitverkorenen die hier ook rondliep, behalve Dylan. Maar die kon niet zomaar in zijn buurt zijn. Hij was wel blij dat het niet een dier of iets anders was geweest. Anders zou hij echt met een mond vol tanden staan. Nathaniel had de jongen die hij herkende van hun kamp willen helpen, maar hij was zelf al overeind gekrabbeld. “Niet echt, ik was meer de omgeving aan het verkennen” Veel had hij nog niet gevonden. Of in ieder geval niet veel dat bruikbaar was. Misschien dat als hij Dylan naast zich had gehad zij al duizenden bruikbare planten had weten te ontdekken, maar hij zelf kon het onderscheid tussen onkruid en normale planten nog niet eens maken. “Ben jij wel ergens naar op zoek?” vroeg hij aan de jongen. Hij was immers ook hier aan het ronddolen, het leek hem sterk dat hij dit zonder reden deed. Anders was hij wel in het kamp gebleven.


    Aan niets denken is ook denken.

    Thomas Jefferson|| Uitverkorene

    Thomas’ ademhaling bleef onregelmatig terwijl hij om de paar seconden over zijn schouder keek om te zien of hij gevolgd werd. Hij had geen idee wat voor soort wezen er juist in het water gesprongen had, alleen dat het erg groot geweest was. Stel dat er nog zo’n dieren rondliepen, wezens die tien keer zo groot waren als normaal zou moeten en die je met een hap zouden kunnen verslinden. De man slikte terwijl hij zijn blauwe kijkers terug even op de weg voor hem richtte, om ze daarna toch weer naar links te laten glijden. Zijn hart maakten overuren op het moment dat hij een takje hoorde breken en snel rond zijn eigen as draaide. Die handeling zorgde ervoor dat hij zijn evenwicht bijna kwijt raakt, alleen de boom waar hij zijn hand even tegen zette, zorgde ervoor dat hij op zijn benen bleef staan. Hij had echt iemand mee moeten vragen. Er waren genoeg mensen in het kamp geweest die niets te doen hadden gehad. Maar nee, hij moest perse in zijn eentje gaan omdat hij kwaad was geweest. Kwaad omdat ze hem tegen zijn wil weg hadden gestuurd, terwijl hij eigenlijk vereerd zou moeten zijn. Er waren maar acht mensen die de kans kregen om naar boven te gaan en dan ging hij zitten mokken als een klein kind.

    De man wierp net voor de zoveelste keer een blik over zijn schouder toen hij tegen iemand aanliep. Als die omgevallen boom niet achter hem had gelegen, was hij misschien op zijn benen blijven staan en had hij misschien niet zo’n onhandige indruk nagelaten. Natuurlijk had hij dat geluk niet en viel hij met heel zijn hebben en houden op de bosgrond, ondertussen een bijna meisjesachtig kreetje slakend. Thomas was geschrokken, daar was geen ontkennen aan. Hij ontspande echter weer toen duidelijk werd dat hij tegen iemand van hun groepje was aangelopen en zo direct dus geen gevaar liep. De woorden waren er uit voordat hij er erg in had, maar de jongen tegenover hem had blijkbaar hetzelfde aan de hand. Ze waren dus allebei van elkaar geschrokken, mooi, dan stond hij dus niet zo hard voor aap als hij in eerste instantie gedacht had. Vanaf het moment dat hij wat van de schrik bekomen was, krabbelde Thomas al overeind om daarna te vragen of de ander misschien naar iets opzoek was of iets dergelijks. Het kon ook goed zijn dat hij ook gewoon op verkenning was, misschien zouden ze ook gewoon bij elkaar kunnen blijven om een deel te verkennen of gewoon terug naar het kamp gaan.

    “Ik was opzoek naar water en heb het ook gevonden…” Hij pauzeerde even terwijl hij met zijn hand in zijn nek wreef, een poging doend om zijn hart rustig te krijgen. “Volgens mij is er iets gebeurd met de vissen. Er sprong iets in het water toen ik er aankwam, iets dat zeker geen normale vis kon zijn. Volgens mij is er echt vanalles gebeurd met de dieren die hier rondlopen.” Weer keek hij langs de bomen heen om te verstijven vanaf het moment dat hij iets leek te zien bewegen. “Had je misschien gezelschap mee? Het kan best verbeelding zijn, maar ik heb het gevoel dat er iets naar ons zit te kijken.” Het kon zeker verbeelding zijn aangezien de begroeiing best dicht op elkaar stond en zo illusies kon creëren. “Of ik ben gewoon gek aan het worden, dat kan ook nog altijd.”


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Celvar Vreth Eresse

    Voordat ik neerhurkte om te drinken, bekeek ik Zayden nog even, die op een rots stond. Ik had geen idee wat hij ging doen en hij liet dat ook totaal niet merken an zijn simpele "Hallo". Ondertussen wist ik wel dat hij een man van weinig woorden, iets waar ik me niet erg aan stoorde. Echter had ik aan hem geen goede gesprekspartner als ik eens zin had om met iemand te kletsen. Ik begon te drinken, maar keek weer op toen ik Zayden hoorde praten.
    ‘Een vreemde geur drong vanochtend mijn neus binnen. Is jou ook zoiets soortgelijk opgevallen?' vroeg hij mij. Even moest ik nadenken. Nee, het was me niet opgevallen, maar nu ik me even goed concentreerde op de omgeving, kreeg ik inderdaad het gevoel dat er iets vreemds was. Het ruiken kon ik niet, maar ik had dan ook niet zo'n goed ontwikkeld reukvermogen als Zayden en de andere "katachtigen".
    Net toen ik antwoord wilde geven, was Zayden ondergedoken. Tenminste, dat vermoedde ik, want hij was nergens te zien en ik dacht iets van een kleine plons gehoord te hebben. Ik probeerde rustig te wachten tot hij weer bovengedoken was. Toen hij weer boven was, gaf ik hem mijn antwoord.
    'Eigenlijk niet echt, nee. Maar nu je het zegt. Ik voel wel dat er iets vreemds is.' Het iets aanvoelen was eerder mijn ding. Waarom wist ik niet, maar ik kreeg vaak een vreemd soort gevoel bij bepaalde situaties. Onheil voelde ik meestal al even van tevoren aankomen. Voordat anderen iets merkten vanuit andere bronnen. Echter wist ik niet altijd of mijn voorgevoel juist was, een reden dat ik het meestal niet deelde. Maar nu merkte ik wel degelijk dat er iets vreemds was in dit bos.
    Eigenlijk had ik wel zin om op onderzoek uit te gaan. De zon scheen vollop en het was warm, iets wat mij zeer actief maakte en ik moest mijn energie kwijt. Ik dronk nog wat en richtte me toen weer op Zayden.
    'Ik denk dat ik dan maar op onderzoek uitga, ik ben nu wel nieuwsgierig geworden.' Ik stond op en keek om me heen. Er was echter niets vreemds te zien en mijn andere zintuigen waren niet toerijkend genoeg ome te weten waar de bron van dat vreemde gevoel vandaan kwam. 'Zou je me wel kunnen vertellen waar die geur vandaan komt?' vroeg ik Zayden ietwat beschaamd, vanwege het feit dat hij iets kon ruiken, wat ik niet kon ruiken.

    Op mobiel getypt, sorry :p

    Dylan
    Ze had niet door gehad dat Nate was vertrokken. Het was pas toen ze klaar was en zich uitrekte, stijf dat ze was van het stilzitten, dat ze zich weer realiseerde waar ze was. Ze mompelde iets tegen zichzelf en stond op om haar spullen terug in haar rugtas te doen. Echter was ze niet alleen meer, want bij haar rugtas zat iets of iemand dat ze niet kon definiëren. Zodra ze dat wat nog het meest op een mens leek zag rolde er een hoge gil over haar lippen en zette ze geschrokken een paar stappen achteruit. Rennen. Ze wilde rennen, vluchten, verdwijnen. Toch bleef ze staan, met haar rug tegen een boom, zo ver mogelijk van haar rugtas vandaan. Dylan, de held op sokken, haalde trillerig adem terwijl ze dat voor zich probeerde te verklaren. Ze voelde afschuw, maar dit gevoel ging gepaard met haar eeuwig onbevredigde nieuwsgierigheid. Gebiologeerd keek ze naar de visjongen, waar ze hem tot had gedoopt, vanwege de zilverkleurige schubben die zijn huid bedekten. Zijn bovenlichaam was bloot waardoor ze goed zicht had op de rugvin. Rugvin, dacht ze huiverig en toen ze beter keek zag ze dat deze bruinharige knul zelfs vliezen leek te hebben tussen zijn vingers. "Hé! Leg terug!" riep ze plots, toen ze eindelijk zag dat hij haar brillenkoker vast had. Ze haatte het als mensen aan haar spullen zaten en met name als dit dingen waren waar anderen, volgens haar, niks mee te maken hadden. Met een ruk raapte ze haar potlood, dat ze eerder met haar notitieblok had laten vallen, op en klemde het vast in haar vuist. Ze zette, eerst nog twijfelachtig, een paar stappen richting de visjongen. "Leg dat neer!" Ze hield de punt van het potlood, bij gebrek aan een beter wapen sinds ze deze aan Nate mee gegeven had, op de jongen gericht. Haar ademhaling zat hoog en haar hand trilde, doodsbang voor deze onbekende verschijning. Nooit had ze iets gelezen over vismensen. Dylan had geleerd over verschillende soorten vissen, ook andere dieren en ze had hier tekeningen van bestudeerd. Maar dit? Ze had geen idee wat ze van de jongeman kon verwachten en dit onbekende deed haar haren overeind staan. Misschien was hij gevaarlijk, wie wist at hij vlees! "Nate!" De naam had haar mond verlaten voordat ze er erg in had. Ze had versterking nodig voor het geval de visjongen gevaarlijk was.
    Nu ze dichterbij stond liet ze nogmaals haar blik over de jongen heen glijden terwijl haar hersenen zijn verschijning probeerde te verklaren. Een logisch verband zoekend, maar dit was alles behalve logisch tenzij.. Ze zoog lucht naar binnen en hield haar adem even in, haar ogen groot schrik. "Nee.." fluisterde ze, waarbij ze de lucht weer liet ontsnappen. Het zou toch niet? Verscheidene schrikbeelden schoten door haar hoofd. Zij zouden niet muteren, toch?


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    -

    [ bericht aangepast op 22 mei 2014 - 22:04 ]


    Vampire + Servant = Servamp

    Nathaniel (Nate) Everest – Uitverkorene

    Stiekem was hij opgelucht dat hij iemand was tegengekomen. Hij was de weg niet kwijtgeraakt maar had zich wel sterk afgevraagd waar hij nu eigenlijk heenliep. Het doel was om voedsel te vinden, of iets anders nuttigs, maar hoe meer meters hij maakte, hoe minder hij leek te zijn. De omgeving was steeds dichtbegroeider geworden, totdat hij bijna zijn eigen voeten niet meer kon zien omdat ze af en toe verstrikt waren in takken en bedekt onder bladeren.

    De jongen was meer geschrokken dan hem. Beeldde hij het zich in, of leek hij zelfs angstig? Kwaad deed hij niet. Ze waren beiden van de groep onderzoekers. Natuurlijk vertrouwde je elkaar nog niet, maar het was hopelijk wel duidelijk dat ze één front moesten vormen. Of het was gewoon een schrikachtig persoon. Ja, dat moest het wel zijn. Soms had hij té veel fantasie en verzon hij dingen bij gebeurtenissen die alleen in zijn eigen wereld werkelijkheid leken te zijn. Dan moest hij zichzelf tot rede roepen.

    “Ik was opzoek naar water en heb het ook gevonden…” Het waren hele simpele woorden. Toch maakte ze indruk op hem. Water. In een aantal luttele seconden waren zijn hazelnootbruin gekleurde ogen vergroot. “Je hebt water gevonden, dat is fantastisch” merkte hij, vrolijk, op. Hij vond het niet verrassend dat er water was, maar dichtbij hun kamp was toch ideaal. Zelf had hij nog een aantal druppels in zijn bidon maar deze zouden snel verdampen en dan zou hij niets overhebben. Het was warm hier, was hem opgevallen. Misschien dat het ook warmer was geworden naarmate hij verder de begroeiing in was gelopen. Ook dat kon hij zich inbeelden. Hij had veel gelopen, dat was een logische verklaring.

    “Volgens mij is er iets gebeurd met de vissen. Er sprong iets in het water toen ik er aankwam, iets dat zeker geen normale vis kon zijn. Volgens mij is er echt van alles gebeurd met de dieren die hier rondlopen.” Wat Nate hiervan moest vinden wist hij niet. Een opgetrokken wenkbrauw van zijn kant vertelde dat hij het maar een merkwaardig idee vond. “Ik weet niet waar je het over hebt” zei hij eerlijk. Hopelijk kwam dat er niet bot uit. “Ik ben nog geen ander levend wezen dan jou tegengekomen” verklaarde hij zich nader.

    Even maakte hij een rondje, keek hij om zich heen. Ook hier, leek zich niet veel leven te bevinden. Toch bekroop hem een klein merkwaardig onderbuikgevoel. Alsof er iets was wat hij niet wist. “Had je misschien gezelschap mee? Het kan best verbeelding zijn, maar ik heb het gevoel dat er iets naar ons zit te kijken.” Meteen vlogen Nate zijn ogen naar de plek waar de jongen naar keek. Maar hij zag niets. Was daar iets geweest? “Ik ben hier gekomen met Dylan maar zij is een stuk verderop” zei hij in de volle overtuiging dat zij er niet kon zijn, maar dat er ook niemand was die hun ‘bespiedde’. “Of ik ben gewoon gek aan het worden, dat kan ook nog altijd.” “Laten we dat laatste hopen” mompelde Nate.

    Hij wilde nog wat zeggen, maar hoorde plotseling zijn naam. Althans, de afkorting daarvan. Zonder te aarzelen begon hij zich een weg door het door hem benoemde ‘oerwoud’ te banen, rennend, met zijn mes in de hand. Hij had geen tijd om de jongen iets uit te leggen, of te zeggen dat hij hem wel kon volgen. Wie weet wat er aan de hand was. Het had geklonken alsof Dylan in gevaar was en hij was meteen gealarmeerd. Met het mes in zijn hand stak hij alle planten, die naar zijn idee zijn weg blokkeerden, los of neer. Doordat hij sneller rende dan dat hij een vrije weg voor zichzelf kon maken liep hij ongetwijfeld nogal wat schrammen op.

    “Dylan?” riep hij, terwijl hij rende. Nadat hij bijna over een tak was gestruikeld en half gevallen, kwam hij aan bij de plek waar Dylan was. Zijn blik gleed meteen naar haar. Ze leek ongedeerd. Al snel verplaatste zijn blik naar datgene, beter kon hij het niet verwoorden, dat voor haar stond. Het was. Het was. Hij wist niet wát het was. Hij zag nog net dat hét iets in zijn mond stopte, iets dat kronkelde. Hoewel hij verbijsterd was, toch lukte het hem om naar hét toe te stappen en zijn mes recht vooruit naar hem te steken. Als hij ook maar één onverwachte beweging zou maken zou hij hem neersteken, ook al wist hij niet wat het was. “Als je haar ook maar per ongeluk aanraakt ga je eraan” dreigde hij, niet wetend of dit wel zo verstandig was om te doen. Het was een instinct dat in hem opkwam. Voor nadenken over de beste strategie had hij nu geen tijd, als dit een gevaarlijk ‘iets’ zou zijn.


    Aan niets denken is ook denken.

    (Sam bijt Nathan in zijn schouder als het goed is, hij word zo dan geinfecteerd.)
    Sam Whinter// Overlevende

    Sam was zo in dat langwerpige voorwerp gedoken dat hij niet in de gaten had dat iemand naar hem keek. Hij had de vrouw iets zien maken op een bijzonder wit blad, maar hij had niet gezien dat ze een aantal meters van hem vandaan stond. 'He! Leg terug!' riep de vrouw. Sam draaide geschrokken zijn hoofd naar de persoon die met iets in haar handen zat, wat hij niet wist wat het was.
    Ze deed een aantal passen naar voren, maar ze zag er twijelachtig uit.
    'Leg dat neer!' ze hield een glimmende punt voor haar, vast om zich te verdedigen. Nu wist hij dat Sam iets moest doen om hier weg te komen. Deze vrouw was vast nieuw en straks zou ze verdrinken in het moeras. Ze riep ineens een naam en Sam stopte de voorwerp in de tas, waarbij er een sliert van slijm achterbleef. Vervolgens liep hij achteruit, maar een boom blokkeerde zijn weg. Hij moest hier weg en snel, hij begon zich niet op zijn gemak te voelen, maar hij kon nu nergens heen.
    Hij bleef de vrouw aanstaren en moest wat doen. Ineens kwam hij op een idee. Hij pakte een dun twijgje en begon in de aarde te schrijven. Ik...sam...Jij bent...Ik...geen...kwaad...doen De woorden waren moeilijk te schrijven, maar hij hoopte dat ze het begreep. Daarna schreef hij eronder nog een klein zinnetje dat ze moest weten. Ik...Niet...Praten...Kunnen Als hij zo met een mens contact kon leggen, dan zou hij een stapje verder zijn met communicatie. Een haalde hij een hand over zijn arm en voelde dat het droog begon te worden. Hij was te lang bovenwater gebleven. Sam keek de vrouw aan en hoopte dat ze iets van water zou hebben, want de rivier was te ver weg en hij kon geen kant op. Sam voelde dat hij honger begon te krijgen. Hij zag een klein beestje over de grond kruipen, greep het met zijn handen en stak het zo in zijn mond. Hij was nou eenmaal een gemuteerde vis, en vissen eten insecten.
    Vervolgens zag Sam dat er iemand voor het meisje ging staan. Hij hield een scherp ding voor zicht en Sam wilde ontsnappen. ' Als je haar ook maar per ongeluk aanraakt ga je eraan,' sprak hij en Sam voelde dat hij langzaam begon op te drogen, hij moest zo snel mogelijk naar het water toe.
    Zachtjes kroop Sam naar voren en sprong naar de jongen en beet hem in zijn schouder, waardoor hij vervolgens weer losliet en aan de andere kant op de grond sprong.
    Een klein straaltje bloed liep uit Sams mond naar beneden.


    Vampire + Servant = Servamp

    Thomas Jefferson|| Uitverkorene

    Als hij tegen en over ander beest aangelopen zou zijn dat op de een of andere manier gemuteerd was in bijna iets volledig anders, zou de kans heel groot zijn geweest dat hij gewoon van zijn stokje was gegaan. Hij had nooit alleen opzoek moeten gaan naar water, had moeten wachten tot iemand anders ook klaar was geweest met zijn of haar tent en moeten vragen of die persoon misschien mee wilde gaan. Oh well, wat gebeurd was, was gebeurd en hij was er toch levend vanaf gekomen. Op dit moment waren ze met twee en dat voelde een heel stuk veiliger aan. De kans was kleiner dat je aangevallen werd als je met meerde personen bij elkaar was dan dat je ergens in je eentje zou rondlopen, als hij het boek dat hij ooit eens gelezen had toch moest geloven. Hij had zich verder eigenlijk nooit in boeken of dergelijke dat over de bovenwereld ging, verdiept, dus hij moest maar vertrouwen op diegene die dat wel hadden gedaan. Volgens hem was Parker in hun gezelschap de enige die er echt iets over wist en ook direct de enige die hij van naam kende. De man had de tweeling al best vaak iets naar hun hoofd gesmeten als ze teveel lawaai maakten of hem net iets te hard op zijn zenuwen werkten. Hun zusje had wel iets van de twee weg qua uiterlijk, hopelijk was ze wel wat stiller. Als dat niet het geval was had hij nog altijd genoeg spullen in zijn rugzak zitten die hij eventueel wel naar haar hoofd zou kunnen gooien. Geen al te zware dingen natuurlijk, hij zou niet willen dat ze gewond raakte op een plek die ze niet kenden.

    Thomas’ mondhoeken krulden om in een lichte glimlach toen de mededeling dat hij water had gevonden best enthousiast onthaald werd. Goed, dan zouden ze misschien iets minder kwaad zijn om het feit dat hij er in zijn eentje en zonder iets te zeggen vandoor was gegaan. Het antwoord dat hij kreeg op zijn bedenkingen dat er misschien iets met de dieren gebeurd zou kunnen zijn, zorgde er toch voor dat hij zich iets of wat beter voelde. De kans was groot dat hij het zich verbeeld had. Hij had gewoon al veel te lang geen grotere vissen dan goudvisjes meer gezien waardoor hij direct in paniek schoot. “Laten we hopen dat er hier alleen maar beesten rondlopen waar op gejaagd kan worden en niets anders, anders blijf ik liever ondergrond.” Thomas beet zachtjes op de binnenkant van zijn kaak terwijl hij zijn gewicht van het ene naar het andere been verplaatste. Het zou eigenlijk best zonden zijn moesten ze niet naar boven kunnen komen. Dan zouden ze heel de expeditie voor niets gedaan hebben en zouden ze nooit kunnen genieten van die gele bol die de zon genoemd werd. Bovengronds was het ook direct een stuk aangenamer moest hij toegeven. Je bevond je niet constant tussen vier muren en je kon gerust ademhalen zonder dat verschillende geuren ervoor zorgden dat je wilde dat je nooit zo diep had ingeademd.

    Zijn blauwe kijkers bleven nog een tijdje op de struiken gericht voordat hij ze los scheurde en naar de persoon voor hem keek. “Dylan? Bedoel je dat Parker meisje of ben ik helemaal mis?” Misschien werd het eens tijd dat hij voornamen ging leren aangezien het hem best onbeschoft leek om iedereen met diens achternaam aan te bleven spreken. Thomas kreeg het toch voor elkaar om een grijnsje op zijn gezicht te toveren toen er gezegd werd dat ze beter konden hopen op het feit dat hij gek was geworden, dan dat er iets hen aan het bespieden was, maar die grijns verdween al snel toen een naam door heel het bos heen leek te galmen. Aangezien dat de man voor hem erop reageerde, moest het diens naam wel zijn, of alleszins een deel ervan. Het duurde even tot Thomas tot de realisatie kwam dat hij maar beter mee kon gaan omdat hij anders helemaal alleen zou achterblijven. Zo snel mogelijk bracht hij zichzelf in beweging en rende zo hard hij kon om de ander bij te houden. Verschillende takken sloegen in zijn gezicht en veroorzaakten verschillende kleine wondjes, maar dat kon hem op dit moment echt niets schelen. Er was iemand die hulp nodig was en aan Nate’s reactie te zien was het iemand van hem.

    De open plek kwam zo onverwacht dat de man bijna met heel zijn hebben en zijn houden op de grond belandde, maar een paar passen vooruit zorgde ervoor dat hij zijn evenwicht toch kon bewaren. De kleur leek helemaal uit zijn gezicht weg te trekken toen hij de persoon, of beter gezegd het ding, een paar meter voor hem zag staan. Aan de grond genageld bleef hij toekijken hoe Nate er met een mes op af liep en beschermend voor Dylan ging staan. Hij kon zelfs niet bewegen toen hij merkte hoe het wezen zijn spieren aanspande, naar voren spurte en zijn tanden in Nate’s schouder zetten. Pas toen hij het bloed zag lopen, wist hij zichzelf uit zijn bevroren staan te bevrijden en snel zette hij een paar passen vooruit zodat hij voor Dylan en Nate kwam te staan. Hij wilde net zijn mond open trekken om te zeggen dat het ding zeker niet dichterbij moest komen toen hij zich bedacht dat dat waarschijnlijk de reden was waarom het Nate aangevallen had. Met een klap sloot hij zijn mond dan ook maar en klemde zijn kaken op elkaar terwijl hij verwoed nadacht over iets dat hij zou kunnen doen. “Is die bijtwond ernstig?” vroeg hij dan maar zachtjes zonder zijn blik van het visachtige ding af te scheuren. Hij hoopte maar dat het zou kunnen genezen, anders hadden ze wel een probleem.

    Daar ging zijn theorie dat je meestal niet aangevallen werd als je in groep was. Ze hadden met drie op de open plek gestaan en toch was iemand van hen gewond geraakt. “Wat ben jij eigenlijk?” Het duurde een tijdje voordat hij zijn stem teruggevonden had en op een verstaanbare manier kon spreken. Het leek hem geen goed idee om het wezen kwaad te maken, dus probeerde hij het op een rustige manier aan te pakken. Zijn bloed kookte op dit moment misschien wel aangezien ze hen naar boven hadden gestuurd met de mededeling dat er heus niets erg zou gebeuren en ze allemaal levend terug zouden kunnen raken. Well, het was dus duidelijk dat ze gelogen hadden. In normale omstandigheden zou hij nu met dingen beginnen te gooien, gewoon om zichzelf te kalmeren, maar dat leek hem op dit moment niet zo’n heel goed idee. In plaats daarvan balde hij zijn handen dus maar tot vuisten terwijl hij het ding voor zijn neus met een schuin hoofd aankeek.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Zayden Jax Lincoln. | Overlevende
    ¤¤¤

    Dankzij Zayden zijn ietwat afstandelijke houding was het moeilijk om hem te peilen. Voor hem was dat geen ramp gezien het feit dat hijzelf immers wel wist waar hij mee bezig was, maar voor omstanders was het soms lastig om zijn acties te doorgronden.
          Gelukkig wist Celvar wel wat hij aan de jongen had. Vaak hadden ze gesprekken over de meest uitgestrekte onderwerpen. Het hoefden geen lange gesprekken te zijn, zolang de informatie goed genoeg was, was er niets aan de hand. Aan zinloze woorden wou Zayden sowieso geen tijd besteden. Wat schoot je daar mee op? Behalve het feit dat je tijd kwijt raakte en anderen irriteerde. In die tijd kon je ook wel wat anders doen, iets van nut.
          Nu hij weer boven water was, nam hij een moment om overtollige vloeistof van zichzelf af te schudden. Hij wist dat hij dankzij zijn zintuigen het geluk had om dingen beter te ruiken dan menig ander, maar het was onmogelijk om dit te missen. Zelfs een vis zou het kunnen opmerken – niets persoonlijk.
          'Eigenlijk niet echt, nee. Maar nu je het zegt. Ik voel wel dat er iets vreemds is.' Beantwoordde zijn compagnon zijn vraag. Knikkend hees hij zichzelf op een grote rots in de buurt van de kade.
          Nog voor ik goed en wel zat, sprak hij opnieuw. 'Ik denk dat ik dan maar op onderzoek uitga, ik ben nu wel nieuwsgierig geworden.'
          Zijn toon klonk zelfverzekerd. Alsof hij geen tegenspraak duldde. Zayden rekte zichzelf uit en keek naar de jongen die lenig overeind kwam. Doordat het een prachtige dag was, had iedereen meer energie. Het deed hemzelf ook behoorlijk goed als het weer positief was.
          'Zou je me wel kunnen vertellen waar die geur vandaan komt?' vroeg Celvar met een ietwat beschaamde toon in zijn stem. Na een korte overweging sprong hij van de grote rots af. Soepel landde hij op beide voeten in het hoge gras aan de kade. ‘Bezwaar als ik mee ga? Dan lukt het meestal beter om me te concentreren. Daarbij, ik ben persoonlijk ook wel nieuwsgierig naar deze vreemde ontwikkeling,’ zei hij met een tevreden ondertoon in zijn stem. Onderzoekend bleef hij Celvar aankijken, ze spraken wel met elkaar.. maar of hij zijn gezelschap verder tolereerde?


    [oo deze is wel behoorlijk kort o-o excuus! het was een lange dag vandaag]

    [ bericht aangepast op 4 juni 2014 - 23:14 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Dylan Parker II Uitverkorene
    Vol afschuw had ze moeten aanzien hoe haar brillenkoker inclusief een heel spoor slijm weer in haar tas verdween. Ze hoopte vurig dat het slijm geen gevaar vormde, want ze wilde er niet achter komen dat wat de jongen -zo had ze besloten hem te noemen- dan ook had besmettelijk bleek te zijn. Of erger, dat het spul giftig was. Toen de jongen begon te schrijven had ze echt het idee dat haar benen onder haar weg zouden vallen en haar fascinatie was allang verdwenen, ze wilde alleen nog weg. Dit gevoel werd alleen maar sterker toen de jongen een nog levend insect in zijn mond stopte. Het bloed was uit haar gezicht weggetrokken toen Nate eindelijk verscheen, met in zijn handen het mes dat ze hem eerder gegeven had. "Als je haar ook maar per ongeluk aanraakt ga je eraan," had hij gezegd en waarschijnlijk had ze in elke andere situatie moeten lachen om deze woorden. Nu had ze slechts het gevoel dat ze kon huilen, of dat ze zich over zou moeten geven aan het hysterische lachsalvo dat zich in haar lichaam had gevestigd. Waar was ze beland?
    Haar bruine kijkers werden groot toen de slijmerige jongen op haar af liep, maar tot haar opluchting en afschuw had hij het niet op haar gemunt. Het moment daarna ging het erg snel. Een gil ontsnapte uit haar keel toen de slijmerige jongen Nate besprong en.. Beet? De slijmerige jongen had alweer afstand gedaan en er liep een straaltje bloed langs zijn mondhoek. Een misselijk gevoel overviel haar, maar ze wist het te onderdrukken en raapte haarzelf gauw bij elkaar. Met snelle passen was ze bij Nate en hurkte ze voor hem neer, het gewicht van de jongen had hem eerder uit evenwicht gebracht, en keek hem recht in zijn ogen aan. Haar stem was een vastberaden fluistering toen ze het volgende woord uitsprak: "Ren." Ze pakte hem bij zijn polsen en trok hem overeind, waarna ze hem nog aan zijn hand meetrok terwijl ze het op een rennen zette. Weg van het slijm en, zo zou ze zich later herinneren, weg van haar tas.

    Hijgend kwam ze tot stilstand en liet Nate's hand los. Ze keerde even haar rug naar hem toe en drukte voor een moment haar handpalmen tegen haar vochtige ogen, alsof ze zo de tranen binnen kon houden. Met een hand leunde ze tegen een boomstam aan en wachtte even totdat ze meer op adem was en ze zichzelf weer had herpakt. "God, wat was dat.." mompelde ze nog nahijgend en knipperde kort haar tranen weg voordat ze zich weer naar hem omdraaide. "Ik heb nog nooit- Je bloedt," zei ze plots toen ze de beetafdruk opmerkte. Ze liep naar hem toe en voor de tweede keer moest ze vechten tegen het misselijkmakende gevoel dat opborrelde. Bloed, nog iets wat ze liever vermeed. "Het moet behandeld worden, anders raakt het geïnfecteerd," mompelde ze zachtjes nadat ze met trillende vingers de wond wat beter had proberen te bekijken. Het bloedde gelukkig niet hevig genoeg om verbonden te moeten worden. Ze sloeg haar ogen naar hem op om wat tegen hem te zeggen, enkel om tot de conclusie te komen dat ze hoogstwaarschijnlijk zijn persoonlijke ruimte had betreden. Dylan schraapte zacht haar keel en deed en stapje van hem vandaan. "We moeten zo snel mogelijk terug naar het kamp," zei ze, terwijl ze haar bruine ogen al de omgeving liet scannen. Terug voordat het slijmerige ding achter hun aankwam, misschien wel met soortgenoten. Terug voordat het donker werd en vooral snel terug om de wond te behandelen. Ze was geen arts, absoluut niet, maar ze had er genoeg over gelezen om te weten dat een open wond en deze omgeving allerminst samengingen. Gelukkig had ze een kompas meegenomen en- "Nee hè," kreunde ze, niet meer de energie om boos te zijn, "mijn tas, hij ligt daar nog." Ze slaakte een zucht en wreef even met haar duim en wijsvinger in haar ogen. "Sorry,ik geloof dat het wat langer zal duren voordat we terug zijn, maar ik geloof dat we het makkelijk moeten redden voordat het donker wordt." Dat hoopte ze althans, want ze had geen idee wat ze anders zou doen. Opnieuw scande ze de nabije omgeving waar ze zich bevonden en besloot toen welke kant ze op zouden gaan, vertrouwend op haar kennis, maar op het moment vooral op haar instincten. "Laten we gaan," zei ze en voegde daad bij woord en zette haar benen in beweging.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Nathaniel (Nate) Everest – Uitverkorene

    Het mes had hij voor zich uitgestoken alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Één impuls was er maar voor nodig om deze actie tot stand te laten komen. Erover nadenken had hij niet gedaan. Het was gebeurd voordat hij zichzelf tot rede had kunnen laten komen. Paniek was niet het goede woord dat zijn ontstane gevoel beschreef bij het zien van ‘het’. Verbijstering of verbazing paste hier beter bij. Hij had geen idee wat hij met dit ‘wezen’ aanmoest. Was het gevaarlijk of ongevaarlijk? Gevaarlijk was zijn huidige gedachte. Anders zou het toch niet hun zo aankijken, zou het allang weer verdwenen zijn.

    Voordat hij ook maar iets kon zeggen of roepen kwam ‘het’ opeens bedrieglijk snel op hem af. Wat er op dat moment gebeurde ging zo snel dat Nathaniel het niet op dat moment kon bevatten. Hij was bijna na achteren gestruikeld en gevallen, maar kreeg het nog net voor elkaar om zijn evenwicht te bewaren. Terwijl ‘het’ hem in een miniem moment had gebeten. Een scherpe steek in zijn schouder deed zijn vergrote ogen naar zijn schouder kijken. Hij zag niet veel, doordat zijn donkerblauwe hoodie enig stukje huid verborg. Zelfs door de dikke stof heen kon hij een bloedvlek opmerken. Al gauw ging zijn blik weer voor zich. Hij kon het zich niet permitteren om nu afgeleid te worden, terwijl het wezen in de buurt was.

    “Is die bijtwond ernstig?” hoorde hij de stem van Thomas, naast zich. Nathaniel dacht hier even over na. Dat wist hij eigenlijk helemaal niet. Hij had wel een akelige pijnscheut gevoeld op het moment dat hij was gebeten door het wezen, maar de pijn leek daarna meteen te zijn afgenomen. Op dit moment had hij er niet heel veel last van. Tenminste, dat dacht hij. “Ik denk het niet” zei hij dan maar. Hij kon ook wel tegen een beetje pijn. Dus voor hem was het niet zo ernstig. Hij hoopte wel dat één van hen in het kamp zo slim geweest was om verband of iets dergelijks mee te nemen, want zelf had hij niets meegenomen dat hierbij in de buurt kwam.

    Normaal gesproken zou hij op dit moment allang weggerend zijn. Het lukte hem echter niet om meteen in beweging te komen. Hij was verbijsterd om het wezen, van het bestaan, en dat het ook nog kon bijten ook. Vreemd. “Ren” haalde hem uit gedachten en de donkerbruine kijkers vestigden zich op iets wat hen bekend voorkwam. Dylan. Hij liet zich meetrekken door Dylan. Het was maar goed dat hij zijn hand had vastgepakt, want anders was hij zelf nooit zo snel weggerend. Af en toe moest hij veel moeite doen om haar te kunnen bijhouden, maar hij struikelde niet en dus ging het goed.

    Toen ze opgehouden waren met rennen en aangekomen waren bij een stukje bos had Nate nog steeds het gevoel alsof ze aan het rennen waren. Als hij niet een paar seconden voor zichzelf had genomen om te blijven staan op dezelfde plek was hij waarschijnlijk flauwgevallen. Duizelig was hij nog steeds een beetje, maar hij kon zichzelf ertoe zetten om tegen een boom aan te gaan zitten. "God, wat was dat.." Hij keek haar alleen maar aan. Had nog niet genoeg adem om daarop te kunnen antwoorden. Bovendien wist hij het niet. Hij was even verbaast als haar. Ze draaide zich om, waardoor hij in haar ogen kon kijken. Huilde ze of verbeeldde hij zich dit? "Ik heb nog nooit- Je bloedt,"
    Hij knikte enkel. “Die andere… jongen” wist hij over zijn lippen te krijgen. Hij draaide zijn hoofd even om, maar zag de figuur die hij eerder tegen het lijf was gelopen niet. Hij hoopte maar dat hij het ook op een rennen had gezet.

    "Het moet behandeld worden, anders raakt het geïnfecteerd,"
    Hij keek haar weer aan. Maar stemde niet gelijk toe. Daar had ze eigenlijk wel gelijk in, maar wie zou dat kunnen doen? Hij vertrouwde de mensen hier nog niet echt, dus het zou moeilijk worden om hem meteen te overtuigen om mee te werken. Dylan had de wond willen kijken, dat stond hij nog wel toe omdat ze de enige was van het kamp die hij iets langer had gezien.
    Ze had een stapje naar achteren gedaan. Waardoor ze iets minder in zijn persoonlijke ruimte kwam, wat hij wel fijn vond. Het was niet iets dat hij haar kwalijk nam, de situatie had er immers om gevraagd. "We moeten zo snel mogelijk terug naar het kamp," “Klopt, laten we maar weer daar heen gaan”. Zijn ademhaling was inmiddels weer normaal. Hoewel hij het liefst nog wel even was blijven zitten, wist hij dat het verstandiger was om pas bij het kamp te rusten.

    "Nee hè," hij keek haar even kort aan om te zien wat er mis was. "mijn tas, hij ligt daar nog." Hij beet even op zijn lip. Hij had écht geen zin om terug te gaan naar de plek waar ze zojuist vandaan waren gekomen. "Sorry,ik geloof dat het wat langer zal duren voordat we terug zijn, maar ik geloof dat we het makkelijk moeten redden voordat het donker wordt.". “Maakt niet uit.” Zijn blik ging naar de lucht boven zich. “Voor het donker moet wel haalbaar zijn..”. ‘..Hoop ik’ maakte zijn gedachte zijn zin af. "Laten we gaan," was voor hem het startsein om weer overeind te komen. Een klein glimlachje zweefde over zijn gezicht. Het was geheel niet op zijn plaats, maar kwam zomaar opzetten. “De eerste dag en gelijk al zoiets tegengekomen” Wie weet wat hen nog meer te wachten stond.

    De glimlach was meteen weer verdwenen toen hij bezig was met opstaan, iets dat ietsjes minder snel dan normaal ging, vanwege zijn schouder. Hij moest een aantal stappen zetten voordat hij naast haar kon lopen. De neiging om om de 5 seconden achter zich te kijken was groot, maar hij hield zijn ogen voor zich.


    Aan niets denken is ook denken.

    Celvar Vreth Eresse ~ Overlevende

    Het duurde niet lang voor Zayden zich van de rots had laten zakken en me vergezelde. Ondertussen was ik ook opgestaan, waarna ik me nog even uitgerekt had. ‘Bezwaar als ik mee ga? Dan lukt het meestal beter om me te concentreren. Daarbij, ik ben persoonlijk ook wel nieuwsgierig naar deze vreemde ontwikkeling,’ zei Zayden toen en zonder na te denken zei ik "Nee hoor". Om dan pas na te gaan denken over wat ik er nou echt van vond, flapuit die ik soms kon zijn. Maar ook als ik er over nadacht, vond ik het niet heel erg als hij mee zou gaan. Wat gezelschap kon ik altijd wel gebruiken, al zou ik aan Zayden niet zo veel hebben, als er niets gezegd hoefde te worden. Achja, dan zou ik wel overleven, stilte terwijl ik wel in het gezelschap van iemand was. Goede training voor mij om eens mn mond te houden.
    'Ik ben echt nieuwsgierig naar wat er dan aan de hand is,' begon ik terwijl ik een alvast een paar stappen deed, maar daarna weer stil bleef staan, omdat ik nog steeds geen idee had, waar ik heen moest gaan. 'Wat zou het zijn?' ging ik toen weer verder, terwijl ik op Zayden wachtte voor de richting. 'Ik zou het eigenlijk echt niet weten, maar zover ik weet is het niet iets wat hier thuishoort. Dat zegt mijn gevoel mij. Maar wat het wel is?' Ergens voelde ik me ietwat nerveus worden, doordat er iets aan de hand was, waarvan ik nog geen weet had, iets waar ik niet echt tegen kon. Ik wilde weten wat er aan de hand was, maar goed dat ik nu ook daarvoor op onderzoek uit ging. Maar mijn nervositeit maakte dat ik nog meer ging praten, iets waarvan ik niet zeker wist van Zayden het wel kon waarderen.

    {Daargh, dat stukje van mij is ook niet veel... Hoop dat je er wat mee kan, veel meer wilde er niet echt uitkomen, meh.}

    [ bericht aangepast op 15 juni 2014 - 21:55 ]