Masrl sprak nog even met Venomis en was onder de indruk van het toneelstukje dat ze opvoerde. Ondertussen bleef hij zijn blik houden op het onbekende, bijzonder mooie meisje. Hij kon zich niet langer inhouden en verontschuldigde zich daarom bij Venomis. Hij liep naar zijn 'vrouw' toe, die met haar zusje stond te praten en te dansen. Ze lachte en daardoor verscheen er ook een glimlach op Masrl's gezicht, want ze bleef een bijzonder mooie vrouw als ze lachte.
'Hé!' Emily grijnsde en kuste zijn wang. 'Vermaak je je een beetje?'
Hij kon aan haar merken dat ze onzeker was en het was jammer dat hij haar nog onzekerder ging maken, maar hij kon nu echt niet anders dan voor zichzelf - en daarmee dat prachtige meisje - te kiezen.
'Ja, het was leuk, maar ik denk dat ik maar terug ga.'
Haar gezicht betrok. 'Waarom? Het feest is nog helemaal niet zo lang bezig.' Ze keek hem een tikje verontwaardigd aan. 'We hebben nog niet eens gedanst!'
'Sorry, lieverd.' Hij glimlachte verontschuldigend. 'Ik denk dat het niet heel onverstandig is. Meller moet nu oppassen op een peutertje en twee baby's. En daarbij heeft ze ook nog ons ei in beheer. En ik wil liever niet,' hij boog zich naar haar toe zodat alleen zij hem kon horen, 'dat er opnieuw een ei gestolen wordt.'
De uitdrukking op haar gezicht veranderde. Ze sloeg haar ogen neer en knikte. 'Ja. Ja, je hebt gelijk. Ik ga wel mee.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Welnee. Dat is niet nodig. Ik red me wel alleen.' Hij moest wel zorgen dat hij Emily, Kato en Cordelia in de gaten hield als hij weer terug kwam, zodat hij alsnog als eerste bij Meller zou zijn. Emily kon niet met hem meegaan, want dan zou hij niet terug kunnen komen. 'Ik gun jou deze tijd ook wel. Geniet vooral van het feest.' Hij kuste haar op haar lippen. 'En als je terugkomt...' Hij streek kort door haar haren en keek haar veelbetekenend aan. Toen draaide hij zich om en liep hij in de richting van het hotel.
Toen hij zeker wist dat hij buiten gezichtsbereik van iedereen was, veranderde hij van richting. Hij zou eerst naar het bos moeten voor genoeg bladgroen, voor hij een ander uiterlijk zou kunnen aannemen. Hij zou flink om moeten lopen en dat was jammer, maar hij kon er nu eenmaal niets aan veranderen. Hij had dit plan niet goed doordacht en dat was nieuw voor hem. Hij wist nog niks van het meisje af - niet eens haar naam - maar hij moest en zou met haar spreken. Meestal kende hij de vrouw die hij wilde verleiden door en door, zodat hij wist op wat voor mannen ze viel, wat haar afknappers waren en hoe hij haar het beste kon bespelen. Nu wist hij niets. Hij had niet eens bedacht wat voor wezen hij zou worden, maar besloot om het zo menselijk mogelijk te houden. Nog een nereïde, zoals Ariana zich voordeed, zou te veel opvallen en hij wilde vooral niet dat er een link tussen Baiel en de persoon die hij nu zou worden werd gelegd. Het beste zou een voor iedereen onbekend wezen zijn, zodat hij zijn eigen verhalen en rituelen zou kunnen bedenken. Hij had zich vooral in de nereïde verdiept, zodat hij Baiel goed kon zijn, dus erg veel over de wezens die er al woonden wist hij niet.
Een wezen dat in staat was te vliegen, zoals het meisje zelf dat ook kon. Misschien zou ze het leuk vinden om een keer met hem te gaan vliegen - al moest hij dat dan eerst leren. Of een wezen dat ooit in staat was geweest om te vliegen, maar ooit was zijn vleugel gebroken en daardoor kon hij nu niet meer vliegen. Dan zou ze het hem weer kunnen leren - en dan was het ook niet onlogisch dat hij zou stuntelen.
Even schoot hem door het hoofd dat hij ook als zichzelf zou kunnen gaan, maar dat idee verwierp hij direct weer. Hij was een verachtelijk wezen, veel te glad, met een vieze, bruine huid en ogen die te diep in zijn oogkas zaten. Hij had niet voor niks de gave gekregen om zijn uiterlijk te kunnen wijzigen. Daar moest hij gebruik van maken.
Een mens met vleugels was de ideale oplossing. Hij kon zichzelf één van de engelachtigen noemen, een volk uit - waar kon het engelachtige volk vandaan komen? - Amerika. Amerika was erg groot. Hoe was hij hier terecht gekomen? Hij vloog hierlangs en toen brak zijn vleugel. Hij is er nooit meer weggegaan. Het meisje kon hier nog niet lang zijn, dus kon ze ook niet weten wie hier allemaal al langer op het eiland woonden. Zijn vleugel brak doordat hij geraakt werd door een mens op jacht, die hem aanzag voor een vogel.
Hij moest andere vleugels hebben dan het meisje, het elfje, of de fee. Vogelachtige vleugels. Vleugels die veren hadden, maar wel donsveertjes, want dat was zacht en daar hielden vrouwen van. Nee, niet alleen donsveertjes, veren van een vogel. Hij sloot zijn ogen en beeldde zich een vogel in, een grote vogel, als een arend. Hoe zaten zijn vleugels in elkaar? Ze hadden meerdere lagen...
Een zucht ontsnapte aan zijn lippen. Hij had geen flauw benul hoe een vleugel opgebouwd was en daardoor zou hij geen geloofwaardige vleugels kunnen fabriceren, hoeveel bladgroen hij ook had.
Hij spitste zijn menselijke oren, die een minder groot bereik hadden dan de oren van zijn eigen lichaam. Hij hoorde een vogeltje. Hij draaide zijn hoofd naar waar het geluid vandaan kwam en zag een klein, zwart met wit beestje op een tak van een boom zitten. Hij was ongeveer vijf meter van het diertje verwijderd. Met geruisloze bewegingen stapte hij dichterbij, waardoor hij nog maar drie meter van het kleine, tjilpende beestje af stond. Hij moest het dier te pakken krijgen om zijn vleugels te bestuderen.
Op zijn shirt zaten nog enkele kruimels van de taart die hij had gegeten op het feest. Hij veegde heel voorzichtig de kruimels van zijn shirt af, waardoor dezen op de grond vielen. Het vogeltje keek ernaar. Het hopte van de boom af en bleef op een afstand van zo'n vijf meter naar de kruimels kijken.
Masrl deed een stapje naar achteren. Het vogeltje bleef hem in de gaten houden en sprong niet verder weg, maar kwam ook niet dichterbij. Masrl pakte enkele blaadjes op en stopte die in zijn mond. Zijn hand begon langzaam te groeien. Hij hoopte dat de vogel niet weg zou gaan voordat zijn hand voldoende groot was.
Toen hij nog een stapje naar achteren deed en ondertussen nog meer blaadjes at, durfde het vogeltje weer wat dichterbij te komen. Toen Masrl zijn hand groot genoeg achtte, stond het vogeltje juist bij de kruimels en op het moment dat hij er één oppikte, knalde Masrl zijn enorme hand naar voren. Het vogeltje vloog weg, maar werd wel geraakt en zakte weer op de grond. Het probeerde te vliegen, maar één van zijn vleugels deed het niet meer. Een grijns verscheen op Masrl's gezicht en hij liep naar het beestje toe, zijn hand achter zich aanslepend. Met zijn 'normale' hand probeerde hij het gewonde vogeltje op te pakken. Het duurde even, maar toen hield hij het stevig vast. Het diertje begon in zijn handen te pikken en probeerde zijn vleugels te spreiden, maar Masrl kneep zo hard hij kon. Uiteindelijk stopte het met bewegen. Het was dood.
Masrl legde het dier voor zich neer en spreidde zijn vleugels. Terwijl hij ernaar keek, begon hij bladeren op te eten, snel en veel, en langzaam maar zeker verschenen de vleugels van het vogeltje in grotere variant op zijn rug - inclusief de gemiste veren die hij er bij het vogeltje afgeslagen had. Daarna veranderde zijn lichaam. Zijn torso en armen werden net wat gespierder - maar nog wel subtiel, zijn lichaam werd een tikje langer en zijn ogen veranderden van de lichtblauwe kleur van Baiel in de bruine kleur van zijn nieuwe gedaante. Zijn haar bleef donkerbruin, maar ze werden korter en er ontstond een slag in zijn haar.
Hij zat op zijn knieën en toen hij overeind kwam, moest hij wennen aan het gewicht dat de vleugels gaven. Hij probeerde zichzelf in evenwicht te houden en toen dat lukte, zette hij zijn eerste stappen. Vliegen zou hem niet lukken, maar hij moest eerst proberen zijn vleugels te spreiden en in te slaan. Dat was lastiger dan gedacht, want hij was niet gewend aan een lichaam met flappers op de rug en had ze ook nooit eerder bestuurd.
Het duurde even voordat hij zijn vleugels een paar keer in en uit had geklapt en hij begon bang te worden dat hij alweer veel te lang weg was. Daarom liep hij terug naar de geheime gang waardoor hij ook het dorp was uitgegaan. Bij de poel vlakbij de rand van het bos bekeek hij zijn spiegelbeeld nog in het water, waste zichzelf vluchtig en toen liep hij richting het feest, waar hij eindelijk met het meisje zou kunnen praten.
If you want the rainbow, you gotta put up with the rain