Máel Gilbert.
"Maak je klaar, jongen," hoorde ik opeens naast me, of in elk geval in dezelfde ruimte. Zin om mijn ogen te openen had ik echter niet, dus draaide ik mij enkel grommend om. De persoon die tegen me gepraat had, was afkomstig van een mannelijke stem die bij mijn vader hoorde. Helaas herkende ik die stem uit duizenden, nu zal het me vast niet goed baten. Elke keer als mijn vader me namelijk kwam storen, was er wel iets aan de hand. Ik vroeg me af wat er nu weer was, want het werkte me ergens wel op mijn zenuwen. Er klonk een geschuifel, waarop zijn hand opeens op mijn schouder neerkwam, om deze hard heen en weer te schudden.
"Kom op, Máel, sta op." Vermeldde hij, nu al meer richting een geërgerde toon. Nog even en hij zou met het zware geschut aankomen: mijn moeder. Dat deed hij namelijk elke keer, in de hoop dat ik naar haar zou luisteren. Als mijn vader zou hij zich eigenlijk ongelofelijk moeten schamen, dat hij het klusje liet klaren door een vrouw. Echter kon ik meer met mijn moeder opschieten en het deerde mij niet als ik hierdoor een 'moederskindje' zou zijn; het was nu immers een geweldige vrouw. Iedereen die dat niet erkende, zag niet wat zij allemaal door had gemaakt.
Ondertussen had ik de hand van mijn vader weggeslagen, telkens opnieuw, waarna ik het dekbed over mij heen trok en het kussen op mijn hoofd legde. Mijn vader was een ongeduldig man en het zou me niet verbazen, mocht ik mijn temperament soms van hem hebben, aangezien mijn moeder de kalmte zelf was. Vanzelfsprekend was hij dan eveneens geërgerd door mijn actie om opnieuw niet op te staan en zo naar hem te luisteren, waardoor ik kort erop hard geluid hoorde. Het geluid van kasten die open gingen, dichtvielen en spullen werden gepakt. Hier moest ik wel kort om fronzen, zodoende dat ik langzaam maar zeker mijn hoofd met het warrige kapsel onder het kussen vandaan haalde. Wat ik toen zag, liet me wel effe mijn mond open zakken. Verdomme, hij had grofweg een grote koffer gepakt om allerlei kleding erin te smijten. Ik hield er niet van als iemand aan mijn spullen zat, zeker niet op zo'n manier, maar wat me meer boos maakte, was het feit dat ik blijkbaar ergens naartoe ging. Haastig stond ik op en pakte mijn vaders arm vast, zodat hij wist dat ik er nu was en hij ophield, eindelijk. Alleen hij keek me niet eens aan en ging gewoon door.
"Pa, stop ermee; als je op reis wilt gaan, pak dan je eigen kleding," begon ik grappend, proberend om de sfeer wat te luchten. Er stond dan ook een flauwe glimlach op mijn ietwat volle lippen. "Dat van mij pas je immers niet." Dan had het wellicht niet het effect dat ik probeerde te creëren, hij stopte in elk geval wel met de koffer in te pakken. Zijn blik gleed over mij heen en hij zuchtte diep alvorens hij zijn mond open trok.
"Het is voor jou, Máel, dat weet je." Het klonk alsof hij moe was toen hij dit aan mij vermeldde, waardoor ik droog een wenkbrauw ophaalde.
"Dan kan je stoppen, want ik ga nergens heen."
"Jawel, deze nachtmerries heb je niet voor niets... En wellicht zal het je herstellen om over Alai -" Mijn blik werd van enigszins kalm abrupt richting nijdig, aangezien hij het lef had om over haar te beginnen. We wisten beide wat er was gebeurt en ook dat ik dit liever niet te spraken had, zeker niet als het als chantagemiddel klonk. Want regelmatig was dat wel het geval.
"Nee," gromde ik kortaf, waarbij ik zijn zin al doorbrak, "En het is schijterig om haar erbij te halen." Zijn blik gleed naar achter mij, in elk geval keek hij mij niet meer in de ogen. Hierom blikte ik dan eveneens naar degene achter me, wat mijn moeder scheen te zijn, alleen haar blik leek enge manier beheerst.
"Piccolo Canaglia*," zei ze me zacht, waar ik alleen op moest zuchten. Moest ze me nu opnieuw zo noemen? Ach, moeders hadden nu eenmaal dit om leuk te vinden. Mijn humeur werd in elk geval wel minder erg dan voorheen, alhoewel ik nog altijd niet begreep waarom mijn vader háár erbij moest halen. We wisten immers wel dat zij alsnog een zwak punt voor mij was, iets dat ik liever nog toe gaf eigenlijk. Vandaar ook de Engeltatoeage op mijn arm, dat stond voor haar en deels voor de zonden die ik had begaan. Misschien dat ik deze Horror ook wel verdiende. "We hebben het erover gehad, je vader en ik, en je hebt hulp nodig. Alle hulp die jouw kant opkomt, moet je aannemen." Ze stapte verder mijn kamer in tot ze bijna voor me stond. Mijn lippen deed ik al van elkaar om een eigenwijs antwoord te geven, maar mijn moeder was me weliswaar voor. "Zou je niet graag van deze nachtmerries af willen zijn? Over een bepaalde periode zal je het vast niet meer hebben, in elk geval zal je er wat kennis van meenemen." Ik snoof spottend.
"Kennis? Gekte bedoel je. Ik ga niet naar die nutjobs toe." Mijn moeder haar kalmte was verdwenen en nu keek ze me enkel streng aan.
"Zonder dollen, Máel," O, nu noemt ze me bij de naam; dat wordt serieus. "Dit kan je enkel helpen, we sturen je er heen of je het nu fijn vindt of niet. Die nachtmerries heb je nu al een ongelofelijk lange tijd en het mag nu wel eens over gaan." Ik zuchtte diep en blikte mijn donkere poelen in haar reebruine kijkers, die alsnog een warmte uitstraalden. Mijn vader hield - gelukkig - zijn mond, voordat hij het allemaal alsnog erger maakte, want die gave had de man wel.
"Dit is waanzin." Waren mijn laatste woorden, waarmee het allemaal al besloten was. Ik moest gaan.
Zo stond ik eenmaal voor het immens grote gebouw. Nee, ik was niet blij, maar om nu de hele tijd pissig te zijn en als een klein kind te reageren, was ook weer wat. Het duurde even voordat iemand daadwerkelijk de deuren open liet gaan, toen dit echter het geval was, blikte ik de vrouw even aan. Ze zag er niet uit alsof ze nog langer met mij hier wilde staan of überhaupt de deur voor mij wilde openen. Het scheen alsof ze al te laat was voor een afspraak en er erg snel naartoe wilde rennen.
"Kom binnen," vertelde ze me, wat ik traag deed om haar te treiteren. Er gleed een half grijnsje op mijn lippen. Het scheen te werken want in haar ogen zag ik het ongeduld. "Zet je spullen hier neer."
"Waarom zou ik?" Het zag er voor een kort ogenblik naar uit alsof ze me een dodelijke blik wilde toesturen, maar perste een glimlachje op haar lippen.
"Omdat het hoort; dat hebben we immers ook aan de anderen geëist." Ik vond het wel grappig om haar te treiteren, dus glimlachte ik breed, klemde mijn hand om het handvat van mijn koffer en opende mijn mond.
"Maar ik ben speciaal." Ze knarsetandde kort, pakte de koffer van me over en zette het tegen de muur aan. Hierop toetste ze een soort code in, waardoor er andere deuren open gingen en we doorliepen naar binnen. Ik volgde haar maar wat, terwijl ik mijn handen nonchalant in mijn broekzakken deed. Uiteindelijk kwamen we uit in een grotere ruimte, waar er al wat mensen waren. Mijn blik gleed kort over elk persoon heen, maar veel aandacht gaf ik niet aan hun. Toen de vrouw echter alweer weg liep, volgde ik haar en zei: "Hey, en ik dan?" Ze draaide zich om.
"Ga kennis maken met de anderen." Ik hield halt en voor deze keer leek zij mij te hebben geplaagd, aangezien ze met een glimlachje weg liep. Oh, fijn om je geholpen te hebben aan een goed humeur hoor, dame, dan heb ik mijn goede daad van vandaag ook al verricht. Nou, wie zal ik eens nu tot mijn slachtoffer kiezen?
*Piccolo Canaglia = Klein boefje
[ bericht aangepast op 25 jan 2014 - 21:57 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.