Voor het eerst sinds maanden heb ik weer wat uit mijn vingers weten te persen en toen ik het overlas, voelde ik me zo opgelucht dat ik het echt even met jullie wilde delen. Het is zomaar wat gebrabbel en geprut, maar misschien komt er wellicht spoedig een mooi verhaal uit waar ik weer mee aan de slag kan. :'D
“The real monsters live inside of us”, een ironische uitspraak die tegenwoordig veelal werd gebruikt door tieners die trots waren op hun ellenlange lijst aan psychische aandoeningen en opgeblazen familieproblemen. Ik hechtte weinig waarde aan dit troosteloze zinnetje, maar had wel het idee dat er een kern van waarheid in zat. Mijn hele leven had ik namelijk al verhalen gehoord over hoe mensen zichzelf konden verpesten. Verhalen over hoe ze de grip waren verloren en daardoor dingen hadden gedaan waar ze achteraf spijt van hadden. Sommigen konden niet omgaan met het onrecht dat hen ooit was aangedaan en vergrepen zich aan verdovende middelen, anderen verafschuwden de gehele maatschappij en konden het daarom niet laten om het leven van anderen te verzieken. Zo gingen die dingen nou eenmaal. Ik hield mezelf voor dat het een ver-van-mijn-bed-show was, want ik had uiteraard alles onder controle. Iedere avond jankend in bed liggen en spiegels vermijden waren geen dingen om me daadwerkelijk druk over te maken. Iedereen zat ten slotte weleens niet lekker in zijn vel. Het was daarom ook helemaal niet raar om op willekeurige momenten kastdeuren te slopen en jezelf in te beelden hoe één van je klasgenootjes het uit zou schreeuwen als je haar hersenpan open zou klieven. De kat van je buren zo nu en dan een schop verkopen was ook vrij onschuldig. Je moest toch iets doen met je opgekropte frustraties?
Ik geloof dat ik mezelf een halfjaar lang wijs probeerde te maken dat er niets vreemds met me aan de hand was. Ik had het waarschijnlijk gewoon even moeilijk met het feit dat ik mijn puberteit aan het inruilen was voor adolescentie. Die periode verliep wel vaker niet zo soepel als men soms wilde en dat stelde me gerust. Ik kon er mee leven, want het zou vanzelf wel overgaan. Zolang ik mezelf op sociaal gebied zo stabiel mogelijk voordeed, zou er niets aan de hand zijn.
Daar was ik dus daadwerkelijk van overtuigd. Ik geloofde er heilig in.
En toen wierp ik, ondanks de angst voor mijn eigen reflectie, een blik in de spiegel die al jarenlang zijn plekje op de betegelde badkamerwand in beslag nam. De eerste keer keek ik weg, uit automatisme. De tweede keer wendde ik nogmaals mijn ogen af en stootte ik wat suf gegrinnik uit, omdat ik het idee dat ik gek werd ergens wel komisch vond. De derde keer trok er een schok door mijn lichaam. Vluchtig knipperde ik met mijn ogen, in de hoop dat het beeld vanzelf zou verdwijnen. Zoals ieder normaal mens had ik weleens vaker een nachtmerrie gehad en in de loop van de jaren had ik zelf wat trucjes bedacht om mezelf te verlossen uit beangstigende situaties waarin ik verzeild raakte als mijn onderbewustzijn de regie in handen had.
Toen ik voor de laatste keer naar mijn spiegelbeeld staarde, voelde ik letterlijk de grond onder mijn voeten verdwijnen. Vanaf dat ogenblik was alles voorgoed zwart. Voorgoed. Zwart.
If you wanna fly, you got to give up the shit that weighs you down.