Winter Yurdill
'Misschien' rolde over zijn lippen, nadat de jongen lachend zijn hoofd had gehad bij mijn grote ogen. Iets wat vaker naar voren kwam zodra ik mijn zin wilde, hopende dat ik deze dan ook zou krijgen, maar wetende dat het nu wel ergens goed zou zitten. De jongen zou geen nee zeggen, want dat wisten we beide. Zeker niet als hij hopelijk doorhad dat ik dan wel een keer zou kunnen slapen, dus we dan beide niet liepen te spoken. 'Dat is dus een ja,' zei ik eigenwijs, om vrolijk in mijn handen te klappen. Een enkele seconde later stond ik naast hem en drukte een klein kusje op zijn wang. Twee weken geleden wist ik hoe het uitgepakt zou zijn, maar ik wist dat het nu wel kon en dat bleek al helemaal bij de glimlach die op zijn gezicht nestelde. Mijn mondhoeken krulde ook een stuk verder omhoog terwijl ik knikte. 'Maar dat neemt niet weg dat het niet leuk is om te zeggen,' zei ik, zijn arrogantie negeerde, maar eerder richtende op het speelse voor hij de cel verliet. Een zachte zucht rolde over mijn lippen, want ik wilde helemaal niet dat de jongen nu ging, maar wist dat het nu niet anders ging en hij zo wel terug zou keren. Ik kleedde me dan ook snel om, wetende dat er toch al snel weer iemand hier zou komen, zeker nu zijn broers er ook aankwamen. Dat laatste was het geval toen zijn oudste broer ineens achter me stond, om mijn ketting vast te maken. Iets waar ik wel verbaasd door was, want ik had echt gedacht, of gehoopt, dat het Ace zelf zou zijn. Al had ik met een beetje logisch nadenken na kunnen gaan dat hij het niet was. Ik knikte dan ook bij zijn woorden, om me op het bed te laten zakken, om mijn benen op te trekken en de jongen aan te kijken, nadat mijn blik heel even naar de deur van de cel was gegaan. “Niets speciaals. Mag ik soms mijn favoriete gevangenen niet bezoeken?” Ik trok mijn wenkbrauw op door de charmantheid die in zijn stem te horen was. Het beviel me voor geen ene meter en het liefste wilde ik dan ook dat Ace terug zou keren. Niet dat ik dat liet blijken, want mijn blik bleef gewoon op Elijah gericht. “Trouwens hoe bevalt het je hier? Doet mijn geliefde broertje zijn werk goed? Vindt je het warme briesje ook niet enig? Of mis je Yurdill teveel?” Deze woorden lieten me precies weten welke kant hij op wilde, maar dat ging hem niet lukken. Het onderwerp lag nog altijd gevoelig, maar dat betekende niet dat ik er niet koel over kon doen. “Vergeef me als ik je teveel vragen stel.” Hij kwam naast me zitten en dat was het moment dat ik mijn mond opentrok. 'Jouw favoriete gevangen? Laat me alsjeblieft niet lachen, want je weet net zo goed als mij, dat -dat niet zo is.' mompelde ik zijn houding en reacties goed in de gaten houdende. Ik wist hoe het zat met hem, dus ik wist dat ik ook op moest passen. 'Hoe denk je dat het me hier bevalt? Ik ben een gevangen, iemand die al twee weken geen frisse lucht meer heeft gehad en heel de dag dezelfde vier muren ziet. Yurdill of geen Yurdill, ik wil gewoon ook even weg uit dit muffe hok. Maar wees niet bang, want je broertje doet je werk uitstekend. Niets op uit te merken, ondanks de arrogant bij jullie allemaal wel wat minder mag,' Niet dat het bij Ace echt het geval was, maar ik moest toch wat zeggen?
If we hug a little tighter, our hearts will be a little closer