Oké, ik weet niet of dit mag, maar ik ga even tijd bepalen:
Het is lente, een winderige dinsdagmorgen. Er is school, mits jouw personage les heeft (bijv: Ouders hebben geen les, Diëm heeft een dag vrij). Je kunt dit zelf bedenken. Op dit moment is het half tien in de ochtend (je kunt ook eerste twee uur vrij zijn voor school, natuurlijk).
Quinn Easton
Tijd voor school! Tijd voor school! Daar doet mijn wekker me 's ochtends altijd aan denken als ik wakker wordt: Nemo, het hyperactieve visje uit de gelijknamige film Nemo. Het diertje heeft geluk, want het is geen echt diertje maar slechts een klokje dat staat te bliepen en ook erg makkelijk uitgaan als je erop slaat. En dat is dus ook wat is doe: BEMMMM. Probleem opgelost, weltrusten allemaal.
Tijdelijk probleem opgelost, want zodra mijn moeder toch maar even mijn kamerdeur open doet om te vragen of ik niet naar school moet, vlieg ik overeind alsof ik gestoken ben door een wesp en racete naar de hoop kleren op mijn bureaustoel. Natuurlijk heb ik wel school! Mam verlaat hoofdschuddend mijn slaapkamer met de opmerking: 'Daar gaan we weer' en gaat de trap af, naar beneden. Binnen een mum van tijd heb ik mijn ontbijt naar binnen geschrokt, mijn tas gepakt, tanden gepoetst en spring ik snel op mijn fiets. Waarom, vraag ik me af. Waarom heb ik die wekker nu weer uitgeslagen? Waarom werk ik mezelf altijd in de nesten? Waarom ben ik nooit eens georganiseerd?
In mezelf denkend fiets ik in een flink tempo over de wegen. Ik ga allerlei dingen af die van enig belang kunnen zijn vandaag:
Het is dinsdag. Ochtend. Half tien.
Vandaag hebben we een SO Frans.
Vandaag ben ik om half vier uit.
Vandaag is Sofia een week verdwenen. Week al?
Vandaag heb ik een iets ander rooster dan normaal, ik heb de eerste twee uur vrij.
Eerste twee uur vrij?
'Verdomme!' schreeuw ik luid. Ik maak een wilde, boze beweging met mijn arm waardoor mijn voorwiel zwenkt en ik bijna van mijn fiets val. 'Wat ben je toch een stomme oen!' Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Oen, oen, oen, stomkop. Meteen fiets ik een stuk langzamer terwijl ik mezelf inwendig de huid vol scheld met zinnen zoals: 'Ga nu eens op tijd naar bed!' en 'Print je rooster voortaan uit!' etcetera.
Ik klingel met mijn fietsbel om de fietser voor mij aan te geven dat ik hem of haar ga passeren. Nadat ik de persoon voorbij ben gereden, kijk ik eventjes over mijn schouder en herken ik Gina, een vriendin van Sofia. Ik ken haar wel een beetje, Sofia was een soort connectiepunt die nu is verdwenen. Ik begin nog langzamer te fietsen totdat zij weer naast me fietst en probeer haar aan te spreken. Wat ik niet doorheb is dat ze een koptelefoon opheeft.
'Hee Gina,' begin ik kalmpjes, 'Ook te laat opgestaan en je gerealiseerd dat je de eerste twee uur vrij had?'
[ bericht aangepast op 13 april 2013 - 22:27 ]