Epiloog
Een eerbiedige stilte lag over het met stenen bezaaide veld. De twintig vijftienjarigen die met Orion en Cody waren meegekomen, liepen uiterst voorzichtig langs alle torentjes heen die de locaties van begraven zielenstenen markeerden. Cody glimlachte om hun voorzichtigheid. Ze stonden er vast niet bij stil dat er regelmatig ogers over dit geboorteveld banjerden, waarvan sommige net zo veel wogen als zij allemaal bij elkaar. De zielenstelen konden wel tegen een stootje. Toch was het mooi om te zien dat de studenten respect toonden voor de ogercultuur.
Een maand terug hadden Orion en hij voor het eerst een ontmoeting tussen de ogers en de mensen georganiseerd. Dertig volwassenen – waaronder zijn tante en Orions ouders – hadden zich aangemeld. Hoewel het in het begin aftasten was geweest, keek iedereen terug op een geslaagde dag.
Over twee weken zouden Bast en Mos ook met een groep ogers in Holtgaard op bezoek komen. Het vooruitzicht vulde zijn hart met warmte.
Het was ruim een halfjaar geleden dat de herinneringen waren teruggekeerd. Het duurde lang voor er echt veranderingen werden doorgevoerd en toch was er al een hoop veranderd. Nova had een plekje in de Raad van Holtgaard ingenomen om over het woud en diens bewoners te adviseren. Het Mensdal viel daar ook onder. Ze was druk bezig om te bemiddelen tussen de bannelingen en hun dierbaren en probeerden met een klein team per zaak te bekijken of iemand wel of niet mocht terugkomen naar Holtgaard, waarbij bezoek aan de bannelingen niet werd ontmoedigd. Nova stuurde aan op een langdurige samenwerking met Mensdal, maar Luther was het aanspreekpunt en hij was geen makkelijk persoon om mee te onderhandelen.
Cody probeerde het los te laten. Sommige dingen zouden stroef blijven gaan, daar moest hij in berusten. Zolang de creativiteit bleef stromen en het woud verder herstelde, zou het allemaal wel goed komen.
Wel was hij blij dat hij voor de aangeboden plek in de Raad van Holtgaard had bedankt. Aan de Raad die hij zelf samengesteld had, had hij zijn handen vol.
De eerste bijeenkomst daarvan lag ook al weer een paar maanden achter hen. Verschillende rassen waren toegetreden, waardoor ze nu met zo’n twintig individuen waren. Zoals ze al hadden verwacht, had ook Locke vol trots zijn plek ingenomen. Sindsdien was hij een stuk milder gestemd en had hij geen akelige streken meer uitgehaald.
Thomas was – met zijn bergen aan kennis – de voorzitter. Hoewel hij zijn magie miste, genoot hij van zijn taak als raadsvoorzitter en mocht hij ook gastlessen op de Academie verzorgen. Cody verwachtte dat ze hem voor het volgende academiejaar een vaste aanstelling zouden aanbieden, nu ze er een beetje aan begonnen te wennen dat hij op twee benen rondliep, zich kleedde zoals een mens en kon praten.
‘Willen jullie een groeiende zielensteen zien?’ Orions stem haalde hem uit zijn gedachten. Het groepje tieners knikte enthousiast. Hij richtte zich tot Nezumi. ‘Wil jij Mos en Bast halen?’
Nezumi sloeg haar vleugels uit en vloog de ogerstad in. Haar paarse lijf schitterde in het licht van de zon.
Niet veel later keerde ze met de twee ogers terug. Bast – die groter was dan haar partner – had een arm om Mos’ schouders geslagen. De twee kletsten luid en aan niets was te merken dat Mos haar eerst nauwelijks had durven aanspreken.
‘Dus jullie willen weten hoe onze kleintjes ter wereld komen, is het niet?’ vroeg Bast.
De tieners knikten enthousiast. Net als Cody zelf destijds, hadden zij zich verwonderd over het voortplantingsproces waarover Cody hen tijdens de excursie verteld had.
‘Nou, kom maar mee dan.’ Mos maakte een uitnodigend gebaar en liep naar een met mos begroeid torentje waarin ook piepkleine robijnen zaten. Mos knielde erbij neer, tilde het stapeltje opzij en begon de stenen los te trekken, tot er twee glimmende stenen zichtbaar werden op de bodem. De ene was diepblauw, de andere groengeel. Ze waren met elkaar versmolten, meer dan de eerste keer dat Mos vol trots zijn onvolgroeide nageslacht had laten zien.
Het zou nog een jaar duren voordat de zielenstenen volgroeid waren, en vervolgens nog anderhalf jaar voordat het was omhuld door een volledig ogerlichaam.
Om de beurt bogen de leerlingen zich over de kuil en praten opgewonden met elkaar. Cody liep iets naar achteren om ze meer ruimte te geven, waardoor hij ergens tegenaan botste.
Armen gleden om zijn middel en hij voelde Orions kin op zijn schouder. Tevreden leunde hij tegen zijn vriend aan.
Niet lang daarna keerden ze terug naar de stad, waar de ogers al eten aan het roosteren waren. De tieners maakten kennis met de oger-tieners, die hen uitdaagden tot nieuwe spellen. Het schel klinkende gelach vermengde met het zwaardere stemgeluid van de ogers.
Cody en Orion keken toe, met Mos en Bast naast zich.
‘Dit hebben wij toch mooi voor elkaar gekregen,’ zei Cody met een plagende ondertoon tegen Mos. ‘Allemaal doordat jij zo van me schrok dat je van een heuvel afrolde.’
De oger liet een rommelende lach horen. ‘Nooit had ik kunnen denken dat mijn broze steen tot verbinding zou leiden. Tussen mens en oger.’ Hij keek op naar zijn partner, en glimlachte breed. ‘En tussen oger en oger.’
‘Zelfs tussen mens en mens,’ vulde Orion aan. Hij leunde met zijn onderarm op Cody’s schouder en trok plagerig aan zijn haar. ‘Zonder jou was Cody waarschijnlijk nog steeds hopeloos aan het ronddwalen.’
‘Pff, zo hopeloos was ik nou ook weer niet.’ Hij duwde met zijn schouder tegen die van zijn vriend. ‘Vroeg of laat had ik je heus wel gevonden.’
‘Alleen als je per ongeluk in de poel met de helende tranen was gevallen.’
‘Ik viel ook per ongeluk in een pixienest. Het had zomaar gekund.’
Grinnikend plantte Orion een kus op zijn wang. ‘Waarschijnlijk heb je gelijk.’
Cody stak zijn tong uit. Hij zocht nog naar een bijdehand antwoord, maar op dat moment kondigde een luide stem aan dat het eten klaar was.
De jonge ogers en mensen dromden rond de vuurplaats om de gebraden spiesen op te halen. Cody ademde diep in – de geur van het vuur, het vlees, de gezelligheid waarvan hij zo bang was geweest dat hij die buiten Orion en zijn katten misschien wel nooit meer zou vinden.
Er waren dagen dat hij nog steeds nauwelijks kon bevatten dat ze met zo weinig zo veel hadden kunnen veranderen, of dat alle nieuwe verantwoordelijkheden hem overweldigden. Gelukkig konden ze zich altijd terugtrekken in Orions huisje. Het was prettig om soms onder de mensen te zijn – of in het bijzijn van andere wezens – maar soms was het ook fijn om gewoon samen in een simpel huisje te wonen, met graslanders die de tuin bijhielden en bijdehante katten in plaats van nieuwsgierige buren.
Hij liet zijn hand in die van Orion glijden. ‘Zullen we binnenkort weer een paar dagen naar het huisje gaan? Of een paar weken, misschien,’ gaf hij aarzelend toe.
‘Mis je het schilderen?’
In Holtgaard kwam hij daar nauwelijks aan toe, behalve als hij schilderles gaf. Toch was dat niet te vergelijken met onbezonnen aan de slag gaan, zonder al die ogen die op hem gericht waren. ‘Ja. En de rust. Gewoon, met jou zijn. Tot mezelf komen.’
Orion gaf een kneepje. ‘Dan doen we dat. Het is een druk halfjaar geweest. We hebben een hoop dingen in gang gezet. Ze kunnen vast wel even zonder ons.’
Hij glimlachte flauwtjes. ‘Laten we het hopen.’
Hoewel alles tijdens hun rondreis over het herstellende eiland ook was goed gegaan, was hij constant bang dat men in oude gewoonten zou terugvallen, dat er toch weer strenge wetten opgesteld zouden worden tijdens zijn afwezigheid.
Maar hij moest vertrouwen hebben. In de burgemeester, in de Raad, in alle andere dorpelingen. Bovendien was Nova er ook nog: die zou dat niet laten gebeuren.
Een stapje terugdoen was misschien juist goed.
Dan gaf hij ze ook echt de kans om zich te bewijzen.
Orion tilde hun verstrengelde handen op en gaf er een kus op, voor hij Cody aankeek. ‘Jij hebt de boodschap van de pixies overgebracht. Je hebt de mensen hun herinneringen teruggegeven, hun vríjheid teruggeven. Je bent een lichtend voorbeeld geweest in de omgang met andere rassen. Ik denk dat het goed is als je het allemaal nu een beetje leert loslaten, voordat je juist door al die verwachtingen gekooid wordt.’
Cody sloeg zijn blik neer. ‘Ik weet het. Maar het is moeilijk.’
Orion streek met zijn vrije hand langs Cody’s gezicht tot hij weer opkeek. Er speelde een geheimzinnige glimlach om zijn lippen. ‘Gelukkig heb je mij. Ik bezorg je wel genoeg afleiding om niet meer aan Holtgaard te denken.’
Zijn mooie blauwgroene ogen hielden hem gevangen. Cody geloofde hem op slag. Al het andere leek al om hen heen te vervagen – en hij kon niet wachten tot ze zich in elkaars armen op de bank konden nestelen, luisterend naar het geruststellende knappen van de houtblokken in de open haard tot alle onrustige gedachten zachtjes wegsmolten.
Er zijn nog geen reacties.