Hoofdstuk 35
Het geroezemoes was luider dan wanneer Orion zijn hoofd in een bijenkorf zou hebben gestoken. Het was al net zo zenuwslopend: alsof hij ieder moment door tientallen angels bestookt kon worden.
Op dit moment wist niemand meer wie hij was.
Zelfs zijn ouders toonde geen enkele herkenning. Ze stonden iets verderop en wierpen ongedurige blikken op de drie mensen en vier katten die zich voor de waterput op het dorpsplein hadden verzameld.
Als de pixies hun woord hielden, zou die onwetendheid er straks niet meer zijn. Dan was hij weer de oproerkraaier. De jongen die zich niet door regels wilde laten temmen en was weggestuurd.
En nu was híj degene die hun moest vertellen dat ze anders moesten gaan leven. Wat had hij wel niet gedacht, daar in het hart van de titaan? Niemand zou enige waarde aan zijn woorden hechten.
En ondanks de bemoedigende woorden die hij tegen zijn vriend had uitgesproken, betwijfelde hij of Cody het wel voor elkaar zou krijgen. Aan zijn innemendheid of wilskracht zou het niet liggen. Maar zijn haar leek zoals altijd overgoten met sterrenstof en iedereen zou straks weer weten waar hij vandaan kwam: uit het woud dat zij als levensgevaarlijk bestempelden.
Als ze ons niet geloven, of niet naar ons willen luisteren, is er nog geen man overboord, hield hij zichzelf voor. Dan gingen ze gewoon weg en zochten ze het hier in Holtgaard maar uit.
Dan leerde Cody de graslanders wel schilderen, of introduceerde hij nieuwe instrumenten aan de ogers.
In ieder geval was het eerste deel van hun plan geslaagd: ze hadden iedereen bijeengeroepen naar het plein en gezegd dat hun herinneringen bij het vallen van de avond zouden terugkeren.
De zon was al achter de bomen verdwenen. Lang kon het niet meer duren.
Geduld was aan de meeste Holtgaarders helaas niet besteed, want er steeg steeds meer gemopper op. Orion was een menigte als dit niet meer gewend – en heel eerlijk: het was moeilijk dat zijn ouders na al die jaren zo dichtbij stonden en dwars door hem heen keken. Hij wist dat het aan hun geheugenverlies te wijten was, zeker omdat ze zijn zusje ook niet herkenden. Toch voelde het persoonlijk. Alsof ze hem sinds zijn verbanning helemaal van zich losgesneden hadden. Het drukte zwaarder op hem dan hij verwacht had. Voor de zwaarmoedige gevoelens hem echter volledig konden overmeesteren, veranderde de sfeer op het plein.
Het gemor veranderde in opgewonden gefluister. Over de boomtoppen scheerde een gouden gloed. Het schijnsel was zo fel dat Orion er niet recht in kon kijken. Het was onmogelijk om de individuele pixies te onderscheiden. Als hij niet had geweten dat zij het waren, zou hij niet eens geweten hebben wat het was.
De gouden gloed strekte zich uit over het plein. Orion stapte voor de waterput vandaan. Als een schitterende stroom dook de zwerm pixies erin. Nu ze zo dichtbij waren, moest hij zijn ogen dichtknijpen tegen het felle licht. Toch ving hij glimpen op van de kleine wezens, die in kleine groepjes de gedachtennissen de diepte in droegen.
Om hem heen sloeg de sfeer om. Mensen zakten door hun benen of hielden zich aan elkaar overeind terwijl ze hun slapen masseerden en ze hun ogen dichtknepen alsof ze door hevige hoofdpijn geteisterd werden.
De herinneringen komen terug.
De laatste pixies doken de put in. Wat achterbleef, was een schemerig plein waar nu enkel getergd gekreund werd.
Orion wierp een blik in de put. De trap was teruggekeerd. Alles zag eruit zoals het al die jaren gedaan had.
Op de bodem vervaagde de gouden gloed.
Hij vermoedde dat ze niet op dezelfde manier de kluis zouden verlaten. Waarschijnlijk doken ze ergens een spleet of gangetje in dat hen buiten het zicht van de mensen naar huis zou brengen.
Orion keerde zich naar de mensen op het plein. Sommige schudden met hun hoofd, alsof de teruggekeerde herinneringen daarmee beter zouden inzinken. Anderen knipperden verdwaasd – of waren al een stapje verder. Hier en daar omhelsden mensen elkaar. Zijn blik schoot naar zijn ouders.
Heel even maar, daarna was het de burgemeester die zijn aandacht opeiste door zich door de menigte naar voren te dringen.
‘Cody. Orion. Nova. Jullie hebben heel wat uit te leggen.’
‘Basil,’ stelde Basil zich voor. ‘Astoria. Nezumi. Onze heldendaden zijn minstens zo fantastisch als die van onze mensenvrienden.’
De burgemeester sperde haar ogen open, drukte een hand tegen haar borst en deinsde achteruit.
Een grijns schoot om Orions lippen. Soms vergat hij dat niet iedereen het vanzelfsprekend vond dat zijn katten konden praten.
‘We willen graag vertellen wat er sinds het verdwijnen van de herinneringen gebeurd is,’ zei Cody. Hoewel hij duidelijk nerveus was, sloeg hij zich daar dapper doorheen. ‘Niet alleen aan u, of aan de Raad. Aan iedereen die hier bijeen is gekomen.’
Van het gezicht van de burgemeester was af te lezen dat ze hier niet over te spreken was. Toch waren er veel te veel nieuwsgierige toehoorders om het verzoek te kunnen weigeren.
En dus begon Cody te vertellen – en vulde Orion hem aan wanneer hij door de zenuwen in zijn woorden verstrikt raakte. Opnieuw vertelden ze over hun zoektocht en over hun niet-menselijke helpers. Deze keer besloten ze met de reden waarom de pixies hun herinneringen hadden gestolen en de afspraken die Cody met Elix had gemaakt.
Daarna volgde een gespannen stilte, die dikker en dikker werd en ieder moment in verontwaardiging leek te kunnen losbarsten.
Cody was dat moment voor. ‘Het lijkt me goed als we dit allemaal laten bezinken. Op een later moment kunnen we overleggen welke stappen er ondernomen moeten worden.’
De burgemeester kneep haar lippen op elkaar. Het was duidelijk dat ze Cody een snotneus vond en dat het bestuur van dit dorp háár taak was – maar ze zag vast ook in dat ze het grondig verknald had en dat het aan Cody te danken was dat ze nu überhaupt haar eigen naam weer wist.
En dus knikte ze bruusk.
Voor anderen was dat het startsein om ook hun stem te verheffen. Mensen spraken hun mening uit, speculeerden met hun buurman, of lieten Cody’s verhaal voor wat het was om hun naasten te omarmen of in de menigte op te zoeken.
‘Nova!’ De stem van zijn moeder sneed door Orion heen. Hij wankelde en greep naar de rand van de put.
Ze wrong zich langs een paar dorpelingen, omhelsde haar dochter en omvatte haar gezicht met beide handen. ‘Ik maakte me zo’n zorgen om je!’ Ze liet haar handen zakken en draaide zich naar Orion toe. Haar ogen liepen vol tranen terwijl ze naar hem toe schuifelde en een trillende hand hief. Ze durfde hem niet aan te raken. ‘Orion…’ fluisterde ze. ‘Ben jij – ben jij het echt?’
Orion had geen idee wat hij moest antwoorden.
‘Ik dacht… ik dacht echt…’
‘Dat ik dood was? Mijn verstand had verloren?’ Hij kon het niet helpen dat hij verbitterd klonk. Hij wás ook verbitterd, merkte hij, nu hij oog in oog met haar stond.
Hij was achttien geweest toen hij werd weggestuurd. Volwassen ja, maar nauwelijks. Iedereen hier had geloofd dat het woud een doodvonnis was, dat hij uiteindelijk wel tussen de malende kaken van een monster zou belanden of dat de lucht die hij inademde hem krankzinnig zou maken.
Ze had hem zonder slag of stoot laten gaan. En haar dochter ook, zelfs al waren haar andere kinderen in haar ogen al gestorven.
‘Je had met haar mee moeten gaan.’ Zijn blik dwaalde naar zijn vader, die een paar passen achter haar stond. ‘Zelfs als je me niet terug wilde vinden. Jullie hadden haar moeten beschermen.’
Nova draaide verongelijkt haar hoofd opzij. ‘Ik wist me prima te redden!’
‘Daar gaat het niet om.’ En het was niet eens waar. Ze hadden haar uit Luthers klauwen moeten bevrijden. Een plek waar hij zelf ook beland was en die hem geen goed had gedaan.
‘We volgden de regels, Orion.’ De stem van zijn vader klonk net zo afkeurend als altijd. ‘Dat kun je ons niet kwalijk nemen.’
‘Waarom niet? Ik zou het bos getrotseerd hebben om mijn kat te vinden, laat staan mijn kínd.’
Zijn vader keek weg. Zijn schouders zakten naar beneden.
‘Je vond dat ik het verdiende. Dat het beter was voor heel Holtgaard als ik hier niet meer was, zodat ik niet een of andere kwaadaardigheid zou aantrekken. Ironisch is het, hè? Nu ík degene ben die jullie je herinneringen teruggeeft. Dat het gebrek aan experimenten zoals die van mij er juist voor heeft gezorgd dat de wereld uit balans raakt, dat de natuur sterft.’
‘Ik…’ Hij boog zijn hoofd. ‘Ik moet de hemellichamen verkeerd hebben geïnterpreteerd.’
Orion snoof. ‘Misschien moet je eens voor jezelf leren denken, in plaats van blind de voorspellingen uit een boek te volgen.’
‘Orion!’ Zijn moeder sloeg een hand voor haar mond.
Oh, nu durf je je wel uit te spreken. Teleurstelling overweldigde hem. Hij had gehoopt dat ze veranderd waren in de afgelopen jaren. Dat zijn verbanning hen tot denken had aangezet.
‘Ik heb genoeg gehoord.’ Hij keek om zich heen.
Vlak naast hem stond Cody, die door zijn tante werd omhelsd. Na het nieuws over zijn ouders, was die knuffel vast extra stevig.
Met een triest glimlachje keek hij ernaar. Zijn gezicht betrok toen hij Fleur zag staan, die haar beurt afwachtte voor ook zij hem kon begroeten. Hij moest de drang om haar op haar giftige gedrag te wijzen onderdrukken.
Waarschijnlijk was het ook beter als hij er niet met zijn neus bovenop stond. Zodra de tante van Cody zich iets terugtrok, zorgde hij er wel voor dat hij Fleur voor was. Hij legde een hand op Cody’s schouder en leunde naar hem toe.
‘Ik wacht op je bij jouw huis, goed? Ik… ben even uitgepraat.’
Cody’s blik flitste naar Orions ouders en hij knikte begripvol. ‘Oké. Tot zo.’ Hij gaf een snelle kus op Orions lippen en glimlachte bemoedigend.
Waarschijnlijk had hij Fleur niet zien staan, anders had hij dat vast niet gedaan.
Orion draaide zich om en duwde zich voorzichtig een weg door de mensenmassa. Af en toe keek hij over zijn schouder om te zien of Astoria, Basil en Nezumi hem nog steeds volgden. Het was hen nog niet gelukt om Thomas te laten ontwaken. Spekkie had bij hem willen blijven; met veel moeite had hij een dekentje over de andere kat gelegd en gezegd dat hij voor hem zou zorgen.
De gedachte bracht weer wat warmte terug in zijn borstkas.
Zijn ouders mochten dan nauwelijks naar hun kinderen omzien, Orion had zijn eigen familie gecreëerd en hij zou ze voor niets ter wereld ruilen.
Hij voelde een druk op zijn schouder zodra ze het plein achter zich lieten. Nezumi was er gaan zitten, de rand van haar vleugel rustte zacht tegen zijn achterhoofd. ‘Dat was een moeilijk weerzien met je ouders.’
‘Ach.’ Hij dwong een glimlach om zijn lippen. ‘Ik had het kunnen verwachten.’
‘In ieder geval zetten je woorden hen aan het denken.’ Astoria was net al langs hem heen gesneld en draaide zich nu naar hen om. Haar spierwitte vacht reflecteerde het maanlicht. ‘Ze zullen de spijt nog wel voelen. Als ze dat al niet doen.’
‘Het neemt niet weg wat er gebeurd is,’ zei Basil.
Precies.
Orion had ook niet verwacht dat ze nu opeens wel een liefdevol gezinnetje zouden worden. Dat punt was hij ook voorbij: hij was tevreden met het leven dat hij leidde. Maar een omhelzing was fijn geweest. Zijn vader, noch zijn moeder had hem aangeraakt.
Hij hief zijn hand en streek langs Nezumi’s schubben. Hoewel ze niet van aanrakingen hield en hij haar niet vaak aaide, waren de druk van haar poten en vleugel troostend.
Ze spinde zacht, voor ze hem zacht in zijn oor beet. ‘We willen ook niet dat ze wegnemen wat er gebeurd is, toch? Dan had je ons niet gehad. Geloof me: hier in dit dorp zou je leven nooit zo… kleurrijk zijn geweest als met ons.’
Orion grinnikte zacht. Dat kon hij niet ontkennen.
Ze had gelijk: ondanks alles, was hij blij met wat zijn verleden hem nu, op dit moment, gebracht had.
Er zijn nog geen reacties.