Hoofdstuk 32
De lucht vibreerde van de magie. Orion wist niet of ze door een soort portaal waren gestapt dat hen naar een andere locatie had gebracht, of dat ze zich nog steeds in het binnenste van de berg bevonden en alles om hen heen een illusie was.
Hij vermoedde het laatste, want er twinkelden sterren boven zijn hoofd terwijl het eigenlijk pas over een paar uur donker zou moeten worden. Het paadje werd omzoomd door struiken en bomen die zo dicht op elkaar stonden dat ze niets dan een groene muur zagen.
Verontrustend eentonig eigenlijk; normaal barstte het overal op het eiland van de kleuren. Het was ook akelig stil. Geen gescharrel van diertjes, geen gegons van insecten. Ze werden alleen vergezeld door het geluid van hun eigen voetstappen en die van hemzelf klonken vrij zwaar en lang, wat hem deed vermoeden dat ze zich nog steeds in een grot bevonden.
Aan de gespannen ademhaling naast zich hoorde hij dat zijn zus zich evenmin op haar gemak voelde. Ook Cody keek schichtig om zich heen.
‘De lucht voelt hier zwaar.’ Nezumi was een stukje vooruitgevlogen, maar landde nu op de grond. ‘Het is net of mijn vleugels naar beneden worden gedrukt.’
‘Het is waarschijnlijk ook beter om bij elkaar te blijven.’
Nezumi vouwde haar vleugels in en bleef naast Basil lopen.
Orion schrok toen er opeens een lichtflits langs hem heen schoot en ergens tussen de struiken belandde. Met een ruk draaide hij zich om.
Er waren geen aanvallers. Thomas liep achter hem, die zijn staf stevig vasthield. De steen op de top pulseerde gevaarlijk.
‘Sorry,’ bromde de kleine tovenaar. ‘Er is hier zo veel magie, ik heb het idee dat ik ontplof. Het was slechts een onschuldige groeispreuk.’
Orion keek weer voor zich. Op de plek waar de flits net heen geschoten was, zwol een plant op tot hij zich meters boven hen verhief. Gauw versnelden ze hun pas, voor het ding boven op hen terechtkwam.
‘Zo onschuldig is dat niet, die monsterplant had zo op ons kunnen vallen. Misschien kun je lichtbollen laten opstijgen?’
Thomas vernauwde zijn ogen, alsof de suggestie hem irriteerde – hij pronkte doorgaans liever met ingewikkelde spreuken – maar liet toch gekleurde bollen omhoog zweven, die een flauw licht verspreidden.
‘Daar is iets.’ Astoria’s zachte stem bracht zijn aandacht weer naar voren.
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes; zijn zicht was niet zo goed als het hare. Het was alsof een dichte mist op hen wachtte, die spookachtig om iets heen kringelde. De contouren leken echter steeds te veranderen.
‘Het is een huis,’ zei ze. ‘Een heel oud huis.’
Orion kneep zijn oogleden stevig samen en probeerde zijn blik daarna weer te focussen. Het leverde hem echter geen scherper beeld op. ‘Een huis?’ herhaalde hij ongelovig. ‘Wie zou hier nou wonen?’
Niemand had daar een antwoord op.
Behoedzaam naderden ze de contouren waar de mist nog steeds omheen kronkelde. Inmiddels herkende Orion ook een puntig dak, en een uit balken opgetrokken muur met een venster in het midden. Er hingen grauwe gordijnen voor.
Spekkie draaide zich om in zijn armen. Hij zette één poot tegen Orions schouder en één tegen zijn borst terwijl hij zich oprichtte en omkeek.
Grommend zette hij zijn nagels uit.
‘Au,’ bromde Orion en hij duwde het dier iets van zich af. ‘Laat dat.’
‘Slechte plek,’ jammerde Spekkie. ‘Hele slechte plek.’
‘Misschien kunnen we eromheen lopen,’ opperde Nova.
‘Het is vast een nieuwe test,’ antwoordde Cody.
Ze haalde haar schouders op. ‘Ze kunnen onze intuïtie testen door te zien of we erlangs lopen?’
Dat was het lastige aan dit alles: ze hadden geen idee wáárop de pixies hen testten.
Ze liepen door tot de mistslierten langs hun schoenen streken. Het huisje zag er vervallen uit. Het raam was gebarsten en de deur hing scheef in zijn scharnieren. Het bracht een onheilspellend gekraak voort, hoewel er geen zuchtje wind te voelen was.
‘Zal ik de verkenning doen?’ Basil stapte de mist in en maakte zichzelf onzichtbaar.
‘Wacht, ik ga mee.’ Cody stapte achter hem aan. ‘Ik ben degene die antwoorden wil krijgen van de pixies.’
Orion was niet van plan om achter te blijven. In zijn verbeelding hoorde hij Cody al een ijselijke kreet slaken terwijl hij hier als een nutteloos stuk decor stond te wachten. ‘Ik blijf niet achter,’ zei hij daarom. Spekkie lag inmiddels te beven en dus reikte hij het dier voorzichtig naar zijn zusje uit. ‘Wil jij hem vasthouden?’
Ze knikte, al zat er een bezorgde frons tussen haar wenkbrauwen.
De deur ging piepend open; blijkbaar had Basil geen zin om te wachten. Orion liep achter Cody aan naar het huis en hoorde aan Thomas’ staf dat die hem ook volgde.
Hoewel hij op Thomas’ magie vertrouwde, haalde hij zelf ook zijn toverstok uit het kokertje dat hij op zijn heup droeg.
‘Hou je stok gereed,’ zei hij zacht tegen Cody, toen die aarzelend in de opening bleef staan. Het was hem al opgevallen dat hij niet snel naar magie greep. Bij Cody was het zeker geen reflex.
‘Dat is vast verstandig, ja,’ mompelde Cody, waarna hij naar de binnenzak van zijn mantel tastte en de stok tevoorschijn haalde. Na één keer diep ademhalen, duwde hij de teruggezakte deur weer open en stapte naar binnen.
Orion volgde hem.
Ze stapten een muffe ruimte binnen, die volgestouwd was met meubels. Stoelen, tafels, kastjes – alles was in wankele torens opgestapeld. Er stonden ook stapels kisten, half afgedekt met lakens, en terwijl hij zich een weg door de rommel baande, moest hij zich langs een bed wurmen waar een berg knuffels bovenop lag.
‘Wat is dit allemaal voor rommel?’ vroeg hij verdwaasd.
Cody tilde de deksel van een kist. ‘Sokken?’
‘Hier pannen,’ merkte Basil op. ‘En er staat een piano. En een vaas vol fluiten.’
Plotseling viel de deur dicht. Wat onmogelijk was, aangezien die net nog te scheef had gehangen om in het kozijn te passen en –
Het werd pikdonker om hen heen. Zomaar, alsof iemand buiten de lichtknop uitdeed. Alleen Cody’s haar gloeide nog, waardoor er een gouden lichtkring om hem heen viel.
‘Is het nu opeens nacht geworden?’ Cody keek in de richting van het raam.
‘Ik denk niet dat we echt buiten zijn geweest.’ Ergens van links hoorde hij iets verschuiven. In een reflex draaide hij zich ernaartoe.
Thomas schoot een paar lichtballen af, die – als ze niet door de stapels rommel gehinderd werden – als ballonnen naar het plafond stegen en daar bleven hangen.
Er klonk meer gescharrel, het verschuiven van hout.
Rode ogen lichtten op.
Orion graaide om zich heen en vond een stok. Een bezem, bemerkte hij toen hij het ding lostrok. Hij hield het met één hand vast, in de andere had hij zijn toverstok geklemd, al kon hij zo snel geen spreuk bedenken die hem kon helpen. Hij wist niet eens wat ze hier moesten dóén. Misschien werd hun vredelievendheid op de proef gesteld en verloren ze de gunst van de pixies als ze de wezens met de rode ogen te lijf gingen.
‘We moeten ze vast niet simpelweg aanvallen,’ riep hij naar de anderen. Hij kreeg spijt van die woorden zodra er een ratachtig wezen met slagtanden in het magische licht stapte. Het kwam tot zijn kuit en was daarmee kleiner dan de meeste van zijn katten, maar het had een venijnige kop en gevaarlijk flikkerende ogen.
‘Wat moeten we dan wel doen?’ vroeg Cody met een verstikte stem. Hij verplaatste zich schuifelend langs de rommel, waarover twee beesten op hem afgekropen kwamen.
‘Het zijn hazors,’ zei Thomas. ‘Het zijn roofdieren die normaal in moerassen leven.’
‘Fantastisch,’ bromde Orion. ‘Hoe krijgen we ze weg? Waar zijn ze bang voor?’
‘Vuur.’
Ze konden moeilijk dit hele huisje in brand steken, toch? ‘Er moet hier iets liggen wat ons kan helpen.’ Vlees, waarmee ze hen konden weglokken, misschien. ‘Ruik jullie ergens vlees?’
‘Dan zouden zij dat ook doen,’ antwoordde Basil.
‘Misschien moeten we ze gewoon aaien?’ opperde Cody.
Ten antwoord sperde een van de hazors zijn bek open en onthulde een rij vlijmscherpe tanden. ‘Dat lijkt me een slecht idee.’ Een betere had Orion echter ook niet.
Hij hield de bezem tussen zichzelf en een hazor in toen de afstand tussen hen wel erg klein werd. Het probeerde er met sluipende bewegingen omheen te komen. In gedachten ging hij de dingen af waarvan hij wist dat ze hier waren. Sokken. Pannen. Muziekinstrumenten. Muziekinstrumenten!
‘Probeer de fluit, Cody!’
‘Hè?’
Cody was zo overdonderd door de suggestie dat hij opzijkeek en zijn aandacht voor de ratten verloor. Er sprintte een hazor op hem af.
Orion sprong naar zijn vriend, zwiepte met de bezem en sloeg het beest tegen de muur. Een enerverend gesis vulde de ruimte.
‘Ik heb weleens een verhaal gelezen over ratten die een fluitist volgden. En er staan fluiten. Speel… speel een slaapliedje of zo.’
Net moesten ze verven. Het zou hem niets verbazen als de oplossing nu in muziek te vinden was. Dat voelde… pixie-achtiger dan de hazors te lijf gaan.
Het beest dat Orion net tegen de muur geslingerd had schudde zijn kop en kwam weer overeind. Via twee op elkaar gestapelde koffietafeltjes en wat verdwaalde blokken brandhout sprong het naar beneden.
Achter zich hoorde hij Basil grauwen en Thomas vuurde een lichtstraal af. Cody stond hem nog altijd ongelovig aan te staren, maar zodra hun blikken weer kruisten, leek hij wakker te schrikken. Hij draaide zich om en liep naar de hoek waar Basil de instrumenten had gezien.
Gewapend met zijn bezem en minder nuttige toverstok haastte Orion zich achter hem aan zodat hij de beesten bij Cody weg kon houden.
Cody trok een fluit uit de vaas, haalde diep adem, blies die weer uit en bracht daarna zonder verdere schroom het mondstuk naar zijn lippen. De eerste tonen van Sluit je ogen, de dag is voorbij dwarrelden als een zwoele bries door het overvolle huisje.
Orion ving aan zijn linkerzijde een glimp van rode ogen op. Met zijn toverstok tussen zijn hand en de bezem geklemd, hield hij het object gereed om het beest weg te meppen. Onbevreesd stapte de hazor op hem af.
Werden zijn passen kleiner, wankeler?
Het beest schudde met zijn kop. Lodderig keek het om zich heen.
‘Het werkt!’ Orion kon het nog niet helemaal geloven; het was een wilde gok geweest.
Het wezen leek zijn kop niet meer te kunnen dragen. Het zakte door zijn voorpoten, deed nog één poging om zich op te heffen en gaf het toen op. Het krulde zich op en had niet langer aandacht voor zijn omgeving.
Cody kwam in beweging, hij liep verder tussen de rommel door zonder de melodie te verbreken, tot ook de laatste hazor in slaap viel.
Voor iemand kon vragen wat ze met de slapende dieren aan moesten, werd het weer licht buiten. Met weerbarstig gekraak gleed de deur weer open.
Aan de andere kant van de ruimte stortte met veel geraas een boekenkast in elkaar. Daarachter bevond zich een deur.
Ze waren weer een stapje dichter bij het hart.
‘Het is gelukt!’ Orion vloog zijn vriend om de hals en zodra hij de fluit liet zakken, drukte hij een kus op zijn lippen. ‘Je hebt ze echt in slaap gespeeld.’ Hij schoot in de lach. ‘Het was maar een wilde gok!’
Cody grinnikte zacht. ‘Jouw hele leven bestaat uit wilde gokken, toch?’
Orion grijnsde, sloeg een arm om zijn middel en trok hem tegen zijn zij. ‘En het pakt goed uit.’
De deur ging open. Nova stak haar hoofd om de hoek. ‘Gaat alles goed hier? Zodra jullie binnen waren, werd de mist gitzwart en konden we er met geen mogelijkheid meer doorheen komen. Nu is het opeens weer opgeklaard.’
‘We hebben de tweede opdracht voltooid,’ zei Orion. ‘En er heeft zich een nieuwe deur geopenbaard.’
Er zijn nog geen reacties.