Hoofdstuk 29
. . .
Niets was zo ontspannend als de warme aarde tussen zijn vingers voelen. Cody miste zijn kruidentuin, de vertrouwde geuren van citroenmelisse, salie en zoete punt. Iedere ochtend begon hij met een rondje door de tuin, waarbij hij keek welke kruiden er water of andere zorg nodig hadden. Moeiteloos merkte hij op welke bloemetjes zich voor het eerst openden, of welke planten iets te hard hun best deden om hun territorium uit te breiden. De woelige kersen jutten de andere ’s nachts soms op; ze groeiden harder als er chaos ontstond. Soms was hij urenlang bezig om de ranken van elkaar los te halen en iedere plant terug naar zijn eigen stukje te brengen.
Orion was ’s ochtends vroeg vertrokken, samen met Locke en twee van zijn katten. Cody baalde ervan dat het beter was als hij niet meeging, maar het was inderdaad beter als zijn aanwezigheid de bosgeest er niet toe verleidde om nogmaals een moordpoging te doen. Dat maakte echter niet dat hij zich er gerust op voelde. Zijn gedachten dwaalden constant af naar hoe het de anderen verging en om zichzelf af te leiden, had hij aan de rand van het grasveld dat Orions huis omringde een stukje grond vrijgemaakt om daar een kruidentuin aan te leggen.
Hun relatie was te pril om al te kunnen zeggen dat hij hier straks permanent zou blijven. Als het hem echter opnieuw verboden werd om Holtgaard te verlaten, dan vermoedde hij dat hij ervoor zou kiezen om het oude en vertrouwde gedag te zeggen. Nu hij wist wat er buiten de grenzen van het dorp op hem wachtte, zou hij zich enkel opgesloten voelen.
Nova en Thomas waren met hem meegegaan terwijl hij op zoek ging naar kruiden die hij zou kunnen overbrengen naar het nieuwe tuintje. Van het laatste wist Thomas verbazingwekkend weinig af, waardoor hij onderweg ijverig aantekeningen maakte en hij alle informatie als een spons opzoog. In het begin had ook Nezumi hen vergezeld, maar die had zich al snel verveeld en was terug naar huis gekeerd.
‘Ga jij terug naar Holtgaard als dat je wordt toegestaan?’ vroeg Cody aan Nova, die vlak naast hem zaadjes in de grond aan het stoppen was. ‘Nu je weet dat het goed met je broer gaat?’
‘Als ik contact met hem mag houden misschien wel.’ Ze veegde een lok voor haar gezicht weg, waardoor er een streep aarde op haar wang achterbleef. ‘Niet meteen, overigens. Er is hier nog zo veel te zien. Op den duur zou ik het sociale leven wel gaan missen. Niet dat ik me hier snel zal vervelen met de katten, en de ogers natuurlijk. Toch wil ik mijn vrienden wel graag terugzien. En mijn ouders. Ze zijn verre van perfect en op veel vlakken ben ik het niet met hen eens, maar het zijn natuurlijk wel mijn ouders. Ik hoop dat er veel zal veranderen straks. Dan kunnen pap en mam dit hier ook eens zien – ze zouden verbijsterd zijn. En ook opgelucht, natuurlijk.’ Ze sloeg haar blik neer en porde met haar vingers in de grond om een nieuw gat te maken. ‘Na Orions vertrek mocht ik zijn naam niet eens uitspreken, dat zou ongeluk brengen. Ik denk dat ze niet eens geloven dat hij nog in leven is, laat staan dat hij hier een hartstikke mooi huisje heeft.’ Er zweemde een plagend glimlachje om haar lippen toen ze weer opkeek. ‘En een partner. Of ben ik nu te voorbarig?’
Cody voelde zijn wangen gloeien en haalde een beetje schaapachtig zijn schouders op. ‘We hebben het daar niet echt over gehad.’ Een paar dagen terug hadden ze notabene pas voor het eerst gezoend. Eraan terugdenken liet gelijk weer een paar bloemetjes uit de grond komen. Met zijn duim streek hij langs de zijdezachte blaadjes. Het bleef hem verwonderen. Dat moest wel betekenen dat ze bij elkaar hoorden, toch?
‘Sommige dingen hoef je misschien niet uit te spreken,’ antwoordde ze. ‘Hij is al heel lang gek op je. Dat heeft het bestaan van Locke wel bewezen. En jij vindt hem overduidelijk ook leuk.’
Ze wist natuurlijk niet van Fleurs betovering en dat hij daardoor liever niets wilde overhaasten, zelfs al voelde alles goed tussen Orion en hem. Veel beter dan goed.
Een fors, rood katerlijf leidde hem af van het gesprek.
‘Eten?’ vroeg Spekkie, en hij stak zijn neus in een van de gaten.
‘Wat er uit deze zaadjes groeit, zal het eten lekkerder maken,’ zei Cody, waarna hij zachtjes de kop van het dier wegduwde. ‘Wil jij de gaten dichtschuiven met aarde?’
‘Oeh! Dat kan ik!’ Spekkie veerde op en begon met zijn poten aarde naar de gaten toe te slepen.
Met een flauwe glimlach keek Cody toe. Hoewel het dier een stuk minder intelligent was dan de andere katten, had het toch een speciaal plekje in zijn hart. Misschien juist door zijn eenvoud, door het feit dat hij door het dolle heen van gat naar gat hupste omdat hij mocht helpen.
Door zijn band met Orion waren ze hier nu. Als Spekkie geen ontsteking aan zijn tand had gekregen, was Orion nooit verbannen geweest en had hij de andere katten nooit leren kennen. Dan zwierf hij wellicht ook zonder herinneringen door Holtgaard… en Cody had geen flauw idee wat er dan van hemzelf terecht was gekomen.
Waarschijnlijk had hij dan nog steeds moedeloos rond gesjokt, niet wetend waar hij hulp zou kunnen vinden.
Omdat het behoorlijk wat uur lopen was naar Holtgaard, was het al tegen middernacht toen Orion, Basil en Astoria terugkeerden. Hoewel Cody op ze had willen wachten, waren zijn oogleden uiteindelijk zwaar geworden en was hij op de bank in slaap gevallen.
Hij ging rechtop zitten en wreef in zijn ogen. Er kwam nog steeds een behaaglijke gloed bij het haardvuur vandaan. Hij keek over zijn schouder naar Cody, die vlak achter de bank stil was blijven staan.
‘Sorry, we deden ons best om je niet wakker te makken.’
‘Ben je gek. Ik had me voorgenomen om te wachten, maar ik ben in slaap gevallen.’ Hij draaide zijn rug naar het vuur en liet zijn armen op de hoofdsteun van de bank rusten. ‘Is Locke iets te weten gekomen?’
‘We weten wie erachter zitten. Alleen niet waarom of waar we ze kunnen vinden.’ Orion ging naast hem zitten en Cody draaide zich weer terug. Zijn hart bonsde verwachtingsvol in zijn keel en zijn vriend liet hem gelukkig niet langer wachten. ‘Het waren de pixies.’
Cody fronste. Hij dacht aan de schildering die hij de ochtend na het verdwijnen van de herinneringen had willen maken.
Orions blik tastte zijn gezicht af. ‘Je lijkt niet verbaasd?’
‘Ik zou er zelf nooit opgekomen zijn. Ik ken ze alleen uit verhalen. Maar vlak voor ik uit Holtgaard wegging, kreeg ik de drang om ze te schilderen. Ze waren in mijn verbeelding zo groot als mijn duim, met gouden vleugels en naaldachtige tandjes. Dat verbaasde me, want ik had nooit geweten dat ze er zo uitzagen. Op de tekeningen in de geschiedenisboeken hadden ze altijd lieve, onschuldige gezichtjes.’ Hij beet op zijn lip en vervolgde: ‘Hebben ze me van tevoren een boodschap gestuurd en daarom mijn herinneringen intact gelaten? Zodat ik ze zou kunnen vinden?’
‘Ik denk niet dat we die golf van inspiratie aan het toeval kunnen toeschrijven,’ peinsde Orion. ‘Misschien kun je ze morgen nog eens proberen te schilderen? Wie weet vinden we zo een aanwijzing over hun locatie. Ik ga het nog bij Thomas navragen, al betwijfel ik of daar iets over in de boeken staat, behalve dat ze in “Het hart van het eiland” wonen. Dat kan overal zijn.’
Cody knikte. ‘Ja, dat kan ik wel doen.’ Al gaf het hem een vreemd gevoel als ze indertijd inderdaad een beeld in z’n hoofd hadden geschoven. ‘Hoe was het in Holtgaard?’
‘Ik zag niets alarmerends. Er stonden wat mensen rustig te praten op het plein en in de Raadszaal was het rustig. Volgens mij bevalt het iedereen wel dat er niets van hen verwacht lijkt te worden, ze rustig hun moestuinen kunnen bijwerken en wat met elkaar kunnen keuvelen.’
Cody ademde opgelucht uit. Soms waren er toch donkere scenario’s in zijn hoofd gekropen, waarbij een buitenstaander opeens naar de macht greep en iedereen te verward was om ertegen op te staan.
Orion leunde opzij om iets uit zijn jaszak te halen. Hij legde zijn hand met de rug naar beneden op Cody’s bovenbeen en opende zijn vingers. In zijn palm lag een klein voorwerp.
Cody boog zich voorover; in de schemer die de kamer had gevuld, kon hij niet goed zien wat het was. Nadat ernaar turen hem ook niet verder hielp, pakte hij het op en hield het voor zijn gezicht.
‘Is dat een miniatuur glasharmonica?’ De details waren zo fijn, het was echt een prachtig kunstwerkje. ‘Hoe kom je daaraan?’
‘Het is die uit de Raadszaal. Ik heb hem verkleind. Daarmee kunnen we Lockes herinneringen verwijderen. Jij kan het bespelen, toch?’
‘Ik… ik ken de melodie toch niet?’
Orion fronste sceptisch zijn wenkbrauwen. ‘Je hebt het bijna je hele leven lang iedere dag gehoord. Je kan die melodie dromen. Ik weet zeker dat je die zelf ook kunt spelen.’
Misschien. ‘En de andere instrumenten dan?’
‘Je hoeft ze nergens naartoe te leiden of in op te sluiten. Ze gewoon losweken… Het geeft niet als het je niet lukt. Het is het proberen waard. Ík kan er in elk geval niet mee uit de voeten.’
‘Met je handen gaat het ook een stuk makkelijker,’ antwoordde Cody met een uitgestreken gezicht.
‘Grapjas.’ Orion lachte en verraste hem met een kus. Daarna gleed zijn arm om Cody’s schouders en leunden ze gemoedelijk tegen elkaar aan. ‘Locke is op zoek naar de pixies, door de bomen te ondervragen.’
‘Hij is vrij?’ Cody verstarde.
‘Vroeg of laat zal hij terugkomen. Hij moet wel. Ik denk niet dat hij er nog heil in ziet om jou iets aan te doen. Inmiddels weet hij ook wel dat ik hem dan opnieuw opsluit en laat wegrotten. Een nieuwe start is voor hem ook het best.’
Het zat Cody niet lekker. ‘Ik vertrouw hem niet.’
‘Ik ook niet.’ Hij tikte tegen het mini-instrument dat nu op Cody’s bovenbeen lag. ‘Daarom ook dit. Maar het is mooi meegenomen als hij de locatie weet te achterhalen, mochten we niet op jouw schilderingen af kunnen gaan.’
In ieder geval nam dat een beetje druk van de ketel, want inspiratie liet zich zelden dwingen. Als hij zich morgen voornam om pixies te schilderen, wilde dat niet zeggen dat er ook werkelijk wat op het doek terechtkwam.
Hij liet zijn hoofd weer tegen Orions schouder zakken en gaapte.
Orion kuste zijn slaap. ‘Ja, we kunnen beter gaan slapen. Binnenkort wordt het tijd voor een gastenkamer.’
Cody glimlachte, zijn oogleden waren al zwaar. ‘Ik heb een begin gemaakt aan de kruidentuin.’
‘Goed zo.’ Orion sloeg zijn andere arm om hem heen en trok hem naast zich op de smalle bank. ‘Dit mag ook jouw thuis worden.’
Cody nestelde zich tegen hem aan, genietend van de warmte van zijn lichaam. Op dit moment kon hij zich geen andere plek indenken waar hij liever zou willen zijn.
Het was een ronde, schemerige ruimte. De wanden waren bekleed met spitse kristallen die als zwaarden alle kanten op staken. Er zaten pixies bovenop, hun vleugels verspreidden een zachte gouden gloed, die bijna wegviel tegen de berg met flonkerend goudstof in het midden.
Cody staarde er vol verbijstering naar. De schildering op het doek was net zo scherp als het beeld in zijn hoofd was geweest. Maar waar kwam het vandaan? Het voelde… bekend. Alsof hij daar al eens geweest was, alsof hij dat fijne poeder tussen zijn vingers had gevoeld, er met een gelukzalige glimlach doorheen had gerold, schaterend zoals alleen kleine kinderen dat konden.
‘Het ziet er adembenemend uit.’
Orions stem klonk van ver, al zag Cody vanuit zijn ooghoek dat zijn vriend naast hem stond.
Cody reikte met zijn hand naar voren, wilde langs het goudstof glijden. Net voor hij de schildering zou besmeuren, hield hij zijn hand stil. ‘Het voelt alsof ik hier al eens geweest ben. Alsof dit niet gewoon een beeld is, maar het rechtstreeks uit mijn herinneringen komt.’
‘Misschien ben je er al eens geweest.’ Orions haalde zijn hand door Cody’s haar. ‘Het zou misschien je gouden haar verklaren.’
‘Dan moet ik een peuter zijn geweest. Hoe moet ik ooit in het hart terecht zijn gekomen?’
Orion trok zijn schouders op. ‘We kunnen het ze vragen, als we ze vinden.’
Cody liet zijn blik nog eens langs de schildering gaan. Hoe gedetailleerd hij ook te werk was gegaan: het bracht hen niet echt verder, behalve dat het een ondergrondse locatie was. Het kon zich nog steeds overal op het eiland bevinden.
‘Ken jij geen grottenstelsel met zulke edelstenen?’ Het was een bijna hopeloze gok.
‘Ik heb een vermoeden.’
‘Echt?’ Verrast keek Cody opzij.
‘Ik blijf denken aan dat labyrint waar Luther de katten heen wilde sturen. Hij wilde een stuk van het hart van de titaan – en er wordt ook over de pixies gezegd dat ze in het hart wonen. Wat als dat om hetzelfde hart gaat? Luther dacht er iets te kunnen vinden wat al zijn wensen kon inwilligen. En of dat nu waar is of niet: wat jij net geschilderd hebt ziet er mystiek uit.’
‘Dus dan moeten we een gevaarlijk labyrint ingaan om hen te spreken te krijgen?’ De moed zakte hem in schoenen.
‘Als je vermoeden klopt, heb je dat al eens voor elkaar gekregen. Als peuter. Er wordt gezegd dat de zuiveren van hart hun weg erdoorheen zullen vinden. Dat moet voor jou geen probleem zijn.’ Orion legde een hand op zijn schouder. ‘Ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat ze wíllen dat je hen daar vindt, Cody. Dat ze expres jouw herinneringen intact hebben gelaten en je ook… deze inspiratie hebben gegeven – zodat je bij herinneringen kon die heel ver weggezakt waren.’
De gedachte dat hij zo’n sleutelrol moest spelen, maakte hem ontzettend nerveus. Hij plukte aan de haren van de kwast die hij gesommeerd had, waardoor zijn vingertoppen inmiddels goud glansden. ‘Ik geloof niet dat ik dat kan.’ Zijn stem trilde.
‘Je hoeft het ook niet alleen te doen. Ik ga met je mee, Nova vast ook. En de katten, natuurlijk.’
Cody kauwde op zijn lip. Heb ik een keuze? Toen hij uit Holtgaard vertrok, had hij geweten dat er een grote opgave voor hem lag. Natuurlijk zou hij nu niet terugkrabbelen. Zijn pad had hem langs een paar geweldige bondgenoten gebracht en met elkaar… met elkaar konden ze de herinneringen terugbrengen. Daar moest hij in geloven.
Er zijn nog geen reacties.