Cody stapte het wiebelende bootje uit. Eerder vandaag had het geregend, waardoor de stenen glibberig waren. Hij gleed een paar keer weg terwijl hij naar boven klauterde, maar wist toch zonder vallen bij de ingang van de grot te komen.
Zijn hart bonkte tegen zijn ribben.
Het was drie dagen geleden dat Orion de bosgeest had opgesloten. Onderweg hiernaartoe was het meermaals door zijn hoofd geschoten dat Locke misschien ontsnapt was, ook al hadden ze nog zo goed over zijn gevangenis nagedacht.
Nu hij de duistere spelonk in tuurde, loste die angst op. De bosgeest was hier. Cody zag hem niet, maar hij voelde het. De atmosfeer was dik, doordrongen van woede, van wanhoop.
Orion kwam naast hem staan, voor de doorzichtige muur die een hele lichte rode gloed uitstraalde. ‘Locke? We zijn benieuwd of je al bereid bent om met ons te praten. Zo niet, dan komen we volgende week terug.’
Donkere schaduwen stapelden zich op en namen een menselijke vorm aan zonder die echt vast te houden; ze bleven wervelen alsof de wind ze door elkaar joeg. Enkel het gezicht was gemodelleerd naar het beeld dat ze gewend waren.
‘Wat valt er te praten?’ grauwde Locke. ‘Het is duidelijk dat je me hier wilt laten wegkwijnen.’
‘Dat zou de makkelijkste oplossing zijn,’ gaf Orion toe. ‘Ik kan ook niet beweren dat ik er wakker van zou liggen. Toch bezit jij kennis waarnaar wij op zoek zijn.’
Lockes wenkbrauwen groeiden; ze werden dikker en vormden een dreigende frons. ‘Vertel.’
‘We vermoeden dat jouw volk de herinneringen heeft gestolen van de dorpelingen in Holtgaard.’
Het was even stil. Daarna tolde Locke om zijn as en begon te lachen. Het krankzinnige geluid joeg een rilling langs Cody’s rug.
‘Toe maar. Wie heeft je dat ingefluisterd?’
Ze keken elkaar aan. ‘Het was onze eigen conclusie,’ zei Cody toen. ‘Jouw volk teert op herinneringen.’
‘Mijn vólk?’ Hij liet een schamper lachje horen. ‘Ik heb geen volk. Er zijn zeven bosgeesten op dit eiland, waarvan er vier al tientallen jaren in slaap zijn. Ik ben de enige die een fysieke vorm kan aannemen, de andere twee houden die nog geen kwartier vol. Hoe zouden wij de herinneringen van een heel dórp moeten stelen? Ik kan sowieso geen herinneringen stélen – dan had ik er wel voor gezorgd dat Orion niet meer zou weten wie jij bent, denk je ook niet? Dat had alles een stuk makkelijker gemaakt.’
Cody zocht opnieuw Orions blik. Ergens rondom het huis bewaarde zijn vriend zijn gedachtennis. Als Locke die in zijn voordeel had kunnen gebruiken, had hij dat vast gedaan. Het was natuurlijk mogelijk dat de bosgeest over hun aantallen loog. En toch… toch geloofde Cody dat hij eerlijk was. De frustratie schuimde bijna van zijn lippen. ‘Geloof jij hem?’ vroeg hij toch zacht.
Orions blik dwaalde naar de bosgeest. ‘Ik weet dat hij een meester is in manipuleren. Afijn. Dan heeft hij ons niets te bieden.’ Hij draaide zich om.
‘Wacht!’ riep Locke voor Orion zich goed en wel had omgedraaid.
Een tevreden grijns trok aan Orions lippen. Hij keerde zich weer terug. ‘Ja?’
‘Ik kan uitzoeken wat er gebeurd is. Ik kan met bomen praten, erachter komen of een van hen iets heeft meegekregen.’
‘Zonder dit eilandje te hoeven verlaten?’
‘Nee,’ snauwde hij. ‘Ik kan hier niks!’
‘Er is niets wat je ertoe dwingt je aan je woord te houden. Je kunt opgaan in het niets en ons alsnog op een willekeurig moment een dolk in de rug steken.’
De bosgeest snoof. ‘Jullie zijn slim genoeg geweest om me hier op te sluiten, om Cody iets te laten dragen waardoor ik niet in zijn buurt kan komen. Daar kunnen jullie vast ook wel wat op verzinnen.’
‘Ik ga akkoord op drie voorwaarden: je neemt een waarheidsserum in, je blijft magisch gebonden aan mij tot je met de bomen gesproken hebt én na afloop verwijderen we je herinneringen.’
Locke krulde zijn lip op in afkeer. ‘Je verwijdert mijn herinneringen?’
‘Dat is de enige manier om van je af te komen zonder dat we je hoeven op te sluiten.’
Verongelijkt sloeg hij zijn armen over elkaar heen. ‘Dan kun je net zo goed een slaapspreuk over me uitspreken.’
‘Dat is ook goed.’
‘Grmm.’
‘Ga je akkoord of niet?’
‘Je laat me weinig keus, hè?’
‘Ik geef je tenminste een keus.’
Locke slaakte een diepe zucht en wierp hen om beurten een donkere blik toe. ‘Goed dan. Ik ga akkoord.’

. . .

Orion wilde geen enkel risico nemen, waardoor hij een dag later enkel in het gezelschap van Basil en Astoria naar Holtgaard liep. Via een spreuk die zijn binnenste nog steeds verkilde als hij eraan terugdacht, had Thomas een van de met magie gevulde edelstenen in Lockes borst laten smelten. Zelf droeg hij er één aan een ketting om zijn nek, net zoals de twee katten. Meer dan vijf meter kon Locke niet bij hen vandaan en door de steen in zijn borst kon hij ook niet van gedaante veranderen.
Na zijn verbanning was Orion nooit teruggegaan naar het dorp. Nu stond hij aan de rand ervan, met een hand tegen de bast van een boom. Het marktplein was leeg, al stonden her en der wel groepjes mensen. Onderweg had hij al meerdere voetafdrukken gezien: de dorpelingen waren vergeten dat ze de grens niet mochten overschrijden. Hij keek in de richting van zijn ouderlijk huis, al werd die door andere gebouwen aan het zicht ontnomen. Wat waren zijn ouders aan het doen? Hoe voelden ze zich? Vrij, nu ze verlost waren van het verlies van alle drie hun kinderen? Er drukte iets zwaars op zijn borst en hij haalde diep adem.
Misschien was het beter zo.
Orion keerde zich weer naar de bosgeest, die voor een grote boom stil was blijven staan. ‘Dit is de oudste boom die hier staat en hij overziet veel. In ieder geval die put waar je het over had. Ik kan het aan hem vragen, maar in deze gedaante kan ik niet met hem communiceren.’
De waarheidsdrank had Locke al op, dus Orion had geen keuze. Hij pakte zijn mes, zette de punt tegen de rand van de steen in Lockes borst en wipte hem eruit. De groene edelsteen viel in zijn handpalm en gloeide zacht. Hij sloot zijn vingers eromheen.
Locke kon nu vluchten, als hij wilde.
Maar wat schoot hij daarmee op? Vroeg of laat moest hij zich aan Orion voeden. Zelf zag hij inmiddels vast in dat een nieuwe start hem ook het meest opleverde.
De bosgeest legde zijn handen tegen de bast. Zijn verschijning werd rokerig, waarna het leek alsof de boom hem opzoog.
Orion knipperde met zijn ogen. Misschien had hij moeten vragen hoelang zo’n gesprek zou duren. Een paar minuten? Een paar uur?
De takken begonnen langzaam te bewegen, de blaadjes ritselden. Orion legde zijn hoofd in zijn nek, half in de verwachting dat er opeens ogen of een mond in de stam verschenen. Behalve dat er een briesje leek te zijn opgestoken, was er geen beweging waar te nemen.
Al snel dwaalde zijn blik naar het plein. Ze hadden de aandacht van een groepje mensen getrokken. Hij herkende de zus van een vroegere klasgenoot, en de schoenmaker.
Geen van allen sloeg alarm, noch stapten ze zelf op hem af om hem weg te jagen. Voor hen ben ik net zo onbekend als de rest van het dorp. De kans was groot dat híj ook niet degene was die de aandacht trok, maar Basil en Astoria. Zoveel dieren liepen er niet in Holtgaard rond en zeker geen met schubben bedekte en gevleugelde katten.
‘Dit was eens je thuis, toch?’ vroeg Astoria.
‘Ja.’ Zijn stem klonk schor. Rechts achter het plein zag hij het koepeldak van de Academie, het enige gebouw van Holtgaard dat uit wit steen was opgetrokken en grote pilaren bezat. Hij dacht aan alle uren die hij daar had doorgebracht, zittend aan zijn tafeltje, door het raam naar het woud starend en zich afvragend wat daar te vinden was.
Hij glimlachte weemoedig.
‘Ik kan hier wachten, terwijl Basil en jij een ronde door het dorp maken?’
Hij keek haar kort aan, voor hij zijn blik weer afwendde. ‘Ik zou niet weten wat ik daar moet doen.’
‘De sfeer aftasten? Cody maakt zich vast zorgen dat alles hier in chaos is ontaard of dat er misschien iemand de macht heeft gegrepen.’
Astoria had al meer dan eens bewezen dat het verstandig was om haar advies op te volgen, dus deed hij dat nu ook. Als Cody wist dat alles hier goed ging, nam dat een flinke last van zijn schouders.
Met Basil naast zich liep hij naar het groepje toe. Ze droegen dezelfde saaie gewaden als iedereen in Holtgaard – daar was blijkbaar niets aan veranderd – en Orion wist dat hij met zijn op maat gemaakte jasje en nette broek uit de toon viel.
‘Goedemiddag,’ zei hij met een vriendelijk knikje. ‘Het is al een tijd geleden dat ik Holtgaard heb aangedaan.’
‘Holtgaard?’ reageerde de schoenmaker met overslaande stem. ‘Is – is dat de naam van ons dorp? Iedereen is zo in de war en…’ Hij schudde zuchtend zijn hoofd. ‘Eigenlijk weet niemand wat er van hem of haar verwacht wordt.’
Orion streek zogenaamd bedenkelijk langs zijn kin. ‘Wat vreemd. Alles was hier altijd zo strak georganiseerd. Is er niemand die het voortouw heeft genomen?’
De man schudde zijn hoofd. ‘Iedereen probeert vooral zichzelf terug te vinden. En elkaar. Iemand is wel begonnen met het inventariseren van voedsel, geloof ik. Maar niemand heeft verder iets met zijn lijsten gedaan.’
Orion kon zich niet voorstellen hoe dat moest zijn: als je niet meer wist wat je dagelijkse bezigheden waren, als je je partner of kinderen niet meer herkende, als je je eigen naam niet eens wist. Hoelang was het geleden dat de herinneringen verdwenen waren? Een week of twee? In ieder geval leek niemand van de situatie misbruik te hebben gemaakt.
‘Waar komt u vandaan?’ vroeg een vrouw die hem vaag bekend voorkwam. Uitgezakte donkerrode krullen vielen op haar schouders.
‘Ach, ik woon daarginds.’ Hij gebaarde naar het woud.
‘Daar?’ Er ging een rilling door haar heen. ‘Sommigen die het woud in zijn gegaan, zijn niet meer teruggekeerd. Soms horen we de monsters, ’s nachts. Het is een wonder dat ze het dorp niet binnenkomen.’
Even overwoog Orion om te zeggen dat dat door een magische barrière kwam, maar hij hield het voor zich. Het leek hem het beste om niet te veel aandacht te trekken. ‘Hierbinnen is het veilig,’ zei hij uiteindelijk alleen. ‘Excuseer mij, er zijn hier verre familieleden die ik graag wil spreken.’
Hij zei het groepje gedag en doorkruiste het plein. Zodra hij bij de waterput kwam, wierp hij er automatisch een blik in. Het was zoals Cody gezegd had: de put was gedempt en de trap verdwenen. Vreemd. Heel vreemd. Een detail dat hij eigenlijk vergeten was: hij kon niet bedenken hoe bosgeesten dat voor elkaar moesten hebben gekregen. Behalve dat Locke van gedaante kon veranderen, had hij hem nog nooit enige vorm van magie zien hanteren.
De gedachte aan Locke zorgde voor een ingeving. Om de put heen liep hij naar het Raadshuis. Hij weerstond de neiging om om zich heen te kijken of iemand hem naar binnen zag gaan, deed de deur open en stapte over de drempel alsof hij dat al talloze keren had gedaan. Niemand wist meer wie hij was. Of dat een gewone burger hier normaal alleen op afspraak naar binnen mocht.
‘Wat gaan we hier doen?’ vroeg Basil. ‘Denk je dat zij achter de verdwijning zitten?’
‘Nee. Hier ergens moeten muziekinstrumenten zijn.’
‘Muziekinstrumenten?’
‘Hm-hm.’ Hij deed een deur open en keek naar binnen. Het was een kantoor, met kooltekeningen aan de muur en een stapel papier naast een typemachine. Hij stapte terug en liep naar de volgende ruimte. ‘Die zijn betoverd om herinneringen los te maken. Die hebben we nodig voor Locke. Hopelijk kan Thomas er wat mee: in plaats van kopieën moeten de herinneringen gewoon verdwijnen.’
‘Moet je daar niet… op kunnen spelen? Je bent in een hoop dingen getalenteerd, maar je kunt nog niet eens in de maat dansen.’
‘Ik ga het ook niet doen.’ Hij duwde weer een klink naar beneden; deze kamer zat op slot. ‘Cody kan prachtige muziek maken.’
‘Die vlam van je heeft wel heel veel talenten. Al betwijfel ik of jij het zou merken als iemand alle noten ernaast speelt.’
Orion grijnsde. ‘Hij zat in het orkest. Ieder jaar met een ander instrument.’ Hij haalde het kompas dat aan een ketting om zijn nek hing tevoorschijn en klapte het open. Hij wreef over de rode steen tot hij warm werd en zei: ‘Breng ons naar de kamer waar instrumenten liggen.’
Hij klapte het vergulde voorwerp dicht en wachtte tot de naald stopte met draaien en naar voren wees. Het leidde hen naar de ontvangsthal aan het einde van de gang, en vandaar naar een deur in de rechterhoek.
Het bleek een opslagruimte te zijn, met stapels stoelen, dozen vol papier, potten inkt – en instrumenthoezen die overduidelijk gevuld waren. Orion had Cody nooit op een glasharmonica horen spelen, toch twijfelde hij er niet aan dat hij ermee uit de voeten kon. Aangezien het ding groter was dan zijn koffietafel, verkleinde hij het met zijn magie tot het in zijn broekzak paste.
‘Missie geslaagd. Laten we eens horen of voor Locke hetzelfde geldt.’
Ze verlieten het gebouw. In de gang passeerde hij een van zijn vroegere docenten, die hem een kalm knikje toewierp en verder liep. Wat zou ze hier doen? Had ze bedacht dat ze een Raadslid was en leefde ze nu het leven van een ander? Ze was een fantastische docent geweest, die zelfs over de saaiste biologieonderwerpen enthousiast kon vertellen.
De gedachte dat iedereen hier zijn passie was verloren, raakte hem.
Iedereen behalve Cody. Iets waarvoor ze een verklaring dachten te hebben en die nu met Lockes ontkenning in rook was opgegaan.
Hij richtte zijn blik op de boom waar hij de bosgeest voor het laatst had gezien. Opluchting overspoelde hem toen hij hem daar samen met Astoria zag wachten; hij was toch bang geweest dat het wezen ervandoor zou gaan.
‘Ben je iets te weten gekomen?’ vroeg hij zodra Basil en hij zich bij het tweetal gevoegd hadden.
‘Zeker.’ De bosgeest grijnsde baldadig. ‘Maar ik wil er wel wat voor terug.’
‘Een pijnloze manier waarop je herinneringen verwijderd worden, wat dacht je daarvan?’
‘Ik zie dat toch niet zo zitten.’ Hij wierp een blik op het dorp. ‘Laat me hier blijven. Ik kan me voordoen als Cody’s broer, als iedereen zijn geheugen weer terug heeft.’
‘Nee.’ Orion greep hem bij zijn schouder, viste de edelsteen uit zijn broekzak en duwde die terug in zijn borst. ‘We houden ons aan het plan en je blijft ver bij het dorp vandaan. Ik laat je vrij in de buurt van de ogers en ze zullen van je bestaan afweten. Als je niemand belazert, is er vast wel iemand zo vriendelijk om je wat aandacht te geven.’
Locke sloeg verongelijkt zijn armen over elkaar. ‘Ogers zijn niet interessant.’
‘Je kunt in je volgende leven ook nog altijd een vis worden.’
De bosgeest gromde. In ieder geval leek hij weer te beseffen hoe zijn kansen lagen. ‘Goed dan. Het waren de pixies.’
‘Pixies?’ Er kroop een rilling langs zijn rug. ‘Je neemt me in de maling.’ De bosgeest kende al zijn herinneringen, hij wist wat Orion gedaan had.
‘Dat kan ik niet hè? Door dat drankje van je.’
‘Waarom zouden ze dat doen?’
Locke haalde zijn schouders op. ‘Ik kan je alleen vertellen wat deze woudreus heeft gezien. En dat is een hele horde aan pixies die de put in vloog, alles in een gouden schijnsel zette, en daarna simpelweg verdween.’
Orion voelde een knauw in zijn maag. Weten ze wat ik gedaan heb? Is dit hun wraak op mij? Dat klonk vergezocht – anderen leden hier erger onder dan hij. Maar waarom zouden de pixies zich met de mensen bemoeien? Ze waren ontzettend op zichzelf en lieten zich zelden zien.
Zuchtend masseerde hij zijn slapen. Hij keek Astoria aan. ‘Hoe moeten we de pixies ooit vinden? Ze nestelen in wat het hart van het eiland wordt genoemd. Thomas en ik hebben er een hele studie naar gedaan. Niemand weet waar dat precies is of hoe je er komt.’
Ze sloeg zachtjes met haar donzige staart. ‘Vraag het de bomen. Die zijn overal.’
‘Kunnen ze onderling communiceren?’ vroeg hij Locke.
‘Ja. Maar daar kunnen dagen overheen gaan, over een grote afstand zelfs weken.’
‘Misschien weten de ogers meer,’ bedacht Orion. ‘Ze wisten ook van de bosgeesten.’
Astoria knikte bedachtzaam. ‘Gaan we eerst naar huis om de anderen op de hoogte te stellen?’
‘Ja, anders maken ze zich ongerust.’
‘En hij?’ Basil gebaarde met zijn kop naar Locke.
‘Hij gaat mee, zodat we onze belofte kunnen inlossen.’
‘Ik benadruk nog eens graag dat ik daar absoluut geen haast mee heb,’ zei Locke met opgeheven handen – een griezelig menselijk gebaar.
‘Misschien kan hij ons nog van nut zijn,’ zei Astoria zacht, alsof ze het eigenlijk niet durfde voor te stellen.
‘Waarom zou hij van nut wíllen zijn?’
‘Zoals eerder gezegd: ik ben gehecht aan mijn huidige bestaansvorm. Wat mij betreft beginnen we met een schone lei en zal ik plechtig zweren dat ik Cody niets aandoe. Daar heb ik toch niets meer aan. Sterker nog: als we goede vrienden worden, heb ik daar een hoop mee gewonnen.’
‘Dat had je eerder moeten bedenken,’ bromde Orion. Hij draaide zich van het dorp weg en begon aan de terugtocht.
‘Ja. Maar je moet ook begrijpen dat jullie hele andere wezens zijn dan wij. En… de mensen in Mensdal – nou, die bleken achteraf ook niet de beste voorbeelden.’
Orion lachte schamper. ‘Niet echt, nee.’
‘Laat me mezelf bewijzen.’ Locke klonk nu zelfs smekend. ‘Laat me uitvinden waar die pixies zijn.’
Orion bleef staan. Hij wisselde een peinzende blik met Astoria – en daarna met Basil. Ze drukten net zo veel twijfel uit als hij voelde.
‘Goed dan.’ Met tegenzin haalde hij de edelsteen uit Lockes borst.
De bosgeest draaide om zijn as en loste op in rook. Daarna schoot hij ervandoor.
Orion had gelijk spijt van zijn woorden. Gelukkig heb ik nog meer waarheidsdrank. Daarmee kon hij in elk geval uitsluiten dat de bosgeest hen onzin op de mouw zou spelden om hen in een val te laten lopen.
Al was hij pienter genoeg om dat ook te doen zonder van de waarheid af te wijken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen