Hoofdstuk 27
Het laatste beetje schuldgevoel loste op toen hij thuis meldde dat de missie geslaagd was en hij Cody aan de hand meenam naar de plek die hij hem had willen laten zien. Ze stapten voort in een aangename stilte, terwijl ze luisterden naar het gescharrel in de struiken en het gekwetter van de vogels. Om de zoveel minuten bleef Cody staan om iets te bekijken: een doorzichtige paarse paddenstoel zo hoog als een boom, een hangend nest vol vlinderdraakjes, een plant met duizenden oogblaadjes.
Orion herinnerde zich zijn eigen eerste ontdekkingstochten nog. Gek, hoe snel alles normaal was gaan voelen. Het leek hem prachtig om alles weer voor het eerst te kunnen aanschouwen en die pure verwondering te voelen. Cody’s gezicht straalde erdoor.
‘Ik blijf het ongelofelijk vinden. Dat Holtgaard door zo’n prachtige natuur omringd wordt en het gros van de mensen het nooit ziet. Het is zo… zonde.’ Hij tikte met zijn duim tegen die van Orion, zoals hij vaak deed als hij nadacht. ‘Al is het vast ook ter bescherming van het woud. Aangezien ze vroeger ook de ogers van hun edelstenen hebben beroofd.’
‘Andere wezens kunnen ook in harmonie met de natuur leven. Alles draait om wederzijds respect. Ik geloof dat de dorpelingen dat ook kunnen leren.’
‘Mm, ja.’ Cody keek op en glimlachte. ‘Misschien kunnen wij het ze leren. Kinderen rondleidingen geven en over de natuur leren, dat klinkt als een mooi streven.’
Het woordje wij verwarmde zijn borst. Hij moest er nog steeds aan wennen dat hij weer mensen om zich heen had. En niet zomaar mensen: de twee die hij het meest gemist had.
Vallend water kondigde het einde van hun tocht aan. Het smalle paadje dat ze volgden, kwam uit bij een grasveld. Er drukte al een grijns tegen zijn lippen; hij was benieuwd naar Cody’s reactie. Het duurde niet lang voordat de eerste witte dieren hun zichtveld binnen galoppeerden.
‘Zijn dat –’
Cody zweeg abrupt en keek met grote ogen toe hoe er een eenhoorn naar hen toe stapte. De zilveren hoorn glinsterde in het zonlicht en zijn lange manen zagen eruit alsof ze urenlang geborsteld waren.
‘Eenhoorns…’ fluisterde Cody uiteindelijk vol ontzag.
Het dier stapte dichterbij en Cody verstarde toen het hem besnuffelde. Zoals elk ander wezen dat ze hier waren tegengekomen, oogde de eenhoorn volkomen ontspannen bij deze vreemdeling. Hij brieste luid, streek voorzichtig langs Cody’s schouder met zijn hoofd en rende er toen vandoor.
‘Je bent goedgekeurd,’ zei Orion grinnikend.
Cody stond nog steeds met open mond toe te kijken. ‘Ik wist niet dat die echt bestonden.’
‘Er zijn er niet veel,’ gaf Orion toe. ‘En ik heb ze alleen in deze velden gezien.’
‘Ze zijn prachtig. Deze… hele plek is prachtig.’
Aan de overzijde van het grasveld was een klif. Daarachter bevond zich een meer waaruit een gigantische stenen linkerhand omhoogstak, met vingers die naar de hemel reikten. Het steen was bedekt met gras en bomen en uit het midden van de palm stroomde een waterval naar beneden. Achter de hand rezen bergen de hoogte in. Hoewel het te begroeid was om duidelijke contouren te kunnen zien, beschouwden velen het als het lichaam van de titaan.
‘Is die hand van dezelfde titaan als het gezicht, bij die zuiverende tranen?’
‘Ja. Voor zover ik weet, is het één titaan.’
‘Hij moet gigantisch zijn geweest. Het hele eiland kon hij waarschijnlijk in vijf stappen doorkruisen.’ Cody hief zijn hoofd. ‘Ik vraag me af waar hij vandaan komt. Van een platte planeet? Misschien is hij er gewoon vanaf gevallen.’
Niemand had ooit met de titaan gesproken. Waarschijnlijk zou het altijd speculatie blijven. Ze liepen verder tussen de eenhoorns door en gingen aan de rand van het ravijn zitten, zodat ze goed zicht hadden op het meer en de titaan. Het was geen steile afgrond, er liepen geitenpaadjes naar beneden toe – anders was Cody gezien zijn vorige val vast niet zo dicht bij de rand gaan zitten.
Een tevreden zucht rolde over Cody’s lippen. Hij liet zijn hoofd tegen Orions schouder rusten terwijl hij naar beneden keek. ‘Je had gelijk. Het is echt prachtig. En… mysterieus, een beetje griezelig zelfs, zoals die hand daar uitsteekt. Alsof hij levend begraven is en zich een weg naar buiten probeerde te klauwen. Is zijn hoofd dan ergens achter die richel daar?’
‘Ja, maar volgens mij is het hoofd een stuk weggezakt. Ik ben er weleens overheen gevlogen en het lichaam leek niet helemaal intact. Zie je die boogvormige contouren daar in het midden?’ Hij wees naar voren, naar de schaduwen die in de verte door de nevel heen boorden. ‘Dat is de ribbenkast. Daar is de toegang tot het labyrint waar Luther de katten in wilde sturen.’
‘Om het hart te vinden.’ Cody’s gezicht kreeg een peinzende uitdrukking. ‘Wat zou hij gedaan hebben met die macht, denk je?’
‘Ik zou het niet weten. Ik denk dat hij het zelf ook niet weet, hij is niet echt het type dat meesterplannen smeedt. Als een kans zich voordoet dan grijpt hij die.’
Het was een tijdje stil. Cody tuurde in de verte, maar Orion kreeg niet het idee dat hij de omgeving in zich op aan het nemen was.
‘Hij is toch verbannen omdat hij een eend een andere eend probeerde te laten verdrinken, toch? Of was dat ook verzonnen, aangezien ze over jouw overtreding ook dingen hebben verzwegen?’
‘Dat was de druppel, ja.’ Orion volgde de vlucht van een zilveren vogel door de lucht. ‘Ik dacht in het begin dat er misschien toch iets anders achter school en wilde zijn kant van het verhaal horen. Maar hij is gewoon… een sadist.’
Het was ironisch dat ze beiden verbannen waren omdat ze op een dier hadden geëxperimenteerd. Orion had een leven geprobeerd te redden, Luther had het juist willen nemen.
‘Ik vraag me af wat iemand zo maakt,’ zei Cody zacht. ‘Dat heb ik me bij Luther altijd al afgevraagd.’
‘Ik zou het niet weten. Hij wilde nooit iets vertellen over zijn familie. Daarover praten was sowieso taboe – en nou ja, ik had er zelf ook geen behoefte aan. Volgens mij was zijn vader geen leuke vent. Die is ook verbannen, het was volgens mij de eerste verbanning die ik meemaakte.’
‘Woont hij ook in het Mensdal?’
‘Nee. Ik denk dat hij zich de zee op heeft gewaagd, samen met een groep anderen. De achterblijvers hebben wrakstukken op het strand teruggevonden.’
Cody beet op zijn lip. ‘Dat moet pijn hebben gedaan. Dat zijn vader hem niet opwachtte. Misschien ging hij daar wel van uit.’
‘Misschien.’ Orion had niet zoveel zin om over zijn ex te praten. Aan die relatie terugdenken bezorgde hem nog steeds een wee gevoel in zijn maag, omdat hij zich schaamde voor wat er tussen hen bestaan had. ‘Zullen we naar beneden lopen?’
‘Sorry.’ Cody kreeg een kleur. ‘Ik snap dat je niet graag over hem praat.’
Orion haalde zijn schouders op. ‘Bijna ieder ander onderwerp is leuker, ja. Maar ik wil ook proberen er open over te zijn.’ Hij keek Cody aan. ‘Het liefst zou ik willen dat we allebei over alles open durven zijn. Die openheid was niet echt vanzelfsprekend in onze vorige relaties.’
‘Voor zover je van een relatie kan spreken als je betoverd bent. Misschien was het eerder een gevangenschap,’ zei Cody nukkig.
Orion legde een hand op zijn knie en wist niet goed wat hij moest zeggen. Ze hadden jarenlang een relatie gehad en Fleur had veel van zijn tijd gestolen. Orion kon zich niet voorstellen hoe dat voelde. Zelf mocht hij dan niet bepaald met een glimlach op zijn relatie met Luther terugkijken; het was in elk geval wel zijn eigen keuze geweest.
En het ging natuurlijk om veel meer dan tijd alleen. Ze hadden ongetwijfeld ook een intieme relatie gehad. Walgde Cody nu van die aanrakingen? Vond hij dat ook zijn lichaam geschonden was? Hoe langer hij over de situatie nadacht, hoe misselijker hij werd. Had Fleur ook maar een moment stilgestaan bij de gevolgen, als de betovering verbroken werd?
‘Ik hoop dat je ooit nog iemand kunt vertrouwen,’ zei Orion met een gebogen hoofd. ‘Vooral omdat Fleur altijd zo… gewoon was. Niemand zou dit ooit van haar verwacht hebben, bedoel ik.’
‘Ze had een perfect masker voor, ja.’ Cody slaakte een zucht en legde zijn hand over die van Orion. Hij ving zijn blik. ‘Je hoeft niet bang te zijn dat ik jou niet vertrouw. Jij bent heel anders dan zij.’ Een blos bloeide op langs zijn wangen. ‘Heel anders dan iedereen.’
Net als jij. Orion sprak de woorden niet uit, want Cody kreeg al zijn hele leven te horen dat hij anders was dan de rest, terwijl Orion het gevoel had dat hij er juist graag bij had willen horen, zijn plek had willen vinden.
‘En de manier waarop jij me hebt betoverd, is heel anders. Zoals in de sprookjes. Met een lang en gelukkig leven.’ Cody’s blauwe ogen leken te pulseren als onaardse lichten.
Zijn woorden stalen die van Orion. Ze klonken zo oprecht dat zelfs een grijns misplaatst voelde.
Cody’s hand omvatte zijn wang. Zijn duim streek langs zijn huid en leek minieme vonkjes weg te schieten. Diep binnen in Orion erupteerde er iets warms. Geen starende katten en ogers deze keer, leken Cody’s opgetrokken mondhoeken te zeggen. Hij leunde naar voren en kuste hem.
Orion had het gevoel dat hij in een warm bad zonk. Zijn hoofd werd leeg en het enige waar hij zich nog bewust van was, was de streling van Cody’s lippen en de zachte druk van zijn vingers.
Orion kuste hem terug, voorzichtig, alsof dit een droombeeld was dat ieder moment uit elkaar kon spatten. Even was het alsof hij zweefde, alsof alles om hem heen wegviel.
Hij schoof zijn vingers door Cody’s haren terwijl ze dichter tegen elkaar aan kropen. Hun lippen weken van elkaar terwijl ze de ander toelieten, een zoet vuur ontbrandde tussen hen.
Toen ze zich uiteindelijk terugtrokken, was het alsof ze zich nog steeds in een droomwereld bevonden. Vlinderdraakjes, vuurkevers, goudmuisjes en vlinders cirkelden om hen heen, in gekleurde banen alsof de regenboog om hem heen gevouwen was.
Om hen heen was het gras gevuld met kleurige bloemen en pulserende paddenstoelen, waar kleine diertjes met grote ogen toekeken.
‘He-hebben wij dat gedaan?’ fluisterde Cody.
De diertjes staarden naar hen alsof ze prinsen waren.
Orion had erover gegrapt: dat ze samen voor een magische uitbarsting zouden zorgen. Dat het magische woud vanzelf zou herstellen.
Hij had nooit gedacht dat het zo dicht bij de waarheid lag.
‘Ik denk het,’ fluisterde hij terug, bang dat hij alles met een te harde stemverheffing teniet kon doen. ‘Misschien is dat alles wat onze wereld nodig heeft. Een beetje liefde.’
Hij grijnsde scheef.
Hoewel het mooi klonk, zou het de herinneringen niet terug naar Holtgaard brengen, noch de onderliggende oorzaak van de verrotting aanpakken.
Maar het was als een heilzaam kruid. Het was hoop.
Er zijn nog geen reacties.