De groep ogers verdeelde zich in tweeën en zouden aan tegenoverliggende zijden een bres in de muur slaan om de aandacht af te leiden. Onder de dekking van de nacht zou Orion samen met Cody, Mos, Bast en de meegekomen katten naar de cellen gaan waar Nova en Astoria werden vastgehouden.
      Orion voelde de spanning in zijn schouders, die uitstraalde naar zijn nek. Het was pas een paar uur geleden dat hij Luther had gesproken. Van Basil had hij begrepen dat Mos bij Cody was geweest toen ze het bannelingendorp een paar dagen terug bezochten. Zodra het nieuws Luther bereikte dat er een horde ogers op hen afstoof, trok hij ongetwijfeld de conclusie dat Orion er iets mee te maken had.
      Waarschijnlijk zou hij zich er niet door laten afleiden en in de buurt van de cellen blijven. Orion was geen gewelddadig persoon, in tegenstelling tot zijn ex. Hij huiverde bij de gedachte waarop de confrontatie zou uitlopen. Hopelijk kon hij doen wat hij móést doen om zijn zusje en Astoria vrij te krijgen, want van Cody verwachtte hij al helemaal geen hardvochtige houding.
      Hij haalde zijn toverstok uit de schede aan zijn riem. Hij mocht dan niet snel toevlucht nemen tot geweld, er waren zat andere listige manieren om iemand uit te schakelen. Onderweg had hij al een lang stuk liaan afgesneden, dat hij meermaals om zijn middel had gewonden. Hij had hem al zo betoverd dat alleen hij er een spreuk over kon uitspreken, voordat Luther hem voor was.
      Met een daverend geraas stortte een deel van de muur in. Joelend holden de ogers door de bres heen. Orion wachtte tot het lawaai zich bij hen vandaan verwijderde en keek zijn metgezellen aan.
      ‘Zijn jullie er allemaal klaar voor?’
      Bast sloeg met haar hand in haar vuist en Mos balde zijn vingers en liet een strijdlustig ‘Jazeker!’ horen. Cody gaf een verbeten knikje. Basil en Nezumi hadden hun klauwen al in het gras gezet en de staf van Thomas lichtte op in hetzelfde gouden schijnsel als Cody’s haar.
      Orion zette de eerste pas naar voren, waarna de rest volgde. Nezumi sloeg haar vleugels uit en verdween in het duister; zij zou voor hen uit vliegen om gevaren te signaleren.
      In de verte klonk het geroep van mensen. Hij zag ze met brandende fakkels heen en weer rennen en voelde een knoop in zijn maag ontstaan. Hij had met deze mensen samengewoond, zelfs al was het onderlinge contact miniem gebleven. Er zouden ongetwijfeld gewonden vallen – al viel veel met magie te helen – maar misschien zouden sommigen het niet eens overleven, ondanks dat hij de ogers op het hart had gedrukt geen geweld te gebruiken. Ze moesten de mensen afleiden, hen schrik aanjagen.
      Hij scheurde zijn blik van de joelende massa los en versnelde zijn pas terwijl hij naar rechts afboog. Het gras kwam tot zijn kuiten, Thomas kwam er met zijn gezicht net bovenuit. Zijn snuit werd overschaduwd door een capuchon.
      Aan zijn andere kant liep Cody, die gespannen oogde. Orion reikte met zijn hand naar de zijne en voelde een beetje van zijn eigen spanning wegvloeien zodra hun vingers zich met elkaar vervlochten. Achter hen banjerden de twee ogers, die elkaar vandaag ook helemaal hadden gevonden. Orion was nieuwsgierig wat zich tussen hen had afgespeeld.
      Ze slopen langs een reeks hoge bomen. Ergens erachter lag een huis, maar zodra ze dat passeerden zag hij dat de ramen verduisterd waren. Niet ver daarachter bevonden zich een waterput en een vijvertje waar altijd kleurige bellen uit opstegen. De dampen die eruit kwamen hadden een hallucinerende werking en ze liepen er met een boog omheen tot ze bij een verhard pad uitkwamen.
      Achter hen verflauwde het lawaai. Ze kwamen op een tweesprong. Als ze linksaf gingen, kwamen ze uit bij Luthers huis. Rechts ging verder naar het centrum toe, waar Luther bij zijn komst in de smidse had gewerkt. Daar vlak naast was een klein cellencomplex waar ze soms beesten in hadden opgesloten die ze nog niet meteen wilden slachten.
      Van Basil had hij begrepen dat zijn zus daar was opgesloten, maar het zou hem niets verbazen als Luther haar inmiddels naar zijn eigen kelder had verplaatst. Die was veel moeilijker binnen te komen – al scheelde het dat hij nu een oger bij zich had die zo een gat in de muur kon slaan.
      ‘Nezumi?’
      Op zijn stille roep kwam ze meteen naar beneden vliegen.
      ‘Kun je kijken of ze nog steeds in die cellen bij de smidse zitten?’
      Cellen waren het nauwelijks: het waren grote kooien die in de grond waren geplaatst. Regenwater stroomde er gewoon naar binnen, net als ongedierte. De gedachte dat zijn zusje daar al dagenlang vastzat, liet het vuur in hem weer oplaaien.
      Die smeerlap. Weer werd hij belaagd door de schaamte dat er een tijd was geweest waarin hij al Luthers nare eigenschappen simpelweg genegeerd had.
      Al zat het misschien wel dieper. Een deel van hem had zich naar de chaosprofetie van zijn vader geschikt en geloofd dat die pestkop het gezelschap was dat hij verdiende – of iemand die toch niet meer te besmetten viel.
      Nezumi’s vertrek liet zijn haren opwaaien. Hij streek ze uit zijn gezicht en keek opzij naar Cody, die nog steeds zijn hand vasthield. Hij geloofde in ieder geval niet dat hij besmet kon worden door Orions aanwezigheid, of dat alles wat hij ondernam nu gedoemd was.
      Vanuit zijn ooghoeken zag hij de gloed van vuur en het geschreeuw drong weer tot hem door. Het was waar. Ook nu volgde de chaos in zijn voetsporen. Het plan was echter niet bij hem vandaan gekomen.
      Cody en Mos hadden de hulp van de ogers ingeroepen. Misschien was dat de waarheid die achter de voorspelling school. Chaos was er altijd, overal, zelfs al werd het in Holtgaard zo streng mogelijk beteugeld. Het had niets met zijn aanwezigheid te maken – maar door de woorden van zijn vader was zijn familie – en hijzelf – er altijd op gefocust geweest. Ze zagen chaos, en niets anders. Het oog vindt waar het naar zoekt.
      ‘Laten we alvast in de richting van het huis lopen,’ zei Basil. ‘Astoria’s geur lijkt sterker die kant uit.’
      Orion knikte en kwam weer in beweging. Nezumi zou hen wel weten te vinden en als ze toch verkeerd liepen, zou het ook weer niet zó veel tijd schelen.
      Het duurde niet lang voordat ze het huis boven de bomen zagen uittorenen. Het was een van de oudste gebouwen in het dal. De bewoner was oud geweest en Luther had hem er simpelweg uitgezet met de mededeling dat de man te weinig voor het dal deed om in zo’n riant huis te mogen wonen.
      Het was groot, maar de kamers hadden altijd leeg gevoeld. Het was er lang niet zo huiselijk als in het huisje dat hij nu bewoonde. Toch trok er iets aan zijn binnenste bij het zien van de donkere contouren. De muren waren verzakt, het steen groen uitgeslagen. Hij herinnerde zich hoe de wind door de kieren tussen de stenen blies; in iedere kamer tochtte het.
      Het was er koud, kaal en eenzaam, hoe hard hij ook zijn best had gedaan om er warmte en kleur naar binnen te brengen.
      Orion merkte pas dat hij stil was blijven staan toen Cody in zijn hand kneep en naar hem opkeek. ‘Gaat het?’
      ‘Het voelt bijna alsof ik het verleden binnenstap,’ mompelde hij.
      Maar hij was niet meer alleen, en zijn leven was verre van kleurloos, zelfs al lag de nacht nog zo donker om hen heen.
      ‘Gelukkig is het je verleden. Een afgesloten hoofdstuk.’ Cody glimlachte flauwtjes. ‘Bijna afgesloten, dan.’
      Vleugels ruisten. Een ogenblik later landde Nezumi op zijn schouder. Haar schubben glansden in het licht van de maan. ‘De cellen zijn leeg.’
      ‘Dat dacht ik al. Waarschijnlijk heeft Luther ze in de kelder opgesloten. Die bevindt zich aan de achterkant van het huis.’ Hij keek over zijn schouder naar de twee ogers. ‘Ik denk dat we beter geen toneelstukje kunnen opvoeren, maar gewoon gelijk moeten aanvallen. Kunnen jullie een gat in de muur slaan? Of… zal het huis dan instorten?’
      ‘Eens kijken.’ Bast stapte hem voorbij en liep met dreunende stappen naar de achterkant van het huis.
      De rest volgde op enige afstand. Ze legde haar handen tegen de muur en bleef een tijd zo staan. ‘De stenen zijn oud, maar niet broos. Ik kan een doorgang maken.’
      Ze deed een stap terug, kneep haar handen tot vuisten en stootte ze naar voren. De klap resoneerde door het hele gebouw. Er klonk een schurend geluid, gevolgd door iets… schuivends.
      Orion kneep zijn ogen tot spleetjes in de hoop beter te kunnen zien wat er precies gebeurde. Hij probeerde vertrouwen te hebben in de oger, toch was hij bang dat het hele gebouw ineenstortte en zijn zusje bedolven raakte.
      Het schuine dak trok zijn aandacht. Hij wist niet precies waarom – had hij een geluid gehoord, een schim gezien? Voor hij meer zekerheid kon krijgen, klonk er geklots. Een kreet.
      Iets gloeiends en heets stortte vlak naast hem neer. Instinctief deinsde hij achteruit en duwde ook Cody naar achteren.
      Een razende kreet sloeg met de kracht van een windvlaag tegen hem aan. Het was Bast. Ze was met iets brandends overgoten, wat uitdijde over de grond en smeulende plekken op het gras achterliet. Een rokerige, olieachtige geur drong zijn neusgaten binnen. Pek!
      ‘Wat lief van je, Orion, om me zo’n schat te brengen.’ De stem kwam van het dak vandaan.
      Waar Luther net nog geknield of plat op het dak moest hebben gelegen, stond hij nu overeind, met een pikhouweel in zijn hand.
      ‘Een rots vol edelstenen, die dankzij de pek nergens meer heen zal gaan. Attent van je. Niet genoeg om je zusje mee vrij te kopen, maar het is een mooi gebaar. Misschien geef ik je al iets in ruil. Een kledingstuk, misschien? Eens kijken of ze net zo van mijn ruwe handen kan genieten als jij.’
      Als Orion al een antwoord paraat had gehad, werd dat door een woeste grom van Bast overstemd. Verwoed probeerde ze haar voeten los te trekken, maar de teer hardde al snel uit en zorgde ervoor dat ze zich niet meer kon bewegen.
      ‘Ik zie dat je je katten hebt meegenomen. Betekent dat dat je ze aan mij af komt staan? Iets… vertelt me dat je liever dwarsligt. Niet dat ik anders verwacht had… Tenslotte is dat wat wij het liefste doen, hè? Elkaar dwarsliggen. Vandaar ook mijn warme welkom. Ik moet zeggen dat ik niet verwacht had dat je ogers in het spel zou brengen. Gelukkig heb ik me al een lange tijd geleden op een aanval voorbereid, want die krengen worden steeds brutaler.’
      ‘Laat mijn zusje gaan.’
      ‘Als jij je katten opgeeft. Breng ze in slaap en laat ze naar mij toe zweven.’
      ‘Nee.’
      ‘Dan ziet het ernaar uit dat we een patstelling hebben bereikt. Wat wil je eraan doen, Orion? Denk maar niet dat ik ervoor terugschrik om jullie ook onder pek te bedelven. Die oger mag er dan niets van voelen, maar jullie wel. Het zou toch zonde zijn als die mooie jongen van je levend verbrandt. Als je je verstand in de afgelopen jaren nog niet verloren bent, zal dat dán wel gebeuren.’ Hij grinnikte op een manier die een rilling langs Orions ruggengraat joeg. ‘En dan…’
      Iets zeilde door de lucht, klapte tegen Luther aan en sloeg hem omver. Hij tuimelde van het dak af en bleef roerloos in het gras liggen.
      Verbijsterd staarde Orion ernaar.
      Terwijl hij nog probeerde te verwerken wat er gebeurd was, denderde Mos naar het huis toe, naar Bast. Langzaam drong het tot Orion door dat de oger een arm miste.
      ‘Was… was dat je arm die je naar hem gooide?’ vroeg hij overdonderd.
      ‘Zeker,’ gromde de oger. ‘Een fragiel lichaam heeft niet alleen nadelen.’
      ‘Dat… blijkt…’ Hij klapte zijn mond dicht en wisselde een blik met Cody, die naar hem grijnsde en hem daarna meetrok naar de twee ogers. ‘Hoe krijgen we de pek eraf? Het is echt lelijk spul.’
      ‘Laat dat maar aan mij over.’ De edelsteen in de staf van Thomas lichtte op. De kat sloot zijn ogen en prevelde een spreuk die hij uit een van de vele oude boeken had opgepikt.
      De pek veranderde in zwart zand, dat na een zwaai van de staf werd weggeblazen.
      Ongelovig betastte Bast haar lichaam. ‘Hoe… hoe heb je dat gedaan?’
      ‘Tja. Jaren en jaren van studie en oefening.’ Thomas’ gezichtsuitdrukking viel weg in zijn kap.
      Orion was trots op zijn vriend. Toch trok er iets in zijn binnenste, zoals iedere keer dat Thomas’ magie ter sprake kwam.
      We doen er goede dingen mee, hield hij zich voor. Ondanks die woorden vroeg hij zich niet voor het eerst af hoeveel levens Thomas en hij moesten redden voordat de score gelijk stond. Voor ze hadden teruggegeven wat ze hadden genomen.
      Gekreun trok hem uit zijn gedachten. Luther zette een hand op de grond en probeerde overeind te komen. Gelijk liet hij zich met een getergde kreet weer zakken. Misschien was het genoeg om hem zo te laten liggen en was hij niet in staat om overeind te komen. Je wist het echter nooit en daardoor zakte Orion bij hem neer, maakte de lianen om zijn middel los en trok Luthers enkels naar elkaar toe.
      De man schreeuwde het uit.
      Orion wenste dat de pijn hem niets deed, dat hij met een stalen gezicht kon zeggen dat Luther iedere pijnscheut verdiend had. In plaats daarvan hield hij zijn blik afgewend en probeerde hij de misselijkheid te negeren.
      ‘Je had mijn familie met rust moeten laten,’ zei Orion toen hij opstond. Hij overwoog om ook de polsen samen te binden, ware het niet dat zijn linkerarm al duidelijk op twee plekken gebroken was. Daarmee zou hij de lianen niet zomaar loskrijgen.
      ‘Kom op, Orion… Je kunt me hier niet – au! – zo laten liggen… Zo ben jij niet.’
      ‘Eerst maar eens zien hoe je mijn zus behandeld hebt.’ Hij wendde zich tot Bast, die haar handen weer tegen de muur had gelegd.
      ‘Ik denk niet dat het nodig is, maar voor de zekerheid kunnen jullie beter een stap naar achteren doen.’
      Ze deden wat Bast zei. De edelstenen die haar stenen lichaam versierden leken feller te stralen en weer te dimmen terwijl ze haar handen langs het steen verplaatste en er uiteindelijk met samengeduwde handen tegenaan sloeg.
      Een scheur trok omhoog. Orion hield zijn adem in door het rommelende geluid dat daarop volgde. De spleet werd iets breder – genoeg om erdoorheen te kunnen stappen.
      Bast stapte opzij en maakte een uitnodigend gebaar. ‘Mos en ik bewaken het nare mens wel.’
      Even vroeg Orion zich af of ze wraak wilde nemen en hem zou bedelven onder gruis of over hem heen zou lopen. Daarna wrong hij zich door de spleet naar binnen.
      Cody volgde hem.
      De gang was donker, al zorgde Cody’s haar voor een gouden schijnsel, genoeg om niet over het puin te struikelen. Over de blokken steen heen stappend liepen ze verder de gang door, naar de kelder. Achter zich hoorde hij ook de trippelende poten van zijn katten.
      De deur naar de kelder ging krakend open. Als een wandelende fakkel ging Cody hem voor naar beneden.
      Het was vreemd om hier te zijn. Vreemd dat hij deze trap zo vaak was afgegaan om aardappelen, knollen of kruiken water te halen. Nu was het geen voedsel dat hij beneden aantrof, maar een jonge vrouw, met haar armen achter haar rug gebonden.
      Naast haar stond een kooi waarin Astoria opgesloten zat.
      ‘Jullie hebben ons gevonden,’ zei Astoria zacht. ‘Ik was bang dat je akkoord zou gaan met wat Luther wilde – wát hij dan ook wilde.’
      ‘Jou. De andere katten,’ mompelde Orion. ‘Ik zou jullie nooit als ruilmiddel gebruiken.’ Hij knielde voor zijn zusje neer en probeerde de brok in zijn keel weg te slikken. Er zat een doek om haar mond, die hij als eerste losmaakte. Zijn vingers trilden. ‘Noof…’
      Meer kon hij niet zeggen – de emoties sloegen als wilde golven over hem heen. Vijf jaar lang had hij haar niet gezien… en nu vond hij haar terug in de kelder van zijn oude huis.
      ‘Ik… Het spijt me.’ Hij kon het niet opbrengen om haar aan te kijken en focuste zich op de touwen die hij doorsneed.
      Zodra de laatste viel, streek ze langs zijn gezicht en liet haar hand tegen zijn kaak rusten. ‘Nee, Orion. Het spijt mij. Je bent zo lang alleen geweest. Ik had je al veel eerder moeten gaan zoeken. Maar ik dacht… ik was bang dat ik niet sterk genoeg zou zijn.’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘Wat niet onterecht was.’
      Orion kon het geduld niet opbrengen om te wachten tot ze was opgestaan. Hij leunde naar voren en omhelsde haar. Ze was geen klein meisje meer. Ze was volwassen – en het deed pijn dat hij zo’n groot deel van haar leven had gemist.
      Een paar tranen glipten langs zijn wangen. Hij vertrouwde zijn stem niet, maar zei evengoed: ‘Luthers snode plannen maken jou niet minder sterk.’ Hij leunde weer iets naar achteren, al liet hij zijn handen op haar schouders liggen. ‘Je bent zo… volwassen nu.’
      Ze glimlachte flauwtjes en veegde wat tranen van haar wangen. ‘Ik heb je zo gemist. Iedere dag vroeg ik me af of je nog leefde. En wat voor een leven dat dan was.’
      ‘Een fijn leven. Het… heeft even geduurd, voor ik mijn plek vond. Maar ik zou niet meer terug willen, behalve om mensen op te zoeken. Jou.’ Hij keek over zijn schouder, naar Cody, die bij de kooi van Astoria gehurkt zat en het slot met een spreuk liet openspringen. ‘Er is veel gebeurd sinds je weg bent. In Holtgaard. Iedereen behalve Cody is zijn herinneringen kwijt. We denken dat ze door bosgeesten zijn gestolen.’
      Nova keek hem met een verdwaasde blik aan. ‘Bosgeesten?’
      ‘Ik leg het later wel uit.’ Ze was moe. En ze moesten hier weg, voor er vrienden van Luther opdoken. ‘Waar is je gedachtennis?’
      Haar schouders zakten naar beneden. ‘Ik weet het niet.’
      ‘Dat zoeken we wel uit. Heb je ergens pijn? Kun je lopen?’
      ‘Mijn spieren zijn stijf, verder ben ik in orde.’
      Ze kwam met een grimas overeind van de stoel. Orion wierp een blik op de kooi, die inmiddels open was. Astoria sprong er gracieus uit vandaan. ‘Ik ben ook in orde, Orion.’
      ‘Gelukkig. Laten we dan gaan.’
      Ze klommen via de trap uit de kelder vandaan en wurmden zich door de barst naar buiten. De twee ogers stonden naast Luther, die nog altijd vastgebonden op zijn rug in het gras lag. Mos’ arm zat weer aan zijn lichaam vast.
      Orion ging bij het drietal staan en keek op naar de grootste oger. ‘Zou je me willen assisteren, Bast? Er zijn nog een paar dingen die ik van Luther zou willen weten. Met een beetje druk op zijn borst geeft hij vast sneller antwoord, voor er ribben zullen knappen.’
      ‘Met plezier.’ De oger zette haar voet op Luthers bovenlijf. Op de aanhechting van haar grote teen fonkelde een grote robijn, waar Luther ondanks de situatie nog steeds hebberig naar staarde.
      ‘Twee vragen. Waar is de tas van mijn zus en wat wilde je zo graag uit dat labyrint hebben?’
      ‘De… linnenkast,’ bracht hij kreunend uit. ‘Waar jij… je jassen bewaarde.’ Hij trok met zijn schouders, alsof hij daarmee aan het gewicht op zijn borst zou kunnen ontkomen. ‘En het hart… is de bron. Van alles. Daar vind je wat je maar zoekt. Macht. Wijsheid. Iedere wens wordt daar ingewilligd.’
      Orion snoof. Hij kon zich niet voorstellen dat Luther in zo’n sprookje geloofde. Dan moest hij daar wel bewijs van hebben gezien.
      Hij vroeg zich af wat zijn ex zo graag wilde hebben.
      Algauw liet hij het los. Iedere gedachte die hij aan Luther wijdde, was verspilde tijd.
      ‘Ik weet genoeg.’ Hij draaide zich naar zijn zusje en sloeg een arm om haar schouders. ‘Laten we je spullen pakken en naar huis gaan.’
      Hij gaf een dankbaar knikje naar Bast, die nog eens dreigend naar Luther gromde en vervolgens achteruit stapte. Ze richtte haar aandacht tot Mos. ‘Ga jij ook mee naar huis?’
      De oger zette een stap naar Cody toe. ‘Er is nog een bosgeest die stevig onder handen moet worden genomen.’
      Cody glimlachte naar hem. ‘Ik waardeer je hulp, Mos. Je hebt al zoveel voor me gedaan, voel je nergens toe verplicht.’
      Mos schudde zijn hoofd. ‘Ik voel me nergens toe verplicht. Maar we zijn een goed team, niet dan?’
      ‘Absoluut. De komende dagen moeten we alleen een visbuffet samenstellen, dus het kan geen kwaad om dan wat tijd met je vrienden door te brengen, toch?’ Cody gaf hem een knipoog. ‘Als we je hulp kunnen gebruiken, laten we het je weten.’
      Mos wierp een schielijke blik op Bast, die de sfeer haarfijn aanvoelde. ‘Je hebt me vandaag gered. Daar zou ik je graag op gepaste wijze voor bedanken.’
      Mos’ wangen gloeiden, alsof er lava onder het oppervlak sluimerde. Er kwam zelfs stoom vanaf. Toch klonk zijn stem vast en stoer toen hij antwoordde: ‘Daar zeg ik geen nee tegen.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen