Ik heb inmiddels het manuscript ge-edit en Merlijn in Thomas veranderd zodat ik hem naar mijn kat kon vernoemen XD

Ik ben te lui om dat voor Q weer te gaan terugveranderen, dus het is nu Thomas de wizard cat. ;p

. . .


Orions schouders zakten naar beneden alsof het nieuws dat Thomas hem gebracht had er kilo’s steen op stapelde.
      ‘Wat denk je dat hij wil?’ vroeg Cody voorzichtig.
      Ze waren weer in beweging gekomen en liepen langs de kloof terug naar het huis van Orion. Het was inmiddels helemaal donker, al zorgden fluorescerende planten en paddenstoelen voor zachte lichtbronnen. Toch bleef Cody zo ver mogelijk bij de rand van de kloof vandaan. Niemand wist waar Locke was: die kon zomaar uit de schaduwen springen en hem opnieuw over de rand duwen.
      Een rilling gleed langs zijn ruggengraat bij die gedachte. In een reflex reikte hij naar Orions hand en hield die stevig vast.
      ‘Hmm?’ De aanraking leek hem van zijn gedachten los te scheuren.
      ‘Wat kan Luther van je willen? Hij zei tegen mij dat je je verstand was verloren en dood was.’
      Orion richtte zijn blik naar voren. Hij zuchtte diep. ‘Je weet hoe hij is. Waarschijnlijk kwam mijn zusje op zijn pad en dacht hij daar een slaatje uit te kunnen slaan.’
      Er flitste een herinnering door Cody’s hoofd die zijn maag samenkneep. ‘Ik heb het hem verteld. Gevraagd of Nova daar in dat dorp was. Het – het spijt me. Daarna is hij vast naar haar gaan zoeken.’
      Zijn schouders verstarden niet. Niks wees uit dat Orion hem dat kwalijk nam.
      ‘Misschien wilde hij je al langer onder druk zetten,’ peinsde Cody. ‘Hij wilde mij ook naar binnen dwingen. Als Basil niet tussenbeide was gekomen, was dat hem waarschijnlijk gelukt. Al… kan ik me niet voorstellen dat hij wist dat ik, uhm, nou ja… wat voor je beteken.’
      Orion schopte iets voor zijn voeten weg, een vrucht misschien. ‘Dat wist hij zeker.’
      ‘Oh.’ Cody kreeg het weer warm. ‘Ik… je woonde daar ook in het dorp, toch? Heeft hij je gedwongen om te vertrekken? Aangezien jullie vroeger… nooit echt door een deur konden?’
      Orion lachte, maar een prettig geluid was het niet. Het klonk hol. ‘Ik voelde me alleen. Had geen idee wat ik moest doen in mijn eentje in de wildernis, met een zieke kat. Zodra ik op het Mensdal stuitte, heb ik geen ogenblik getwijfeld. Ook niet toen ik Luther zag. Ik vond het altijd wel geinig om hem een beetje uit te dagen, ik had nooit een hekel aan hem. Soms had hij gewoon iemand nodig die een beetje tegengas gaf. Waar hij zijn energie aan kwijt kon. Dus we raakten bevriend. Meer zelfs,’ biechtte hij mompelend op.
      Cody bleef staan en keek hem verbijsterd aan. ‘Wát? Hij was… verschrikkelijk. Een pestkop.’
      Orion haalde zijn schouders op. ‘Als je hier een tijdje bent, word je minder zorgvuldig in het kiezen van je vrienden. En mijn katten had ik toen nog niet – alleen Spekkie. Sammy, heette hij toen nog.’
      Cody zei niets. Hij kon zich er niets bij voorstellen – en hij vond het idee van Luther en Orion samen simpelweg weerzinwekkend.
      ‘Ik was gewoon eenzaam, denk ik. Ik hield niet van hem. We hadden veel ruzie, maar ik was ook… bang om alleen te zijn. Hij had veel te zeggen in Mensdal.’ Hij haalde diep adem. ‘Ja, het klinkt triest. Vast niet zoals je me zag, hè? De vrolijke Orion die zich van niemand wat aantrekt. Maar de verbanning deed pijn. Dat ik mijn zusje niet meer mocht zien. Jou. De vrienden die ik had. Mijn ouders, zelfs. Dat er niemand was die… nou ja, het hele gebeuren aanvocht.’
      De emotie die nog steeds in Orions stem doorklonk, kneep Cody’s keel dicht. ‘Ik dacht dat je weg wílde. Je deed experimenten op dieren. Je – je wist toch dat dat verboden was?’
      ‘Ja.’ Orions vingers verstarden in de zijne. ‘Maar ik wist ook dat Sammy zou sterven als ik het niet zou doen.’
      Die woorden schokten hem. ‘Hoe bedoel je?’ Cody had altijd gedacht dat Orion het voor de lol deed – of dat hij gewoon tegen de gestelde regels wilde trappen.
      ‘Sammy was ziek. Iedere dag zag ik dat hij pijn leed, hij at nauwelijks. De arts kon niets vinden. Niet dat dat me verbaasde – die had vast nog nooit een kat behandeld. Dus ik gaf Sammy een stem. Zodat hij me kon vertellen wat er pijn deed en ik het kon verhelpen. Het bleek helemaal niet zo ernstig te zijn: de wortel van zijn kies was ontstoken. In Mensdal heb ik de tand eruit getrokken en hem kruiden tegen een infectie gegeven. Maar dat wist ik pas nadat hij me kon vertellen dat het in zijn kaak bonkte en dat iedere hap pijn deed.’
      Cody voelde iets trillen in zijn binnenste. Een diep verdriet omdat Orion om die reden uit hun gemeenschap was verbannen – omdat hij meeleefde met zijn kat, omdat hij zijn pijn wilde wegnemen. Er kwam ook iets zwaarders, iets heters in hem op. ‘Heb je het uitgelegd aan de Raad?’
      ‘Ja.’ Hij klonk verbitterd. ‘Dat maakte geen verschil. “Regels zijn regels.” Ze konden geen uitzondering maken. Ik betwijfel overigens of ze me echt geloofden. Ze dachten vast dat ik Sammy wilde laten spioneren. Zo achterdochtig waren ze wel.’
      Cody beet op zijn lip. Het voelde zo oneerlijk. Het maakte het nog pijnlijker dat Orions ouders er niet eens tegen geprotesteerd hadden. Voor Orion moest het hebben gevoeld alsof ze opgelucht waren dat hij hen geen ongeluk meer kon brengen. ‘En toen kwam je uiteindelijk in het Mensdal terecht. Hoelang ben je daar gebleven?’
      ‘Tweeënhalf jaar, ongeveer. Het was er niet verkeerd. Iedereen was erg met zichzelf bezig. Niemand sprak veel. Over Holtgaard praten was een taboe. Vragen naar de reden van een verbanning ook. Zodra je enigszins persoonlijke vragen stelde, werd men gelijk argwanend, vonden ze dat je je neus in hun zaken stak. Dus het valt dan niet mee om vrienden te maken – of je gewoon een beetje op je plek te voelen.’
      ‘En Luther was een uitzondering?’ Cody kon zich daar weinig bij voorstellen.
      Orion haalde zijn schouders op. ‘Hij hoort in elk geval graag zichzelf praten. Af en toe luisterde hij ook weleens. Hoe moeilijk je het je vast kunt voorstellen: in het eerste jaar hielp hij me er echt doorheen. Daarna verliet ik het dorp steeds vaker. Zo kwam ik de andere katten tegen. Ik trok ze aan. Basil vertelde dat hij kon voelen dat ik een magische band had met een andere kat. Voor ik wist, had ik vijf katten die me trouw volgden. Vanaf toen ging het een stuk beter. Al had Luther er niks mee. Sowieso niet met dieren. Hij wilde ze niet in huis hebben, niet eens in het schuurtje waar Sammy in die tijd nog mocht slapen. Zij hadden ook geen goed woord voor hem over.’
      ‘En uiteindelijk ging je daarom weg?’
      Orion keek weg.
      Cody wist niet of het kwam door de bessen die hij gegeten had, maar hij voelde Orions schaamte.
      ‘Nee. Pas toen Locke kwam. Die zette ons tegen elkaar op. Eerst verscheen hij alleen aan mij – of misschien kon ik hem toen alleen zien, nu ik weet dat hij een bosgeest was. Luther geloofde dat ik gek werd.’
      ‘En dat denkt hij nu dus nog steeds,’ mompelde Cody.
      Orion zuchtte diep. ‘Ja. Maar blijkbaar gelooft hij dat ik wel genoeg bij verstand ben om me ergens toe te kunnen dwingen.’
      ‘Wat denk je dat hij van je wil?’
      ‘Wist ik het maar. Je weet het nooit, met hem.’
      Er viel een stilte. Onwelkom was die niet; Cody had tijd nodig om alle nieuwe informatie te verwerken.
      Na een poosje keek hij om, naar Mos. Die liep een eindje achter hen, vast bang hen anders te storen. Cody hield zijn pas iets in tot de oger naast hem liep.
      ‘Orion zei dat jij veel over bosgeesten weet. Meer dan wij, in elk geval. Denk je…’
      ‘Het is beter daar nu niet over te spreken.’ Mos keek om zich heen. ‘Ik twijfel er niet aan dat hij in de buurt is en ieder woord afluistert. Bosgeesten kunnen geen woningen binnenkomen als ze daar niet toe worden uitgenodigd. Daar kunnen we veilig praten.’
      Cody knikte. De gedachte aan de bosgeest deed zijn maag opnieuw verkrampen en hij verstevigde weer de greep op Orions hand.
      Hij was waarschijnlijk nog steeds een doelwit.
      Dat mocht hij niet vergeten.
      Toch stelde het hem iets gerust dat hij in Orions huis in elk geval wél veilig zou zijn.

In het huis van Orion werden ze door de vier katten opgewacht. Op Sammy na hadden ze allemaal een ernstige uitdrukking op het gezicht. De dikke kater weefde zich spinnend rond Orions enkels.
      ‘Eten? Eten? Eten vergeten.’ Bij ieder woord veranderde hij van toonhoogte.
      ‘Hé Spekkie. Ja ja, ik zal eten voor je pakken.’ Orion ging door zijn knieën en kroelde het dier achter zijn oren voor hij een hand langs zijn rug liet glijden.
      ‘Waarom heet hij nu eigenlijk Spekkie, in plaats van Sammy?’ Cody vond het best een onvriendelijke naam.
      ‘De andere katten hebben zelf een naam gekozen zodra ze in staat waren om te praten. Toen wilde Spekkie dat ook.’
      ‘Spekkie. Ik hou van spekkies. En hamlapjes, maar dat is een rare naam.’ Hij liet iets horen wat een kruising leek tussen gegiechel en gehoest.
      Cody glimlachte flauwtjes en keek hoe de kat naar de keuken sjokte. Orion volgde. Na enkele stappen keek hij over zijn schouder. ‘Heb jij ook trek?’
      ‘Ik kan nog wel even zonder. De bessen hebben de ergste honger gestild.’ Hij wilde veel liever weten wat de katten hadden ontdekt. Voor Orion gold ongetwijfeld hetzelfde, maar hij was een nette gastheer.
      Cody ging op een stoel zitten en liet zijn blik langs de katten gaan. Alle drie hadden ze een alerte blik. Thomas zat op een stoel, twee poten rustten op de tafel. Basil zat kaarsrecht op het tafelblad en volgde iedere beweging van Orion, en Nezumi likte op de vensterbank haar schubben en klapwiekte zo nu en dan met haar vleugels.
      De planken vloer kraakte toen Mos dichterbij kwam en naast de tafel bleef staan. Zodra Orion een bakje eten voor Spekkie had neergezet, schoof hij naast Thomas aan tafel.
      ‘Je bent lang weggeweest,’ merkte Basil op.
      ‘Cody en ik hebben de bodem van het ravijn bekeken,’ verzuchtte Orion. Hij vertelde zijn metgezellen over Locke en het feit dat hij een bosgeest was.
      Cody peuterde aan een nerf in het tafelblad. Hoewel de deur dichtzat, maakte de bosgeest hem nog steeds onrustig. Orion vertelde hun niet over hun theorie dat de bosgeesten achter de gestolen herinneringen konden zitten. In plaats daarvan vroeg hij naar zijn zus.
‘Het kompas leidde ons recht naar het Mensdal,’ antwoordde Basil. ‘We snuffelden daar rond en stuitten al vrij snel op een boodschap die op de muur van je oude huis was gekalkt. Waar Luther nog steeds woont. Hij ging er blijkbaar van uit dat je vroeg of laat wel zou opduiken.’
      ‘Wat stond er?’ Orions stem klonk ongebruikelijk gespannen.
      ‘Orion, je zusje is bij mij te gast. Neem contact met mij op om de voorwaarden van haar vrijlating te bespreken,’ citeerde Thomas. ‘Basil dacht dat ze opgesloten zou zijn in de cellen. Toen we het raster probeerden open te maken, greep dat onmens Astoria. Daarna leek het ons beter om eerst terug te keren.’
      Orion zuchtte. Hij wreef met zijn handpalmen over zijn ogen, met zijn ellebogen leunde hij op tafel. ‘Hij komt vast met allerlei belachelijke voorwaarden. Tien zakken goud, of zo.’
      ‘Ga je het gesprek aan?’ vroeg Cody.
      ‘Ik zal wel moeten. Hij verwacht ons, dus het zal niet meevallen om ze te bevrijden.’
      ‘Hmm.’ Met dit kleine groepje dat hier aanwezig was niet, nee. Hij keek om naar Mos.
      ‘Oeh, ja!’ riep die uit zodra hij Cody’s blik ving en hij sloeg verrukt zijn handen tegen elkaar. Eén vinger brak af en viel op de grond.
      Cody pakte hem stilletjes op en legde hem op de rand van de tafel. ‘Ik maak hem zo wel vast.’
      ‘Oeh wat?’ vroeg Orion.
      ‘Nou! Als ik terugga naar de andere ogers en zeg dat mijn mensenvrienden onze hulp nodig hebben, dan zullen ze zeker helpen.’
      ‘Zouden ze dat echt doen?’ vroeg Orion verwonderd.
      ‘Natuurlijk!’
      Toch hoorde Cody de lichte twijfel in zijn stem. Hij lag niet goed in de groep, had hij al bij hun kennismaking verteld. ‘De jonge ogers schijnen het dorp wel vaker te besluipen. Misschien kun je er een wedstrijd van maken. Wie als eerste het mensenmeisje en de kat weet te bevrijden. Waar houden ogers van, Mos? Wat is een goede prijs?’
      ‘Vis,’ antwoordde Mos resoluut. ‘Iedere oger is gek op vis. We kunnen alleen niet zwemmen, dus de meesten blijven ver bij water uit de buurt.’
      ‘Dan beloven we ze een visdiner,’ antwoordde Orion. Zijn ogen glommen hoopvol. ‘De katten zijn uitstekende jagers.’ Over de tafel heen reikte hij naar Cody’s hand en legde de zijne erover. Dank je, zei hij geluidloos zodra hun blikken elkaar kruisten.
      Cody glimlachte terug. Zijn huid tintelde onder die van Orion en het kostte hem moeite om zijn aandacht weer op Mos te focussen. Hij voelde aan dat hij toch nog enige reserve had. ‘Wat is er, Mos?’
      ‘Nou. Waarschijnlijk geloven ze nooit dat ik vriendschap heb gesloten met mensen. Ze noemen me altijd een bangerik.’
      ‘Dan gaan we met je mee.’
      ‘Ik vrees dat jij beter hier kan blijven,’ zei Orion. ‘Je kunt hier samen met Thomas boeken doorspitten over bosgeesten.’
      Cody wilde protesteren, maar hij liet dat toen Orion in zijn hand kneep en zijn blik intenser werd.
      ‘Hij gooide je van een klif, Cody. Volgens Mos kan hij hier niet binnenkomen. Hier ben je veilig. Als jullie in de boeken iets vinden wat je kan beschermen, kunnen jullie ons achterna reizen. Thomas weet de weg.’
      Het zat Cody niet lekker, maar hij moest toegeven dat het wel de verstandigste zet was. Een vechtersbaas was hij toch niet en niemand had er wat aan als ze ook nog eens door Locke belaagd werden.
      ‘Ik kan vanavond een talisman maken. Die kan hij dragen, daarmee hij is in elk geval tot de volgende zonsopgang beschermd. En ik zal niet van zijn zijde wijken. Het lijkt me verstandig als Basil en jij ondertussen met Luther praten, om erachter te komen wat hij in zijn schild voert. Dat kan nooit kwaad.’
      Een diepe zucht maakte duidelijk dat Orion daar weinig zin in had, toch knikte hij. ‘Goed. Dan doen we dat.’ Hij trok zijn hand terug en stond op. ‘Ik zal snel nog wat eten klaarmaken, zodat we op tijd kunnen slapen. Het zullen lange dagen worden. Fris jij je maar alvast op boven,’ zei hij met een blik op Cody.
      Cody kon inderdaad wel een bad gebruiken – en daarna een heerlijk zacht bed. Helaas zat dat er voor hem niet in.
      ‘Ik slaap wel op de bank,’ stelde hij voor nadat ze klaar waren met de vaat. Orion was vanochtend al vroeg op geweest en Cody dacht niet dat de bank erg comfortabel lag.
      ‘Van mij hoeft dat niet, hoor. Er is ruimte genoeg in het bed.’
      Oh. Cody kreeg het spontaan weer zo warm dat hij net zo goed opnieuw een bad kon nemen. ‘Ehm, ik w-weet niet…’ Fleurs naam brandde uit gewoonte al op zijn lippen, maar deze keer bleef het daarbij.
      Voor het eerst in jaren kon hij zélf een keus maken. De gedachte om samen een bed te delen maakte hem ontzettend nerveus. Tegelijkertijd vertrouwde hij Orion. Zijn woorden hadden geen uitdagende toon, er sprankelde niets ondeugends in zijn ogen. Na hun eerdere gesprek van vandaag zou Orion echt niets van hem verwachten.
      Dat bedaarde de zenuwen nauwelijks. Hij beet op zijn lip en stemde toen zacht in.
      ‘Ga maar vast,’ zei Orion. ‘Ik kom zo wel.’
      Het lukte weer om een beetje normaal te ademen. Aangezien zijn haar hem van voldoende licht voorzag op weg naar boven, liet hij de kaarsenhouder voor Orion op tafel staan. In de slaapkamer trok hij zijn nachtkleding aan en schoof onder de dekens. De geur van hout drong zijn neusgaten binnen en in het zachte schijnsel van de paddenstoelen die zich langs de takken hadden verspreid, wachtte hij met een kriebel in zijn maag tot de deur openging en Orion onder de dekens schoof.
      En nu? Moest hij hem de rug toe draaien? Zo ver mogelijk tegen het randje aan liggen om gepaste afstand te bewaren?
      Hij wachtte af wat Orion zou doen. Die rolde zich op zijn zij, met zijn gezicht naar hem toe, en keek een tijdje in stilte naar hem. Het werd Cody al gauw te veel en hij sloeg verlegen zijn blik neer.
      Hij voelde dat Orion naar hem bleef kijken en kreeg er een droge mond van. Misschien was dit toch geen goed idee. Hij –
      ‘Je vindt het spannend, hè?’ vroeg Orion zacht. ‘Ik zou nooit iets doen wat jij niet wilt, Cody. Of je wil beïnvloeden.’ De laatste woorden hadden een donkere klank.
      ‘Ik weet niet wat ik wil.’ Zijn stem klonk verstikt. Hij voelde de warmte van Orions lichaam; ze was als een aangenaam haardvuur waar hij graag dichter naartoe schoof. Stiekem. Hij kon zich er niet toe aanzetten om het ook werkelijk te doen.
      ‘Je… mag dat uitproberen. Aanvoelen wat je fijn vindt. Dichterbij komen liggen, of juist verder weg.’
      Cody merkte dat zijn ademhaling alleen maar zwaarder werd door de spanning. Hij sloeg zijn ogen op en zag de contouren van Orions gezicht. Een lieve glimlach, een kalme blik. Hij schoof iets op – en toen nog een beetje, tot ze nog slechts een paar centimeter bij elkaar vandaan lagen.
      En toch voelde het nog zo ver weg.
      Dichterbij. Dat was wat zijn hart hem influisterde. Hij dacht aan de gierende angst die hij had gevoeld toen hij te pletter dreigde te slaan en aan de zachte veren onder zijn handen toen Orion hem ving.
      ‘Wil je me vasthouden?’ fluisterde hij, met een hartslag die zo snel ging dat hij zich ervoor schaamde.
      ‘Niets liever.’
      Eén arm gleed om hem heen, een tweede volgde. Orion trok hem naar zich toe en Cody nestelde zich tegen hem aan. Zacht raakten Orions lippen het puntje van zijn oor, voor hij ‘Slaap lekker’ fluisterde.
      De spanning balde zich nog één keer samen in zijn buik, voor die wegvloeide. Cody sloot zijn ogen, genoot van het onwezenlijke gevoel van Orions armen om hem heen, zijn wang tegen zijn borstkas.
      ‘Ik hoop dat dit morgen geen droom blijkt,’ mompelde hij.
      Orion lachte zacht, hij voelde het trillen van zijn borstkas. Zijn vingers streken door Cody’s haar. ‘Dan dromen we in elk geval samen.’
      Cody glimlachte. Langzaam doezelde hij weg.



Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen