Hoofdstuk 12
. . .
De volgende ochtend stond Orion al vroeg op. De bank lag niet erg comfortabel en daarnaast had hij andere dingen aan zijn hoofd dan slapen. Het was voor het eerst dat hij een menselijke gast had, wat betekende dat hij zijn voedselvoorraad ook beter op peil moest houden. In de keuken trok hij de doek van de pot met zuurdesem en bekeek die. Het zag er luchtig en bubbelig uit en rook licht zurig. Hij voegde er wat water en bloem aan toe en wierp daarna een blik in de kom waar hij het deeg in bewaarde. Die was wel leeg.
De zoldering van het gebouw was alleen bereikbaar via de ladder die buiten tegen het huis stond. Orion trok wat klimplanten weg en klom met de bijna lege pot naar boven. De zon piepte net boven de bomen uit en zette het woud in een roze gloed. In plaats van meteen de zoldering in te duiken, bleef Orion er een tijdje naar kijken.
Zoiets eenvoudigs, een schouwspel dat zich iedere dag voltrok, en toch benam het hem iedere keer de adem. Het was alsof het kleurenspel toch altijd weer net iets anders was.
De opkomende zonnestralen leken tot rechtstreeks in zijn borstkas te reiken en vulde hem met warmte. Direct kwam er een glimlach op zijn gezicht. Cody is hier! Natuurlijk – met de nodige problemen, maar hij stond te popelen om die samen op te lossen.
Orion draaide de ochtendstond de rug toe en hees zich op de zoldering, waar hij zich tussen de hangende manden vol ongemalen tarwekorrels door bewoog. Tegen de rechter muur stond een vat met fijn gezeefd graan, waar hij de pot mee vulde.
Hij daalde de ladder af. Pas toen hij terug naar de deur liep, viel hem de bemoste steenhoop op die even verderop lag. Fronsend keek hij ernaar. Pas toen hij de hoop zag rijzen en dalen, realiseerde hij zich dat het de oger was. Een glimlach zweemde om zijn lippen. Alleen Cody wist binnen een paar dagen een hechte vriendschap met een oger te smeden.
Orion ging zijn huis binnen. Nog voor hij de kleine handmolen had gepakt, hoorde hij het geflapper van vleugels en kwam Nezumi binnen. Voor de meeste huishoudelijke taken trok ze haar neus op, maar ze hield er wel van om het deeg met haar poten te kneden.
‘Goed geslapen?’ vroeg hij. Ze was de enige die niet in het huis wilde slapen en de buitenlucht verkoos.
‘Met die oger zo vlakbij? Ik ben meerdere keren wakker geschrokken omdat het klonk alsof het huis instortte. Toen bleek dat wezen zich gewoon om te draaien.’
Grijnzend voegde hij de eerste portie aan de handmolen toe. Meer dan wat gemompel was het waarschijnlijk niet geweest; Nezumi overdreef graag.
‘Blijft hij hier nog lang, denk je?’ Orion voorzag zijn gasten graag van voedsel, maar hij had geen idee wat een oger at.
‘Ik weet het niet. Hij had beloofd om Cody te helpen om jou te vinden. En aangezien dat nu gelukt is…’
‘Hij zal wel op zijn minst wachten tot het beter met zijn vriend gaat.’
‘En… gaat het al beter met zijn vriend?’ Nezumi hield haar kop schuin terwijl ze toekeek hoe hij de handmolen rond bleef draaien.
‘Hij slaapt nog, veronderstel ik.’
‘Maar hebben Merlijn en jij een oplossing gevonden?’
‘We hebben een vermoeden wat hem mankeert. Dat moet ik eerst testen. Hier, ga jij eens door? Dan pak ik het water, zuurdesemstarter en zout.’
Nezumi miauwde klagelijk, maar zette toch haar poot aan de zwengel bij het vooruitzicht dat ze eerder haar pootjes in het deeg kon zetten.
Ze waren net klaar met het kneden van het deeg toen Orion treden hoorde kraken. De voetstappen waren zwaarder dan die van zijn katten en Orion zette een paar stappen bij de keuken vandaan om zijn gast te begroeten.
Cody’s gouden haar piekte alle kanten op en hij wreef slaperig in zijn gezicht toen hij de woonkamer binnen slofte. ‘Hoi,’ geeuwde hij.
Zodra Orion teruggroette verstarde hij, alsof hij was vergeten dat die was thuisgekomen. Er trok een rode gloed langs zijn wangen en hij streek zelfbewust door zijn haar alsof hij dat plotseling wilde fatsoeneren.
Zijn eerste theorie drong zich weer naar de voorgrond. Straks moest hij het maar gewoon vragen. Op een manier die Cody geen hartverzakking zou bezorgen. Hij schonk zijn gast een glimlach. ‘Ik ben blij dat je weer wat steviger op je benen staat. Nezumi en ik zijn bezig met brood bakken – het zal eerst nog een paar uur moeten rijzen voor we het in vorm kunnen kneden en in de oven kunnen doen. Vandaag dus nog geen brood, maar er staan nog bosbessentaartjes en kastanjepap in de koeling.’ Hij wees naar de kast waar hij iedere dag een paar blokken ijs in legde. Onderin lagen dingen die echt bevroren bewaard moesten blijven – zoals vlees – en bovenaan dingen waarbij een beetje kou voldoende was.
Cody gaf een knikje, terwijl er een glimlach om zijn lippen speelde. De afgelopen dagen had hij natuurlijk ook al zelf voor ontbijt gezorgd, of hadden de katten dat hem gewezen.
Orion haalde voor zichzelf en Cody een bord uit de kast en zette die op het aanrecht. Erg breed was het er niet en zijn arm streek langs die van Cody toen ze allebei naar de kom druiven grepen. Zijn blik schoot opzij, net als die van Cody. Het ontging hem niet dat Cody’s hand weer begon te trillen, zelfs al kneep hij die gauw tot een vuist om het te verbergen.
De vragen die Orion zich voorgenomen had om te stellen brandden op zijn lippen, maar hij hield ze binnen zodat Cody eerst fatsoenlijk kon ontbijten.
Orion schepte zijn kom vol met de pap en deed wat vruchten in een schaaltje. Cody was ook al klaar en keek aarzelend om zich heen alsof hij niet wist waar hij het eten kon gaan nuttigen.
De katten zaten verrassend stilletjes vanaf de bank of de tafel toe te kijken. Ze voelden aan dat Orion graag een momentje alleen met zijn vroegere schoolgenoot wilde hebben.
Cody voelde dat natuurlijk niet aan.
‘Laten we op het terras eten,’ stelde Orion voor. Hij ging hem voor naar buiten, naar de kleine zithoek waar de zon haar stralen over uitgoot. ‘Hier heeft nog nooit een ander mens aan tafel gezeten. Het voelt nog steeds onwerkelijk.’
Cody ging zitten. Hij reageerde niet, zo geconcentreerd was hij om zijn ontbijt met zijn trillende handen neer te zetten. Hij kneep met zijn ogen alsof hij tegen de hoofdpijn vocht.
Orion beet op zijn wang. ‘Ik wilde wachten met het aansnijden van onderwerpen die je normaal pas na een goed ontbijt ter sprake brengt, maar aangezien je weer zoveel last van me hebt, is dat misschien toch onverstandig. Dus dan maar meteen de hamvraag: voel je je tot me aangetrokken?’
Cody’s ogen werden groot, de kleur van zijn gezicht wedijverde met die van een tomaat. ‘W-wat? Is dat een grapje?’
Orion schudde ernstig zijn hoofd. ‘Nee. Een eerlijk antwoord kan je leven redden.’
Cody richtte zijn blik op de kom, zijn vingers klemden eromheen. ‘Waarom?’ Het was slechts een fluistering.
Een ontkenning was simpel. Er was geen enkele reden waarom hij dat niet zou doen – tenzij het dus wel waar was.
Maar hoe nu verder? Het was voor Cody één ding om te erkennen dat hij gevoelens had, het was iets heel anders om in te zien dat hij al jaren betoverd werd. Toch zat er niet zoveel anders op dan de pleister er in één keer af te trekken. ‘Ik denk dat het ontwenningsverschijnselen zijn. Van een liefdesdrank, of iets wat daarop lijkt. En dat die verschijnselen nog heftiger opspelen wanneer je bij iemand… anders bent die zulke gevoelens bij je oproept. Echte gevoelens. Misschien is het zelfs genoeg om aan diegene te denken.’
Cody keek met een ruk op. ‘Je bedoelt dat Fleur…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dat zou ze nooit doen.’
‘Bracht ze je vaak iets te drinken?’
‘Nee. Nooit. Ik brouw mijn eigen thee en ik zou het weten als daarmee gesjoemeld werd. De smaak zou veranderen, of de consistentie.’
Orion voelde iets in zijn binnenste knijpen. Hij vóélde gewoon dat hij dichtbij was. ‘Misschien niet in je drank, dan. Maar op een andere manier.’
‘Waarom ben je hier zo van overtuigd?’
‘Je zegt zelf dat het iets met mijn aanwezigheid te maken heeft. Wat kan het anders zijn? Je hebt niet ontkend dat je je tot me aangetrokken voelt.’
Cody boog zijn hoofd. Hij plukte aan zijn nagels.
‘Schaam je je ervoor of zo? Het is niet echt een geheim dat ik jou leuk vind. Al jaren.’
‘Nou, zo duidelijk was dat niet hoor,’ murmelde Cody, weer met vuurrode wangen. ‘Ik dacht dat je me iedereen zo flirtte.’
Goed, hij flirtte misschien inderdaad makkelijk. Maar Cody’s reactie was de enige die hem iets had kunnen schelen.
‘Ik schaam me er niet voor,’ zei Cody toen – en eindelijk keek hij op. ‘Niet… omdat er iets mis zou zijn met jou. Maar omdat ik met Fleur ben. Dan hoor ik zulke dingen niet te voelen.’
‘En vind je Fleur net zo leuk?’
‘Ik…’ Zijn blik dwaalde weer weg en zijn schouders zakten naar beneden. ‘Ik weet het niet.’ Hij kromp in elkaar en hij drukte kreunend zijn handen tegen zijn ogen. Al zijn spieren stonden gespannen.
Orion ging naast hem staan, hij legde een hand tussen zijn schouderbladen. ‘Pijn?’
‘Enorm,’ kreunde hij.
‘Misschien dat het geen thee was, maar ze heeft iets met je gedaan.’ Orion grimaste. Het liefst ging hij rechtstreeks naar Holtgaard om haar ermee te confronteren, maar dat had geen enkele zin. Ze was haar herinneringen kwijt. ‘Je moet haar sporen van je afwassen door de zuiverende tranen van de Titaan.’
‘Zuiverende tranen?’ mompelde Cody, nog steeds met zijn handen tegen zijn gezicht gedrukt. ‘Van een titaan? Waar heb je het over?’
Dit was niet het moment voor een lesje geschiedenis. Inmiddels had hij al ontdekt dat men in Holtgaard allang vergeten was hoe deze plek tot stand was gekomen. ‘Ieder wezen dat hier woont, kent de titaan. Mos zal je erheen kunnen brengen. Het is niet ver, ongeveer een uur lopen.’
Het liefst ging hij zelf ook mee, het was echter duidelijk dat zijn aanwezigheid Cody’s toestand alleen maar erger maakte. Zijn katten meden die plek ook: er ging een vreemde aantrekkingskracht vanuit. Als zij in contact met het water kwamen, zouden de betoveringen die hij over hen had uitgesproken verdwijnen.
Dan zouden ze hun stem verliezen, hun herinneringen misschien ook wel. En wat bleef er dan nog van hen over?
Net zoveel als er van de mensen in Holtgaard is overgebleven.
‘Heb je mijn zusje eigenlijk gesproken? Heeft zij haar herinneringen ook niet meer? Dat was onze tweede theorie – dat jouw herinneringen weigeren te vertrekken omdat ze gebonden zijn aan iets buiten de grenzen van Holtgaard.’
Cody liet zijn handen zakken. Orion schrok toen hij zag dat zijn ogen rood dooraderd waren. Dit gesprek moest hij maar gauw afronden, dan kon Cody weer een beetje herstellen van dit contact.
‘Je zusje heeft haar herinneringen nog. Ze – ze is drie weken geleden vertrokken.’
Orion liet zijn vork vallen. ‘Wat?’
‘Ze ging naar jou op zoek.’
‘En dat zeg je nu pas?’ Goed – het was niet helemaal eerlijk om zo te reageren. Ze hadden amper een gesprek kunnen voeren en er waren ook dingen die hij aan Cody moest vertellen, maar waar ze nog niet aan toe gekomen waren.
‘Het spijt me,’ mompelde Cody. ‘Zoals ik al zei… ik voel me niet mezelf. Het wordt steeds moeilijker om me op bepaalde dingen te concentreren.’
Orion begreep het – maar toch. De gedachte dat zijn zusje al drie weken door de wildernis dwaalde, kneep zijn keel dicht. Het duurde dan ook even voor hij zich realiseerde dat ze geen dertien meer was. Ze was net zo oud als hij toen hij vertrok.
En hij had het ook gered.
‘Ik ga de katten erop uitsturen om haar te zoeken. Ondertussen reis jij met je ogervriend naar de titaan.’
Orion voelde de drang om evengoed met hem mee te reizen – zelfs al was het op een afstand – maar dat betekende dat Locke ook zou volgen. Orion moest hier blijven, zijn kwelgeest zo lang mogelijk bij Cody vandaan houden en een nieuwe bindingsspreuk over hem uitspreken. Die hield nooit langer dan een dag stand en daarna was Locke altijd extra agressief, maar het gaf hem in elk geval een beetje ademruimte.
Hopelijk was Cody genezen als hij terugkwam. Dan kon hij hem voorzichtig informeren over Locke – een extra zorg die hij er eigenlijk niet bij kon hebben.
Zijn blik tastte de schaduwplekken in de tuin en het woud eromheen af, maar nergens zag hij een donkere werveling die zijn aanwezigheid verraadde.
‘Ondertussen begin ik aan de zoektocht naar de herinneringen.’
Cody keek hem kort aan. ‘Hoe?’
Hij had geen flauw idee. Áls Locke of Luther daar iets mee te maken had, zouden ze hem dat vast niet zomaar gaan vertellen. En als ze dat wel deden, was het nog maar de vraag of het de waarheid was. Hij tikte met zijn vingers op de tafel. Al viel daar wel wat op te verzinnen.
‘Ik ga een waarheidsserum brouwen.’
Cody sperde zijn ogen open. ‘Dat is verboden.’
‘Hier niet.’ Orion grijnsde. ‘Hier is helemaal niets verboden.’
Er zijn nog geen reacties.