Hoofdstuk 14

Ik loop weg bij de Kiwi zaal. Ik neem de brief mee. Ik ben nu in Bergen op Zoom. Zo dichtbij Roosendaal. Ik vraag aan een oude man :'Mag ik met uw auto mee naar Roosendaal?` 'Ja hoor, alleen als ik 30 euro krijg,` antwoord de man. Ik heb 30 euro, maar daarna heb ik geen geld meer. 'Ik doe het, hier is 30 euro,` zeg ik. Ik stap in de auto. De oude man brengt mij naar Roosendaal. Daar stap ik uit. Ik kijk op de brief. Ik ben nu in de Alfreiksche straat. Ik loop naar rechts. Daar is de Janssenstraat. Het magische voorwerp is in de Blamestraat 89 in Roosendaal. Ik kijk in allerlei straten. Geen Blamestraat. Ineens zie ik op een bordje staan: Blamestraat. Ik ren de straat in. Ik zie 85, 87 en... Zie ik echt nummer 89? Ja! Ik ren naar het huis. Ik probeer de deur open te trekken. Die zit helaas op slot. Ik beuk tegen het raam. Dat gaat helaas niet stuk. Ik pak een grote en zware steen. Ik zie het raam breken. Ik kruip door de glasscherven. Au! Er zit een scherf in mijn hand. Het begint te bloeden. Het doet verschrikkelijk veel pijn.