Haar naam dat is Marleen,
zij is wat kleiner dan de rest.
Altijd zie je haar alleen,
en ze wordt zo vaak gepest.
De kinderen uit haar klas,
die vinden haar maar dom.
ze schelden haar ook uit,
en zij weet niet waarom.
Haar naam dat is Marleen,
zij is wat kleiner dan de rest.
Ze heeft een beugel en een bril,
en ze wordt zo vaak gepest.
Zij probeert vrienden te maken,
maar geen kind gaat erop in.
Ze geeft de moed maar op,
het heeft toch geen zin.
Wie gaat haar helpen?
Wie gaat naast haar staan?
Wie zal er zeggen,
jij bent mijn vriendin voortaan,
ik snap jou, en ik zie jou pijn.
Wie gaat haar helpen?
Ja, wie zal dat zijn?
Er is onrust op het schoolplein,
wat gebeurt er toch vandaag?
Er staan kinderen om haar heen,
ze krijgt ook stompen in haar maag.
Ze lachen haar ook uit,
en staan treiterig te zingen
En Marleen, die kan haar tranen,
niet langer meer bedwingen.
Wie gaat haar helpen?
Wie gaat naast haar staan?
Wie zal er zeggen,
jij bent mijn vriendin voortaan,
ik snap jou, en ik zie jou pijn.
Wie gaat haar helpen?
Ja, wie zal dat zijn?
De school heeft een brief gekregen,
Marleen die komt niet meer.
Er is een ongeluk gebeurd,
in het verkeer.
Zij is voor een bus gesprongen,
haar verdriet dat was te groot.
Zij zag geen uitweg meer,
Marleen is dood.
Wie had moeten helpen?
Wie had naast haar moeten staan?
Wie had moeten zeggen;
Jij bent mijn vriendin voortaan
Ik snap jou, en ik zie je pijn.
Wie had moeten helpen,
Ja, wie had dat moeten zijn? (2x)
Men, helemaal overgetypt.
[ bericht aangepast op 14 sep 2010 - 21:10 ]
everything, in time