‘Kijk eens aan. Nu ben je onze grote meid.’ Ik kijk bewonderend naar mijn spiegelbeeld. Het enige wat ik zie is een negenjarig meisje verpakt in een mooi, net kleedje. Met haar haren mooi los hangend. ‘Onze?’ Vraag ik met een kleine brok in mijn keel. Moest ik mezelf dan weggeven aan twee mensen? Ik wil mezelf niet weggeven! Ik wil mezelf blijven. Moet ik mijn naam ook veranderen?! Dat wil ik niet. Laat mij toch een Norton zijn. ‘Je begrijpt het nog niet goed, Joan. Met de tijd zal je het wel verstaan.’ Ik knik enkel afwezig terwijl ik er helemaal niets van versta. Met de tijd zal je het wel verstaan. Wat bedoeld ze daarmee? Zou ik het verstaan over een elf uur? Om twaalf uur? Hoelang duurt het tegen dat ‘de tijd’ eraan komt. ‘Kom Joan, we vertrekken.’ De mevrouw reikt haar grote hand naar me uit en samen stappen we hand in hand van de witte trap af. ‘Papa wacht al in de wagen.’ Mijn ogen beginnen te glunderen. ‘Papa!’ Gil ik enthousiast en sleep de mevrouw mee naar buiten. ‘Wacht even, eerst mijn tas.’ Zucht ze uit. Ik draai met mijn ogen. Is zo’n domme tas dan belangrijker dan mijn papa? Blijkbaar ziet de mevrouw de ergernis aan mijn gezicht en stelt me gerust met de woorden: ‘Papa loopt heus niet weg.’ Ik ga er niet op in en laat de mevrouw zoeken naar haar tas. ‘Kom. We kunnen.’ Lacht ze, wanneer ze het afschuwelijke ding eindelijk heeft terug gevonden. Ik hoop dat mijn mama toch meer smaak heeft. Ik neem meteen haar hand beet en sleur haar mee naar een zwarte grote gezinswagen. Drie dagen geleden zat ik ook in deze wagen. Met deze auto hebben ze me van het weeshuis naar dit ‘normale’ huis gevoerd. ‘Waar is papa?’ Vraag ik nieuwsgierig aan de mevrouw, wanneer ik door de ramen kijk. ‘In de auto, lieverd.’ ‘Ik zie hem niet.’ ‘Kom, stap maar in.’ Ik doe wat me gevraagd word en klik mijn gordel ook netjes toe. ‘Waar is pa-hap?’ Mijn geduld verminderd met de minuut. ‘Hier.’ Hoor ik ineens een mannenstem zeggen vanuit de bestuurdersstoel. Ik kijk naar de meneer die ook samen met de mevrouw de eigenaar van dit huis is. ‘Niet grappig.’ Mompel ik zo stil mogelijk. Hoe harteloos kun je zijn? Iemand laten geloven dat je vader op je wacht in de auto, en wanneer je aankomt is er geen vader te zien. ‘Wat?’ Vraagt de man en start de auto. ‘Niets. Niets..’ De vrouw die naast de man zit, kijkt me medelijdend aan. ‘Straks zal je wel lol hebben, samen met je familie.’ Meteen klaart mijn humeur op. Mijn familie. ‘Geen grapje?’ Vraag ik voor de zekerheid. ‘Tuurlijk niet.’ Ik klap hyperactief in mijn handen. ‘Dan is het goed.’
You'll never dream alone. <3