Zaken zoals dit. Ik had dus een onduidelijkheid over dit zinnetje.
Voor een verhaal was ik aan het denken over een gesprek over het werk dat twee personages doen, en omdat ze ergens mee bezig zijn zegt een: ‘zaken zoals dit.’ Dit zinnetje is verder niet zo heel bijzonder, maar het probleem is de grammatica van deze zin. Het is verder ook niet iets belangrijks of zo, ik vroeg het me gewoon af.
Dit zinnetje heeft geen persoonsvorm. (Ik zoals, jij zoals, wij hebben gezoals? Nope... Ik dit, jij dit, wij hebben gedat? Volgens mij ook niet echt...)
Dat kan natuurlijk. Maar volgens mij heeft dit zinnetje ook geen onderwerp. (Als dit er is is het ‘zaken’, maar volgens mij is dat niet echt een onderwerp, aangezien een onderwerp het gene is dat de handeling uitvoert, en er geen handeling is...)
Maar bijvoorbeeld een lijdend voorwerp bereken je met: wie of wat+onderwerp+gezegde.
Wie of wat+niets+niets...
Hoe ontleed je zo’n zin als deze dan?
Wat ik ook zat te denken is dat deze zin helemaal niet grammaticaal correct is, maar dat het zo vaak fout is gedaan dat veel mensen denken dat het gewoon goed is. Dat deze zin eigenlijk moet zijn ‘zaken die zijn zoals dit.’
Kijk, grammatica interesseert mij net te weinig om er goed in te zijn of er veel van te weten, maar dit vroeg ik me gewoon af. Weet een van jullie dit?
En trouwens, hoe was jullie dag verder?
[ bericht aangepast op 12 maart 2018 - 14:59 ]
Zoek en je zult vinden. Vindt je het niet, dan is het zoek.