Laatst had ik mijn bureau weggegooid aangezien dat ding geen functie had behalve het opvangen van al mijn papieren en tekenspullen en kleding en sieraden en make-up als ik geen zin had om die dingen op de goede plek op te ruimen (lees: altijd). Mijn bureau was ‘De Stoel’, maar dan in bureauvorm.
Doordat ik het arme ding bijna nooit gebruikte, dacht ik dat ik er makkelijk zonder kon en heb ik het in koelen bloede aan de weg gezet om er een fris jong hip kastje voor in de plaats te zetten.
Dat is me duur komen te staan.
Elke dag zit ik met al mijn papieren en pennen en laptop in mijn bed terwijl ik huiswerk probeer te maken. Mijn rug was al niet zo geweldig, maar het constante tegen een kussen zitten heeft ervoor gezorgd dat mijn rug nu helemaal naar de gallemiezen is. Schrijven is een horror omdat ik het liefst eerst een kladje maak in een notitieboek, nu moet ik dus dubbelgeklapt zitten om een vaste grip op mijn pen te kunnen hebben. Inktvlekken door doploze fineliners die ik roekeloos in mijn bed laat slingeren moet ik ook maar voor lief nemen.
Eerlijk is eerlijk, ik ween elke dag om het tragische verlies van mijn bureau. Ik zal dit mijn moeder trouwens nooit vertellen, want ik heb nog liever een hernia dan een ‘zie je nou wel’.
“You don’t know what you have until it’s gone.” Het is zo cliché en overdreven, maar het is toch echt waar. Ik heb mijn bureau ondergewaardeerd en nu mis ik het met mijn hele ziel en zaligheid.