Ola, amigos *schraapt keel ongemakkelijk*
Ik zoek een paar mensen die het eerste hoofdstukje van mijn nieuwe verhaal Oulfold willen beoordelen, omdat ik het gevoel heb dat die niet helemaal lekker samenhangt -ofzo- en jullie misschien wat 'opbouwende' kritiek kunnen geven?
Om het even duidelijk te maken is het niet mijn bedoeling om naar complimentjes en lezers te vissen!
Christopher Coleman, hoofdrechercheur van de Oulfold politie, vond de dode vrouw, liggend op haar rug tegen het zand in de uiterste oosthoek van het wandelgebied van het strand. Haar ogen keken troebel omhoog naar de grijze wolken en haar hand was blijven steken in een gebaar alsof ze insecten van zich af sloeg.
Over haar uitgestrekte vingers kroop een hooiwagen.
'Oprotten!' Coleman wuifde met zijn hand en de hooiwagen verdween tussen het zand. Hij keek hem na tot hij verdwenen was en besefte toen pas dat hij de binnenkant van zijn wang tot bloedens toe kapot had gebeten.
Coleman deed een stapje terug en speurde met zijn blik de horizon af. Een zacht briesje speelde door zijn dunner wordende bruine haar.
Nadat hij vijftien jaar geleden in Brighton politie agent was geweest , was hij vijf jaar geleden met zijn vrouw naar dit slaperige plaatsje gekomen om rechercheur te worden. Oulfold, niemand deed hier zijn deur op slot. Dit was een kleine plaats en de aanblik van de vrouw schokte hem in een mate waarin hij al lange tijd niet meer geschokt was geweest. Het spannendste wat er de afgelopen jaren gebeurd was, was de kleine brand in de keramiekzaak van Madam McKissacks in het midden van het dorp. Ze had de brand zelf aangestoken, verzekeringsfraude.
Een paar honderd meter verder aan zijn rechter zijde eindigde het gebied van het strand. Het was afgezet met ijzeren hekjes en een poortje waar wandelaars door heen konden. Daar achter strekte zich een onverlichte weg die hen het dorp in leidde. Het was de ideale plek voor jongeren om rond te hangen, ze rookten een stickie en werden dronken.
Tussen Coleman en het hek was echter maar weinig te zien. Hier en daar een stukje verdord gras, bruine varens en hondendrollen die ze achter gelaten hadden, omdat hier nimmer gecontroleerd werd. Coleman draaide zich om, toen hij een sirene hoorde loeien. De stoffige auto van Commissaris Steven Dogwood uit 67' kwam hotsend het strand op gereden. Steven trapte de rem in, waardoor er zand omhoog vloog en hij tientallen meters voor het lijk tot stilstand kwam. Dogwood stapte uit en liep richting Coleman. Een groter contrast tussen deze mannen was niet denkbaar.
Coleman was een fijngebouwde man, die altijd onberispelijk gekleed ging. Hij had een fel schots karakter en verbitterde bruine ogen, die eigenlijk een bril nodig hadden- de complete tegenpool van Steven Dogwood. Steven was lang, met felrood haar en een rond brilmontuur op zijn varkensachtige neus. Hij deed Coleman denken aan een jochie dat voor het eerst in de achtbaan zit,want zijn blik flitste voortdurend van de ene kant naar de andere. Steven was getrouwd met een jonge vrouw en beschouwde zichzelf als vroom Christen, terwijl Coleman zo'n type was die zijn eigen grootmoeder aan de kannibalen zou verkopen als dat hem zou helpen een zaak op te lossen.
'Allemachtig.' Dogswood verstarde op enige meters afstand.
'Onze vermiste persoon, ' zei Coleman en ademde in, de lucht was droog en ijskoud, 'laat me je kleur een beetje bijstellen, Steven. Je ziet een tikkeltje groen.'
Hij ging op zijn hurken zitten en boog over het lichaam heen. Hij onderzocht het hoofd, de borst, de armen en de benen van het lijk, op zijn hoede dat er niks aan de positie veranderd mocht worden, aangezien de foto's nog gemaakt moesten worden. Boven het lichaam hing een smerige lucht, zoals rook in een volle kroeg. De onderkant van haar lichaam was wat week geworden, doordat het water van de vloed en de eb het lichaam meegezogen had. Coleman kon hieruit concluderen dat het lichaam hier de hele nacht had gelegen.
Hij vond geen verwondingen van een kogel of mes die het lichaam waren binnengedrongen, geen bloeduitstortingen veroorzaakt door zware voorwerpen, maar rond de keel vond hij wurg striemen. De gezicht van de vrouw was opgezwollen en vertoonde bloedingen op haar wangen en neusbrug. Ook zag hij krassen van vingernagels en kneuzingen op haar hals.
'Wat denk jij Coleman?'
Ze droeg zwarte laarzen met een lange rits en haar rok en bloesje met korte mouwen, waren langs haar rug opgestroopt, waaruit bleek dat ze een stukje over de grond was gesleept.
Coleman herkende de vrouw. Maria Tereen, 40 jaar oud, journalist. Goed gemond, gedreven en getalenteerd. Getrouwd met Peter Tereen, moeder van twee jonge kinderen, vermist sinds de middag van voorgaande dag. Hij zat met zijn handen in zijn haar en zuchtte.
'Gewurgd als jij het mij vraagt.'
Over haar uitgestrekte vingers kroop een hooiwagen.
'Oprotten!' Coleman wuifde met zijn hand en de hooiwagen verdween tussen het zand. Hij keek hem na tot hij verdwenen was en besefte toen pas dat hij de binnenkant van zijn wang tot bloedens toe kapot had gebeten.
Coleman deed een stapje terug en speurde met zijn blik de horizon af. Een zacht briesje speelde door zijn dunner wordende bruine haar.
Nadat hij vijftien jaar geleden in Brighton politie agent was geweest , was hij vijf jaar geleden met zijn vrouw naar dit slaperige plaatsje gekomen om rechercheur te worden. Oulfold, niemand deed hier zijn deur op slot. Dit was een kleine plaats en de aanblik van de vrouw schokte hem in een mate waarin hij al lange tijd niet meer geschokt was geweest. Het spannendste wat er de afgelopen jaren gebeurd was, was de kleine brand in de keramiekzaak van Madam McKissacks in het midden van het dorp. Ze had de brand zelf aangestoken, verzekeringsfraude.
Een paar honderd meter verder aan zijn rechter zijde eindigde het gebied van het strand. Het was afgezet met ijzeren hekjes en een poortje waar wandelaars door heen konden. Daar achter strekte zich een onverlichte weg die hen het dorp in leidde. Het was de ideale plek voor jongeren om rond te hangen, ze rookten een stickie en werden dronken.
Tussen Coleman en het hek was echter maar weinig te zien. Hier en daar een stukje verdord gras, bruine varens en hondendrollen die ze achter gelaten hadden, omdat hier nimmer gecontroleerd werd. Coleman draaide zich om, toen hij een sirene hoorde loeien. De stoffige auto van Commissaris Steven Dogwood uit 67' kwam hotsend het strand op gereden. Steven trapte de rem in, waardoor er zand omhoog vloog en hij tientallen meters voor het lijk tot stilstand kwam. Dogwood stapte uit en liep richting Coleman. Een groter contrast tussen deze mannen was niet denkbaar.
Coleman was een fijngebouwde man, die altijd onberispelijk gekleed ging. Hij had een fel schots karakter en verbitterde bruine ogen, die eigenlijk een bril nodig hadden- de complete tegenpool van Steven Dogwood. Steven was lang, met felrood haar en een rond brilmontuur op zijn varkensachtige neus. Hij deed Coleman denken aan een jochie dat voor het eerst in de achtbaan zit,want zijn blik flitste voortdurend van de ene kant naar de andere. Steven was getrouwd met een jonge vrouw en beschouwde zichzelf als vroom Christen, terwijl Coleman zo'n type was die zijn eigen grootmoeder aan de kannibalen zou verkopen als dat hem zou helpen een zaak op te lossen.
'Allemachtig.' Dogswood verstarde op enige meters afstand.
'Onze vermiste persoon, ' zei Coleman en ademde in, de lucht was droog en ijskoud, 'laat me je kleur een beetje bijstellen, Steven. Je ziet een tikkeltje groen.'
Hij ging op zijn hurken zitten en boog over het lichaam heen. Hij onderzocht het hoofd, de borst, de armen en de benen van het lijk, op zijn hoede dat er niks aan de positie veranderd mocht worden, aangezien de foto's nog gemaakt moesten worden. Boven het lichaam hing een smerige lucht, zoals rook in een volle kroeg. De onderkant van haar lichaam was wat week geworden, doordat het water van de vloed en de eb het lichaam meegezogen had. Coleman kon hieruit concluderen dat het lichaam hier de hele nacht had gelegen.
Hij vond geen verwondingen van een kogel of mes die het lichaam waren binnengedrongen, geen bloeduitstortingen veroorzaakt door zware voorwerpen, maar rond de keel vond hij wurg striemen. De gezicht van de vrouw was opgezwollen en vertoonde bloedingen op haar wangen en neusbrug. Ook zag hij krassen van vingernagels en kneuzingen op haar hals.
'Wat denk jij Coleman?'
Ze droeg zwarte laarzen met een lange rits en haar rok en bloesje met korte mouwen, waren langs haar rug opgestroopt, waaruit bleek dat ze een stukje over de grond was gesleept.
Coleman herkende de vrouw. Maria Tereen, 40 jaar oud, journalist. Goed gemond, gedreven en getalenteerd. Getrouwd met Peter Tereen, moeder van twee jonge kinderen, vermist sinds de middag van voorgaande dag. Hij zat met zijn handen in zijn haar en zuchtte.
'Gewurgd als jij het mij vraagt.'
“It's so important to know you should be happy and proud of who you are.”