De kusttram zit, zoals altijd rond dit uur in de zomervakantie, propvol. Er zit echter niets anders op dan me tussen de zwetende lijven, jengelende kinderen en oude, klagende dametjes te wurmen, op zoek naar een plek om te staan – alle zitplaatsen zijn natuurlijk ingenomen, voornamelijk door de oude, klagende dametjes. Er zit niets anders op dan dat, omdat ik geen zin heb in biobrood met biojam en biokoffie, met als toetje biopudding, gezoet met biosuiker. Mijn avondmaal wordt pizza met peperoni of een panini met mozzarella en tomaat, naargelang welke winkel nog open is. Ouders die zweren bij biologisch voedsel lijken gezond. Dat is wat ik ondervonden heb nadat ik mijn spreekbeurt in het vierde leerjaar omtoverde tot een waar bio-eetfestijn. De leerkracht was verkocht, net als de meeste van mijn klasgenoten. 'Het lijkt me geweldig om ouders te hebben die zo met je voedingspatroon bezig zijn.' Dat was de reactie van Nora, een piepklein meisje dat beweerde dat haar ouders alleen junkfood aten, terwijl zij, volgens mijn observaties, al aan een eetstoornis leed. Ze was en is graatmager en een enorme bitch. Uiteindelijk vind ik een plekje en ik leun tegen een van die coole trampalen aan. Toegegeven, ik heb een soort bewondering voor de inwoners van Parijs, die zich elke dag naar hun haasten en daarbij nooit gebruik maken van de versleten zitjes in de metro, maar nonchalant tegen die palen of de schuifdeuren gaan staan.
'Volgende halte, kerk.' Enkele ogenblikken later gaan de deuren open en Sen glipt de tram binnen.
'Larri, hoi.' Hij lacht even als hij zich tussen de mensen moet bewegen doormiddel van zijn elebogen, om dicht genoeg bij me te komen om comfortabel te kunnen praten.
'Sen.' Een glimlachje komt op mijn gezicht te staan. Die blauwe ogen – dat krullend haar – dat halve glimlachje – en dan mijn hartslag. 'Waar was je vandaag? We hebben je gemist, er was een levering rozen niet aangekomen en de tulpen hadden last van beestjes. We hadden best een paar handen kunnen gebruiken.' Hij zou willen antwoorden, maar wordt aan de kant geduwd door een oud, klagend vrouwtje. We horen haar vloeken en mompelen dat 'de jeugd van tegenwoordig geen fatsoen meer kent.' Beide moeten we lachen, en kijken daarna in elkaars ogen. Meer per ongeluk dan met opzet, dat laatste, maar ik vind het niet erg.
'Ik weet het goedgemaakt,' zegt hij. De tramstem onderbreekt heb; 'Volgende halte, markt.' Sen kijkt geïrriteerd naar boven.
'Derde keer, scheepsrecht?' vraagt hij. 'Ik weet het goed gemaakt. Heb je toevallig zin in een pizza met peperoni? Ik trakteer.'
Heel eerlijk? Daar kan ik geen nee tegen zeggen.