William Hunter Rogers
Will zuchtte. Hij keek even rond en draaide zich om naar zijn collega, daarna weer terug naar het gevallen wijnglas. Eerst een of anders verbrandt huis en nu dit. De dag was nog maar net begonnen.
"Dus, het verhaal is zogezegd dat de bewoners buiten op het gazon wakker werden, geen idee hadden hoe ze buiten kwamen, maar iedereen leeft, " hoorde Will achter zich en hij knikte. Dat was inderdaad het verhaal.
"Dat klinkt voor mij alsof er een wonder is gebeurt, God heeft ze vast gered," zei Will's collega nog voor hij weg liep.
"Hey, houd je je gedachte bij deze zaak?" mompelde Will. God, er bestond geen God. Will schudde zijn hoofd, na tweeduizend jaar geloofde mensen nog steeds in een God die als hij al bestond, er allang vandoor was. Will schreef nog wat op. Hij zou rond moeten gaan vragen bij de vampiers wat er gebeurt Was. Abi, Abi kon hem wel helpen. Zij moest iets weten. Niks anders kon zo snel ongemerkt een hele familie uit een huis halen. Will werd uit zijn gedachte getrokken doordat er mensen het huis in kwamen. Will keek op en zag als eerste Bryer, wat logisch was, aangezien er iets opgeruimd moest worden.
Will liep met een kleine glimlach op de jongen af.
"Het is minder dan normaal denk ik? Geen bloedvlekken uit het tapijt schrapen, die zitten alleen op het bed en de muur. Over het algemeen. Er zitten wel vreselijk wijnvlekken in het tapijt, " zei Will met een licht cynische ondertoon. Het was belachelijk, dit was de tweede deze maand. Will keek even naar de kapotte glazen en ander glaswerk dat over de grond lag. Deze mensen waren flink tekeer gegaan.
"Ik denk niet dat wat zich ook gister hief heeft afgespeeld het vrolijk was, niet dat ik veel tijd heb om er iets aan te doen, ik mag gaan uitzoeken hoe mensen het huis uit geslaapwandeld zijn bij een brand, " mompelde Will weer. Moord leek hem toch leuker.
"Zouden jullie als jullie klaar zijn willen zorgen dat de deur op slot zit en de linten er nog hangen?" vroeg Will terwijl hij Bryer de sleutel voor hield.
Alexandra Aveline Smith
Alex sloop het hotel uit, de straat over. Haar hakken deed ze met enige moeite aan. Ze had geen andere keus, geen andere keus, tenzij ze haar heksen moeder om hulp wilde vragen, die op meerdere manieren een heks was. Ze stopte het geld weg in haar portemonnee die in haar zak ging. Nog een keer deed ze haar haar goed voor ze bij de bakker langs ging. Niks mis met een vers warm broodje. Er waren dingen in het leven die het waard waren en dingen die het niet waard waren. Alex had een vrije week van haar opleiding, bijna klaar, maar ze moest tot die tijd nog wel voor geld zorgen. Met een glimlach op haar gezicht en een broodje in haar hand liep Alex richting het bos. Misschien een beetje vreemd, maar dat is waar haar moeder en zij hun heksen huisje hadden. Alex had het een enorme cliché gevonden, maar nu was het fijn om van tijd tot tijd iets aan de blauwe plekken over jaar lichaam te doen. Nu was fijn om van tijd tot tijd haar haar iets van een blinde kleur te geven, in plaats van het witte. Het zorgde ervoor dat ze oud leek, heel oud. Alex liep voorzichtig, oplettend. Het bos was een nee plek sinds ze wist wat er allemaal ronddwaalde. Zonder op of om te kijken liep ze door. Maar ze kon niet anders dan stil staan toen ze voetstappen hoorde. Haar adem zat bijna vast in haar keel. Ze keek niet op of om, maar merkte dat er iemand in de buurt was. Ze kon moeilijk met telepatische krachten dingen naar hem gaan gooien. Toen ze dat als zesjarige kind ooit gedaan had werd diegene afgevoerd naar een gekkenhuis. Misschien is dat ook wel logisch als je beweert dat een zesjarige telepatisch een schaar naar je hoofd gooide. Alex draaide zich langzaam om, zich afvragend wie er zo vroeg in het bos rond zou hangen.
We've lived in the shadows for far too long.