Gelijmd,
Weer geheeld.
Opnieuw gevallen,
Schade aangericht.
In duizend puzzelstukjes,
Val ik uiteen.
Op de grond,
Overal heen.
Weer wordt ik opgeraapt,
Maar gemaakt worden kan niet meer.
Duizend scherven,
Opgeveegd met stoffer en blik,
In de container gegooid.
Alsof ik nooit heb bestaan,
Wordt er vervanging voor mij gezocht.
En kom ik tussen het afval terecht.
Gebroken.
Niet meer gelijmd,
Niet meer geheeld.
In duizend puzzelstukjes tussen al het andere vuil.
Kapot.
It is often the biggest smile, that is hiding the saddest heart.