Alexandra 'Alex' Voychek | Queen of Dragons | Ice
Hoe moest ze weten wie er te vertrouwen was en wie niet? Buiten de mensen in haar dorp had ze nooit echt veel anderen ontmoet tot ze naar Parijs kwam. Het enigste wat ze kon doen was afgaan op haar gevoel en wat haar instinct haar vertelde. Het was bepaald niet makkelijk om de man voor haar te peilen. Ze had bij het binnenkomen duidelijk gemerkt dat hij sterk was, in de zin van de kracht van de Drakenziel die hij met zich mee droeg. Vonatril zou vast en zeker zo kunnen zeggen wie de draak was die hij bij zich had, maar zelf had ze er het raden naar. Vandaar dat ze naar kleine aanwijzingen zocht terwijl ze hem bekeek. Haar grootmoeder had gezegd dat het soms mogelijk was om aan de mens te zien wie de draak en zijn kracht was. Voor haar was het op die manier haast een weggever, gezien ze altijd gekleed ging in de kleur van sneeuw en ijs. Bij hem was het lastiger, of het kwam door het gebrek aan zonlicht. Hij was in ieder geval niet als haar, maar wat dan wel, daar had ze het raden naar.
“Okay, een levende legende dan. Geloof me, ik weet dat ze echt was, Alex.” Een tel vernauwde ik m’n ogen een beetje toen hij m’n naam uitsprak. Het was al een enorm geluk dat hij de titels liet varen, voor ik ongelukken deed. Maar toch, de manier waarop hij het zei… Hopelijk had hij er geen bijbedoelingen bij. Ik wist immers dat lang niet elke Knight blij zou zijn met een vrouw als baas en dat sommige families vast en zeker liever zelf de macht hadden dan bevelen op te volgen.
Ik merkte z’n wenkbrauwspel amper op, terwijl ik in m’n geheugen op zoek ging naar waar ik de naam van kende. Oma had zoveel verteld over andere families en hoe sommige zielen overgingen van de ene generatie op de andere, terwijl andere weer hun weg zochten door verschillende families heen. Ik wist dat Vontatril altijd al overgegaan was van moeder op dochter, bij wijze van spreken en altijd in mijn familie gebleven was. En na lang zoeken ging het lichtje aan. Er was ook altijd een Dougal geweest die de ziel met hem meedroeg. Hij moest dus net zo goed lid zijn van een van de oude families. En te horen aan wat hij even later zei, werd m’n vermoeden bevestigd. Enkel was het dan bij hem aan mannelijke zijde en bij mij aan vrouwelijke. Niet dat dat verschil maakte, het hele dorp leefde in traditie van de Knights, en de vrouwen konden minstens even goed vechten als de mannen.
“Ik hoor het mezelf wel kwalijk te nemen dat ik er zo lang over doe om ze te vinden. Ingebouwde GPS of niet. Hoe langer we erover doen, hoe meer tijd de Hunters krijgen om ons een voor een af te maken. We zijn al met zo weinigen over.” Bij de laatste woorden klonk er iets van verdriet door in m’n stem. Ik was opgegroeid met de verhalen van draken en het verlies ervan deed pijn, niet enkel omdat ik ze eigenlijk moest beschermen.
“Je kent me niet eens, hoe kun je dan zo zeker zijn dat ik wel geschikt bent?” Vragend keek ik hem aan. Hij leek erg zeker van z’n stuk, maar ik herinnerde me niet dat de Laatste Strijd zou komen als iemand waardig gevonden werd, maar wanneer de tijd aangebroken was. In mijn ogen moest ik het nog bewijzen dat ik het waard was om te leiden. “Ik vraag me af hoeveel Knights nog weten van de Orde, of zelf maar wat ze zijn.” Wij hadden het geluk om met de verhalen opgegroeid te zijn, maar gold dat wel voor iedereen?
Zwijgend volgde ik z’n blik door de kathedraal. “Mij krijg je niet meer in de buurt van Notre Dame. Ik krijg de kriebels van die plek, alsof er wat niet in orde is rond het gebouw.” In de tijd dat ik in Parijs was, was ik er één keer gepasseerd en daarna beslist om niet meer terug te gaan. “Dit kan hier net zo goed permanent gaan worden, niemand die raar gaat opkijken vermoed ik. Mensen geloven enkel nog in hun eigen heiligheid en die van hun moderne technologie. Geen haan die ernaar kraait als we hier, of in de kelder, kamp opslaan.”
Zwijgend keek ik hem aan toen k z’n blik terug op mij voelde landen. Het was de ongewone kleur van z’n ogen die de aandacht trok en ik kon niets anders dan me afvragen welke van de twee kon verwijzen naar z’n kracht. Zwart of wit? Het was in ieder geval iets bijzonder om te zien. Ik knikte zachtjes bij z’n woorden. Hoewel ik hem amper kende, was het duidelijk dat hij het meende. Z’n stem, noch z’n ogen verraden hem of eventuele slechte bedoelingen. Misschien moest ik de sprong maar eens wagen en gewoon blind vertrouwen.
“Je zei dat er leegstaande ruimtes waren onder de kerk.” Om toch maar een ander onderwerp aan te snijden probeerde ik het gesprek van vertrouwen op wat anders te brengen. En eigenlijk ook omdat ik het gevoel kreeg dat ik wortel aan het schieten was. “Laat eens zien.” Als we hier zouden kamp opslaan, dan wilde ik wel weten hoe de boel eruit zag. En nu we hier toch waren was het misschien makkelijker om eerst te doen. “We kunnen daarna wel verder gaan met zoeken naar de rest.”
Raiden ‘Wolf’ D’Angelo | Hunter | HF-sword
Zwijgend keek ik op toen de vogel met een schelle kras opsteeg van op m’n schouder. Blijkbaar had het beest wat gezien of opgemerkt, waardoor hij het luchtruim koos. Ik hield hem niet tegen, niet omdat ik het niet kon, maar omdat ik er geen zin in had eigenlijk. Die beesten waren in mijn ogen zo onbetrouwbaar als was. Ok, ze waren eigendom van de Hunters, maar ik mocht ze niet. Ze leefden niet, niet zoals mensen deden, en toch konden ze denken voor zichzelf. Het was voor mij tegennatuurlijk en ik ergerde me er dan ook dood aan dat ik er een mee gekregen had om de boel in de gaten te houden. Of was het om mij in de gaten te houden?
Nu het ding weg was, nam ik haastig een paar slokken van de flacon die ik bij me droeg. Met die vogel in de buurt was dat niet altijd mogelijk, maar nu ik er even van verlost was, waarom niet. Het was iets wat ik liever geheim hield voor iedereen, maar ik vroeg me af hoe lang het nog kon gaan duren. De hoge pieten wisten wat er aan de hand was, en die hadden bepaalde zaken zwaar afgekeurd. Echter, ik was iemand voor wie regels niet echt golden, of toch niet in mijn ogen. Ik trok me er zelden wat van aan en als iets niet mocht, deed ik het gewoon toch, al was het maar om dwars te liggen.
Op het plein voor de kerk, of wat er nog van over was, keek ik even omhoog naar de skyline van de stad. Hij was in de afgelopen paar honderd jaar flink veranderd en van de beschermde status als werelderfgoed was niet veel meer te merken. De mens had plaats nodig om te leven en te wonen en monumenten moesten dan maar plaats maken. Stenen zouden er altijd zijn, ook lang nadat de mensheid verdwenen was, ook al deden we tegenwoordig een goeie poging om ervoor te zorgen dat we voor altijd zouden blijven.
Een zachte kras haalde me uit m’n overpeinzingen. De vogel zat terug op m’n schouder, maar het was wat hij in z’n snavel hield wat m’n aandacht trok. “Geef hier…” Ik gromde zachtjes terwijl ik er het potlood uit trok, tot protest van het mechanische geval. Wat moest hij in godsnaam met een potlood? Fronsend gleed m’n blik omhoog langs de gebouwen, maar nergens leek er een raam open te staan. Het zou toch niet van het dak komen?
Meeste mensen zouden zich niet druk maken over een vallend potlood, maar ik deed het nu wel. De reden was dat het gebeurd was vlak bij de plek waar we ons schuil hielden en ik wilde liever geen pottenkijkers in de buurt. Niemand moest weten dat wie hier waren om een aantal mensen uit de weg te ruimen, om te voorkomen dat ze draken werden, maar het zou nog mooier zijn als we de draken zelf te pakken konden krijgen. Een Knight afmaken als hij een mens was resulteerde immers enkel maar in een uitstel van tijd voor de ziel terug opdaagde, de draak zelf afmaken zorgde voor een definitieve dood.
Terwijl m’n blik langs de gebouwen bleef glijden pakte ik m’n gsm. Niet veel later vertrok er een berichtje naar alle Hunters in de stad met de vraag waar ze waren en of ze rare dingen gezien hadden rond Notre Dame. Misschien wist iemand anders wat meer over het feit of we in de gaten gehouden werden of niet.
"Nothing is True. Everything is Permitted"