• Een licht in het duister.







    1862.
    De bemanning van het Franse schip, van een vloot besteedt aan ruilhandel, La Fortune de Dieu is genoodzaakt hun reis te onderbreken als een hevige storm komt opzetten. De woeste baren hebben hun immers al veel te ver van hun route doen afwijken en even lijkt het erop dat ze tussen de Noorse fjorden met man en muis zullen vergaan.
    Enkele moedige lieden trekken echter hun landlaarzen aan en gaan op zoek naar teken van leven. Ze vinden een klein dorp maar de inwoners zijn niet gesteld op de komst van de vreemden en weigeren hun huizen voor hen open te stellen.
    Enkele van de jongere vrouwen zijn echt gefascineerd door de mannen met de ridicule accenten en besluiten na enig beraad om hen naar een grot in de fjorden te leiden, waar ze kunnen schuilen tot de storm voorbij is, mits de belofte dat ze meteen weer zullen vertrekken zodra de donkere wolken geweken zijn. De bemanning stemt in, opgelucht dat ze ergens terecht kunnen ook al zullen ze zich niet aan een haardvuur kunnen verwarmen en laten de vrouwen hen door de fjorden gidsen.
    Tegen de tijd dat ze de grot bereikt hebben, begint het immense noodweer al op gang te komen. Net voor een eerste aardbeving de rotsen laat beven, weten de reizigers zich in de diepe inham te verschuilen. Helaas komen ze al snel tot de conclusie dat door het neerkomen van enkele zware stenen de ingang – en dus ook hun uitgang- versperd is. Op de koop toe blijken enkele van de mannen buiten de grot vast te zitten.
    De tijd tikt langzaam voorbij, minuten of uren; in het donker lijkt er geen onderscheid meer. En buiten raast de storm verder. Alsof de aarde het op hen gemunt heeft volgen nog drie aardbevingen, waarbij de laatste een deel van de grond onder hun voeten doet wegzakken. Een ondergrondse tunnel wordt hierdoor ontdekt, waaruit een vreemd pulserend licht naar boven komt. Als in trance wagen enkelen zich om op zoek te gaan naar de bron van het licht. Maar dit een slim idee is is nog maar de eerste vraag van het grote mysterie dat zich spoedig zal ontrafelen.


    Waar dat licht vandaan komt en wat het met degenen in de grot zal doen wordt pas later onthuld.



    Rollen:

    Noorse vrouwen:
    - Linnea Einara Heilagr - Eavan
    - Elín Nifel Munin - Vadinha
    - Eir Norna Gulveig - Snowqeeun
    - Auduna Runa Aegir - Dangerx
    - xLoute

    Bemanningslieden:
    - Louis Julien Lamaîre - Ranmaru
    - Ludovic Warrane Lamaîre -RIN
    - Éduárd-Amédeé Rosaire - SherIock
    -
    -

    Regels
    - Minimum 350 woorden per post of 10 regels (géén enter na elke zin!)
    - 16+ is toegestaan, in beperkte mate
    - Hou het reëel, geen relaties na één dag
    - Vol is vol
    - OOC tussen haakjes
    - Geef elkaar tijd om te reageren, wacht minimum twee posts voor je opnieuw post (kan later nog veranderen)
    - Spelling en grammatica zijn niet je vijand (;
    - Geen perfect players!!!

    Start:
    We beginnen op het punt van de aardbevingen, waarbij ze in de grot ingesloten raken.

    [ bericht aangepast op 15 feb 2014 - 14:59 ]


    The hardest part of a journey is to choose to make it.

    Walt schreef:
    (...)

    | Oh, heb ik geeneens op gelet (': Wilde gewoon door, I am sorreh. |


    [ Geeft vast niks ^^ Misschien dat het juist helpt als ze zien dat er gepost wordt (;
    Ik was al bezig met schrijven, maar blijkbaar was mijn laptop leeg want nu heb ik een zwart scherm :') ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    [ Deryth -> Eavan ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Linnea Eirana Heilagr

    ‘Linnea, kalm,’ klonk een stem achter me, waarna ik twee handen stevig maar tegelijkertijd ook zacht op mijn boven armen geklemd voelde. Ze hielden me tegen, zorgden ervoor dat ik niet achterover zou struikelen en zo misschien weleens heel ongelukkig terecht zou komen. Iets wat in deze donkere grot misschien niet zo heel goed kon aflopen, en hetgeen wat ik beter kon voorkomen door rustig en logisch na te denken.
    ‘Linnea, ze is slim. Ze weet de weg naar huis,’ zei de vrouwelijke stem achter me weer, die ik al snel herkende als die van Elín. Ze had gelijk, en diep van binnen wist ik dat heel goed, maar door het paniekerige gevoel was het me niet gelukt helder na te denken. Nenna was een slimme hond, ze wist vast zonder problemen de weg terug te vinden en zou zich dan zo veilig thuis brengen. Een nieuw onrustig gevoel steeg op en ik voelde mijn lichaam even licht trillen. De jongens. Als de hond zonder me terug thuis zou komen wisten zij direct dat er iets niet klopten. Een brok in mijn keel zette op waarop ik even met mijn hoofd schudden.
    ‘Je hebt gelijk,’ bracht ik schor uit en verdrong ondertussen zo veel mogelijk het beeld van mijn drie broers die in alle paniek thuis zouden zijn. Daarbij probeerde ik mezelf tot kalmte te brengen maar de hysterische menigte vlak voor ons hielp niet mee. Vele waren nog steeds in alle paniek bezig met weg komen, tevergeefs. Die kant in zou nooit onze uitweg worden, als we niet zouden oppassen zou het eerder ons einde kunnen betekenen. Zachtjes maakte ik me los uit Elín haar handen en draaide me naar haar om in de hoop dat ik in haar mijn rust punt kon vinden. Ze was duidelijk de kalmste van de hele groep en ik hoopte het van haar over te kunnen pikken zodat we misschien naar een oplossing konden zoeken.‘Het kwam uit het niets,’ bracht ik uit en schudde weer mijn hoofd. Dit was niet rustig worden, dit was mezelf alleen maar meer angstig maken. Zachtjes kneep ik mijn handen tot twee vuisten omdat ze nog steeds leken te trillen, en concentreerde me op Elín voor me, en niet de paniekerige mensen achter me, maar helpen deed het niet. Nenna zou veilig zijn, ze was vast aan de andere kant, maar mijn broers. Ik had ze kopzorgen bezorgd die ik ze had kunnen besparen door thuis te blijven.
    Trillerig haalde ik adem terwijl ik mijn rug rechtte en naar de kalme vrouw voor me keek. ‘Z-ze gaan door het lint. M-misschien moeten we..’ begon ik, doelend op iedereen bij wat voorheen de ingang van de grot was. ‘Ze moeten kalmeren..’ maakte ik mijn zin niet geheel kloppend af, realiserende dat ik in deze staat nog niet echt in staat was mee te helpen.

    [ bericht aangepast op 7 feb 2014 - 17:14 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Ranmaru schreef:

    Louis Julien Lamaîre

    Ik voel mijn ademhaling stokken in mijn keel, en mijn hart een paar slagen overslaan als ik besef dat ik maar één hand vast heb, terwijl ik twee personen in de grot probeerde te trekken voor de rotsblokken die nu de ingang - en waarschijnlijk ook enige uitgang - versperren naar beneden kwamen. Twee vuisten; één hand, en één stuk gescheurde stof.
    Ik probeer mijn gedachten op een rijtje te kijken en concentreer me op de hand die ik stevig in de mijne geklemd heb. Hij voelt robuust aan, met eelt en de nodige schrammen. Het is zonder twijfel Ludo, die zijn handen vaak openhaalt aan de touwen als hij in het kraaiennest klimt. Dus dat wil zeggen dat - Een luide, wanhopige schreeuw weergalmt door de grot en onderbreekt mijn gedachten. Pas als de muren hem treiterend in een echo laten weerklinken, besef ik dat hij van mij kwam.
    Ik laat de hand van Ludovic los en storm naar waar we zojuist vandaan kwamen.
    "Léon!" schreeuw ik terwijl ik klauw naar de stenen, terwijl ik mijn uiterste best doe om ze los te wrikken en ze weg te krijgen. Maar er zit niet je reinste beetje beweging in. Wat er verder om me heen gebeurt; ik heb er geen flauw idee van. Het lijkt alsof mijn gedachten door een tunnel geforceerd worden die maar één klein lichtje als uitkomst heeft; mijn broer naar binnen halen.
    "Léon!" schreeuw ik nogmaals, maar alweer komt er geen antwoord.
    Ik voel de wanhoop alleen maar toenemen, en het lijkt alsof er iemand zojuist een schot hagel doorheen mijn borstkas heeft gejaagd. Ik geef niet toe aan mijn verdriet als de eerste snik over mijn lippen rolt en blijf vechten met de loodzware stenen die nog steeds weigeren los te komen. Het deert me niet dat mijn handen bloeden en mijn nagels scheuren omdat ik geen grip op die verdomde dingen krijg. Ik grom en probeer nogmaals, en nogmaals, en nogmaals. Hoewel de weinige logica die me op dit moment nog rest me duidelijk probeert te maken dat het inmiddels al veel te laat is, blijf ik krabben en trekken aan de muur die tussen mij en mijn broer instaat.
    Uiteindelijk geeft mijn lichaam het op, en val ik moedeloos neer. Uit mijn ogen dalen zoute watervallen neer, omdat ik weet dat de strijd gestreden en verloren is. Mijn broertje, mijn maatje; ik ben hem kwijt. Ik heb gefaald, en er is niets dat ik nog kan doen om het goed te maken.
    "L - Ludo?" snik ik. Laat hem alsjeblieft in orde zijn, naar omstandigheden.


    Ludovic Warrane Lamaîre

    Toen de grond begon te trillen voelde ik dat een hand mij vastnam en meetrok. In lichte paniek ging ik er achteraan en besefte mij eigenlijk niet geheel wat er aan de hand was. We zaten gevangen, gevangen in een donker, vochtig hol. Ik hoor een schreeuw en besef dat het Louis is die mijn hand vast heeft. Hij laat mijn hand los en gaat een kant uit, ik probeer hem nog vast te grijpen maar het is te laat.
    "Léon!" zijn geschreeuw laat me pas beseffen dat ons derde helft er niet is. Ik kijk rond. Léon. Waar is Léon!?
    "Léon!" ik schrik op van een tweede schreeuw van Louis en ik kijk rond. Wanneer mijn ogen wat aan het donker gewend zijn kan ik zien dat Louis bezig is met zijn handen te mollen tegen het steen aan, de steen die de uitgang geblokkeerd heeft. De steen waar Léon zich achter bevind. Ik loop naar Louis toe, maar tegen de tijd dat ik bij hem ben valt hij neer. Ik ga meteen naast hem zitten en kijk naar de steen.
    "L-Ludo?" snikt Louis en ik kijk mijn broer aan. Ik leg mijn arm om zijn schouder en zucht zachtjes.
    "Léon is oké, ik weet het zeker. Hij is daar buiten met een aantal andere bemanningsleden en de Noorse vrouwen," probeer ik dan, om hem te kalmeren. Ik ben alleen maar op mijn broer gericht, alles om mij heen heb ik even van mij afgesloten. Wat ik gezien heb van de mensen hierbinnen is niet heel veel. Niet zoveel als dat we op het schip hadden of waarmee we hierheen gingen. Ik kijk Louis aan en bijt even op mijn lip.
    "Je weet hoe Léon is toch? Hij is net zo sterk als ons, hij red zich," Ik die raad geeft, of nouja, iemand probeert te helpen. Dat is vreemd. Ik ben normaal niet zo heel erg helpend. Maar toch, Louis is mijn broer, hij heeft mij nu nodig nu ons middelste deel weg is. Ik haal even een keer lastig adem en kijk naar de steen die onze wegen scheiden.

    [ bericht aangepast op 8 feb 2014 - 19:56 ]


    Ich liebe dich 27.12.23

    [SORRY! :$]


    Ich liebe dich 27.12.23

    Louis Julien Lamaîre

    Ik kalmeer ietwat als ik de arm van Ludo om me heen voel, maar tegelijk kan ik het gevoel dat ik gefaald heb niet van me afschudden. Ik ben de oudste, ookal is het dan maar met enkele minuten, het is een ongeschreven regel dat ik degene hoor te zijn die ervoor zorgt dat mijn broers in orde zijn. Wat zal vader zeggen? En mijn zussen? Hoe moet ik aan Marie uitleggen wat er met haar oom gebeurd is? Ze is nog zo jong, maar ik kan toch niet tegen haar liegen? Wat voor een vader zou dat van me maken?
    "Léon is oké, ik weet het zeker. Hij is daar buiten met een aantal andere bemanningsleden en de Noorse vrouwen. Je weet hoe Léon is toch? Hij is net zo sterk als ons, hij red zich."
    Ik kijk op naar mijn broer en maak een vuist van mijn hand. Hoe kan hij zich geen zorgen maken? Er woedt een storm buiten en hij denkt dat Léon die wel even zo overleeft? Ik heb Ludo nooit als een idioot beschouwd maar ik kan niet zeggen dat dit één van zijn slimste momenten is. Voor ik het goed en wel besef, raakt mijn vuist de kaak van Ludovic.
    "Je probeert niet eens!" schreeuw ik razend. "Je probeert niet eens hem te helpen, je gaat er maar vanuit dat hij zich wel redt!" Ik wil hem nog een klap verkopen, maar besef dan waarmee ik bezig ben en walg even van mezelf. Me verontschuldigen doe ik echter niet, hij hoort niet zo kalm te blijven, het gaat verdorie over onze broer, die al sinds onze geboorte bij ons is!
    Ik krabbel overeind en grijp opnieuw een steen vast, waarna ik er aan trek met al mijn macht. Ik negeer de sterren die ik voor mijn ogen begin te zien door de pure inspanning en verstevig mijn greep nog wat. De steen komt echter geen beetje los, geen millimeter. Ik grom en voel mijn knieën het opnieuw onder me begeven. Er moet toch iets te doen zijn om deze muur te kunnen doen wijken? Ik laat de steen die ik wilde verplaatsen los en kijk even om me heen. In het weinige licht dat de olielantaarns die de vrouwen met zich mee hadden werpen, zie ik een fles drank in de handen van één van de bemanningsleden en ruk deze eruit. Ik trek een strip stof van mijn shirt af en prop deze in de fles, tot nog een klein stukje uit de hals van de fles hangt. Als de stof verzadigd is met de alcohol hou ik de fles aan één van de lampen en richt vervolgens mijn arm omhoog om de fles naar de stenen te werpen. Pas op het laatste moment besef ik dat het helemaal geen explosie zo veroorzaken, maar gewoon de boel in lichterlaaie zou zetten en onszelf daarmee ook. Net wanneer ik de fles neer wil zetten, doet een tweede aardbeving de grond onder mijn voeten weer trillen waardoor ik mijn evenwicht verlies en tegen een kortharige brunette bots.
    "Excusez," mompel ik terwijl ik haar overeind hou. Ik laat haar los en zucht terwijl mijn blik weer naar de stenen glijdt en ik een nieuwe manier probeer te bedenken om Léon alsnog binnen te krijgen. Ik kijk omhoog om te zien of ik geen gaten kan vinden waar ik doorheen zou kunnen. Ondertussen aait mijn hand gedachteloos over de kop van Leduc die aan mijn zij is komen zitten.

    [ bericht aangepast op 12 feb 2014 - 15:47 ]


    The hardest part of a journey is to choose to make it.

          • Elín Nifel Munin

    "Je hebt gelijk." Inmiddels voelde ik het lichaam van Linnea onder mijn handen ontspannen – hoogstwaarschijnlijk liet ze haar rationele gedachten opnieuw de overhand nemen en de gehele situatie op een objectieve manier begon te bekijken. Niet veel seconden later voelde ik haar langzaam los glijden uit mijn handen, na enkele schuivende bewegingen merkte ik op dat ik haar ogen enigszins kon onderscheiden in het vage licht van de olielampen welke iets verder op aan het branden waren – hoogstwaarschijnlijk andere vrouwen.
    "Het kwam uit het niets. Z – Ze gaan door het lint. M – Misschien moeten we ... Ze moeten kalmeren ..." Wanneer ik constateer dat Linnea enigszins controle lijkt te hebben over haar emotionele toestand, voel ik een lichte glimlach rondom mijn mondhoeken omhoog glijden. Ik wist diep van binnen dat Linnea eveneens een sterke vrouw was – waardoor het me goed deed om haar zichzelf zo te zien herpakken en direct naar een oplossing te zoeken.
          Enkele ruwe schreeuwen galmen opnieuw door de duistere grot – waardoor Linnea's woorden worden bevestigd en ik mijn gefronste blik over haar schouder naar de "ingang" van de grot werp. Naar mijn eigen gehoor te luisteren merkte ik op dat er enkele mannen bezig waren met het wanhopig zoeken van een uitweg. Mompelend stap ik langs Linnea af – het was overduidelijk dat zij nog niet in staat was om deze mannen tot kalmte te manen, waardoor ik haar een beter gevoel wilde geven door middel van de klus zelf te klaren. Wanneer de hysterische mannen eenmaal waren bedaard, kon de rust over het algemeen terug dalen in de grot en zouden we met z'n allen op zoek kunnen naar een uitweg.
    Wanneer ik het overduidelijke geluid van een stevige klap van huid op huid hoor blijf ik echter stil staan – terwijl mijn ogen zich samen knijpen tot lichte spleetjes. Dit ging je daadwerkelijk niet menen. We waren nog geen enkele minuten in een verlaten grot en personen begonnen elkaar nu al de hersenen in de slaan? Ik wist dat mannen barbaren konden zijn, maar dit ging daadwerkelijk veel te ver ... Oogrollend zie ik toe hoe een lange, duistere figuur heen en weer schuifelt langs de muur en uiteindelijk de muur belicht met een zelf geproduceerde fakkel – waardoor mijn respect iets meer groei door deze inventieve oplossing om licht te creëren.
          Wanneer ik mijn lippen uiteen laat wijken om hen allen tot kalmte te manen en aan te geven dat de uitweg hoogstwaarschijnlijk achter ons ligt – beginnen de grond en de wanden van de grot opnieuw te trillen ; een naschok van de aardbeving welke zojuist had plaats gevonden. Echter, de gehele trillingen zijn veel minder sterk dan voorheen – waardoor ik enkel en alleen wat heen en weer wiebel maar verder stabiel blijf. Voordat ik echter door kan gaan met mijn plan om iedereen tot kalmte te krijgen valt er iets tegen me aan en dreig ik achterover te vallen – wat wordt tegen gehouden door twee ruwe handen die me vast grijpen.
    "Excusez," hoor ik een mompelende stem – overduidelijk niet afkomstig van een van de andere vrouwen in de grot die eveneens mee waren gekomen om de mannen naar de grot te brengen. Onbewust voel ik dat mijn ademhaling stil heeft gelegen op het moment dat de man me vast had genomen – welke weer op gang komt wanneer hij me los laat en zonder verder aandacht aan me te besteden naar de muur kijkt.
    "Je zal hier geen uitweg vinden," zeg ik dan plotseling – maar helder en krachtig. Het begon me enigszins te irriteren dat ze bleven hangen bij de muur en niet op zoek gingen naar andere zaken, waardoor ze Linnea angstiger hadden gemaakt dan nodig was. "We moeten verder de grot in – daar zal onze uitweg liggen. Je ziet dat de stenen te groot zijn om te verplaatsen, het is een onbegonnen werk," laat ik er daarom ietwat geïrriteerd achteraan volgen, waarbij ik mijn handen in mijn zij zet. "Grijp je mannen bij elkaar," brom ik dan zachtjes ; aangezien ik steeds meer de neiging had om weg te komen van deze plek.


    Éduárd-Amédeé Gaetano Remy-Tjasse Rosaire

    Ik voel het koudzweet over mijn rug gutsen, tot een van de stenen eindelijk beweegt. Vreugdevol duw ik door, tot de stenen beginnen te rollen. Snel spring ik achteruit, maar zie dat de steenlawine verschrikkelijk kleinschalig is en niet eens een klein lichtstraaltje op de oppervlakte brengt. Teleurgesteld beginnen mijn schouders te hangen, maar er gebeurt écht niets. Edoch zal ik niet opgeven! Snel test ik met mijn linkervoet de uitstekende rots op heuphoogte. Hij staat stevig en behendig klim ik naar de top. Als zoon die voornamelijk rondrende en klom, in plaats van kracht verzamelde en vocht, heb ik wel behendigheid gekregen. Onder mijn voeten glijden steentjes weg en minstens twee keer rolt mijn steunsteen totaal weg, maar niks genoeg om mij uit mijn permanente evenwicht te krijgen. Al zit ik helemaal onder de krassen, eenmaal boven. Ik kom er vrij hard achter dat ik niet verder kan - Ik stoot mijn hoofd hard tegen het plafond. "Oef!" Zeg ik, terwijl ik mijn hoofd snel terug trek. Ik wrijf over mijn pijnlijke hoofd; Dat wordt een pijnlijke plek. Ik probeer aan de stenen te sjouwen en graaf in de holtes, maar er is geen resultaat. Enkele kiezels verkiezen de vloer, maar voor de rest biedt mijn oplossing geen verlossing. Mijn handen zijn bebloed en bekrast: Ze zijn niet gemaakt voor het grove werk dat ik nu doe. Zuchtend laat ik me naar beneden kijken en zie net hoe de Captaíne Lamaîre Ludovic een klap verkoopt. "Capítain- Hooo!" Roep ik, maar mijn zachte roep gaat verloren door het feit dat ik uitglij en in een klein bolletje over de grond rol. "Merde." Zeg ik kreunend. Mijn hoofd doet zeer, maar ik sta op en loop naar de groep waar nu de meeste mensen staan. Daar vind ik de Capitaíne en ik haast me naar hem toe- Ik vermoed dat dat nu de veiligste plek is. Als ik net vlakbij hem sta, wordt ik lichtelijk opzij geduwt door een van de Noorse vrouwen. In mijn hoofd neem ik de woorden door die ik vroeger geleerd heb van mijn vader. De woordenschat is niet bar groot...
    Ja
    Nei
    Vær så... Wat kwam er na så? Verdomme.
    Takk
    God dag

    Verder ken ik alleen maar getallen. Top tien, was het toch?
    En
    To
    Tre
    En daarna komt... Oh ja; Fire.
    Fem
    Seks
    Syv
    Åtte
    En daarna kwam... Kwam... Merde, wat kwam daarna?!


    Mijn piekeringen worden ruw onderbroken door de stem van de vrouw.
    Je zal hier geen uitweg vinden, we moeten verder de grot in – daar zal onze uitweg liggen. Je ziet dat de stenen te groot zijn om te verplaatsen, het is een onbegonnen werk. Grijp je mannen bij elkaar." Ze klinkt niet erg vrolijk- Maar daarbij, wie is dat wel in deze situatie? Ik zie dat de Capitaíne de rotsen afzoekt, dus ik leg snel een hand op zijn schouder -Een gebaar waarvoor ik op mijn tenen moet staan, het lengteverschil is groot - en zeg zacht "Capitaíne, ze heeft gelijk, ik heb boven gekeken, er is-" Ik trek snel mijn hand terug, aangezien ik niet denk dat zulke lichamelijke troostpogingen met dank worden afgenomen van een scheepsjongen, "Geen verschuifbare rots te vinden. Wellicht hebben des femmes een uitweg uit deze grotten." Ik verschuif zenuwachtig met mijn voeten en heb spijt van wat ik heb gezegd. Misschien vind de Capitaíne het onzin dat ik zoveel spreek voor een matroos, maar wat gezegd is, is gezegd, en ik kan er niks meer aan doen.


    Tijd voor koffie.

    Walt > Vandinha