Daniel Jensen Smith
"Give me a shot at the night," brul ik mee met het nummer van The Killers, wat ik op vol volume heb aangezet in mijn bordeaux rode Chevrolet. Muziek hield me altijd wel wakker op dit soort lange autoritten. Ik hield ontzettend van autorijden, maar als je een aantal uur achter elkaar in de auto moest zitten, werd het na een tijdje toch moeilijk om wakker te blijven. Gelukkig had ik naast een CD vol muziek ook mooie natuur om naar te kijken. De glooiende weides van de Belgische Ardennen die af en toe werden afgewisseld door een pittoresk dorpje of een stukje bos. Het was nu alweer het derde jaar dat ol dit survivalkamp zou leiden en ik had het tot nu toe elk jaar met veel plezier gedaan. Normaal leidde ik het met mijn vriend, die het kamp had opgericht, maar dit keer zou ik het moeten leiden met iemand anders. Ik wist nog niet wie. Het enige wat ik wist was dat het een meisje was en als ik me niet vergiste heette ze Sam. Zonder het door te hebben was ik het dorpje waar we elk jaar afspraken al ingereden. Het was maar een klein dorpje en het duurde dus ook niet lang voordat ik op de afgesproken plek was. Ik probeerde elk jaar als eerste aan te komen, dat zag ik toch als een soort plicht, als leider zijnde. Het was me nog nooit gelukt en ook dit jaar was ik niet de eerste. Er waren al twee mensen. Ik stapte mijn auto uit en liep naar ze toe. "Hallo," zei ik tegen ze.
Adrianna Hiddlestone
"Het zal vast wel meevallen," zei mijn moeder vol medeleven vanuit de bijrijdersstoel in onze auto. Mijn ouders voelden zich heel schuldig dat ze mij deze straf hadden opgelegd, maar ik zag het helemaal niet als een straf. Ik hield wel van wat avontuur en volgens mij zou deze survivalvakantie genoeg avontuur bevatten. Ik zuchtte even, waarna mijn moeder achterom keek en me een blik vol medeleven gaf. Ik glimlachte even gemaakt terug en keek toen uit het raam. Ik had tot nu toe gedaan alsof ik het heel erg vond dat ze me hiervoor hadden opgegeven, het was leuk om te zien hoe schuldig mijn ouders zich voelden. We reden een schattig dorpje binnen. Er liepen weinig mensen op straat en de huisjes waren allemaal klein en schattig. Hier en daar zat eens een winkeltje of een kapsalon of iets dergelijks. Het had wel wat. Verderop zag ik al drie personen bij een aantal auto's staan, waarschijnlijk was dat al een gedeelte van de groep. Het feit dat mijn vader ook die kant op reed bevestigde mijn gevoel. "Hier is het," zei hij. Ik knikte. Mijn moeder maakte haar gordel al los om uit te stappen, maar ik pakte haar schouder vast, waardoor ze weer in de stoel plofte. "Je hoeft niet uit te stappen hoor, ik red het vanaf hier wel. Bedankt dat jullie me gebracht hebben," zei ik. Mijn moeder glimlachte even. Ik had in eerste instantie gewoon met de trein willen gaan, maar mijn ouders stonden erop dat ze me weg brachten. Ze wouden natuurlijk zeker weten dat ik echt naar het kamp ging en niet ergens in een stad alsnog zou gaan feesten. Ik drukte mijn ouders allebei een kus op hun slaap. "Ik zie jullie snel weer, en ik stuur jullie wel een keer een kaartje." Na gedag gezegd te hebben stapte ik uit en haalde ik mijn koffer uit de kofferbak. Mijn ouders reden weg en zwaaiden me na, ik zwaaide glimlachend terug, vervolgens draaide ik me om. "Hey!" zei ik tegen de groep. Ik zwaaide mijn blonde haren over mijn schouders en keek ze allemaal één voor één glimlachend aan.
"The most beautiful things in life go unnoticed..."