• In Griekenland heerst al enige tijd crisis, maar dat houdt archeologen niet tegen om hun ding te doen.
    In Athene, dicht bij de berg Olympus, werd onlangs een interessante ontdekking gedaan. Bij recent geleden onderzoek bleek dat er zich een groot magnetisch veld op zo'n vijftien meter diepte onder de grond bevond. Ondertussen is die grond ontgind en is er een houten luik tevoorschijn gekomen, dat onmogelijk in de tijd geplaatst kon worden. Het zag er erg oud uit, maar desondanks zat het potdicht. Het vreemde is, echter, dat de archeologen het met helemaal niets konden open krijgen. Teverheefs hebben ze er hun bijl in gezet, maar dat bracht alleen maar kapotte werktuigen en gebroken polsen teweeg.
    Twee studenten archeologie kregen de kans om de site te bezoeken, samen met hun mentoren en twee historici die verslag moesten uitleveren aan de universiteit, vanwege leerrijke doeleinden. Het was de studenten echter verboden om in de buurt van het luik te komen, die twee waren daar alleen maar om op onderzoek in de rest van de omgeving uit te gaan. Jammer genoeg waren de twee net iets te nieuwsgierig. 's Nachts, als iedereen slaapt, sluipen ze naar het luik en proberen het op allerlei manieren te openen. Dit lukt niet, totdat de klok twaalf uur slaat. Een verblindende lichtflits, en de twee waren verdwenen. Het enige wat overbleef, was een geheimzinnige omega in het midden van het luik.

    De volgende dag, raken de historici en mentoren van de twee studenten doodongerust en zoeken dag en nacht door, totdat ook zij verdwijnen. Ze worden wakker in één of andere gigantische troonzaal, waar twaalf prestigieuze tronen de kamer sieren. Ze waren allemaal leeg en de zaal was verlaten.
    Geen idee dat ze in het heilige rijk Olympus waren, gingen de vier mensen op zoek naar de studenten die ze kwijt waren gespeeld. Natuurlijk zijn de goden aanwezig in Olympus, en die willen koste wat het kost vermijden dat de kennis over hun heilige rijk onder de mensheid komt. Was de opening van de poort allemaal een grap van Hekate, of zit er meer achter en lopen de goden kans om ontdekt te worden? En zal het hen lukken om de mensen voor stom te houden?


    STORY.
    Bijna alles staat in de story, dus gelieve die eerst te checken voordat je aan je rol begint. (:


    Goden:
    - Zeus | Aiden Marro | Limits/Amber | 1,4
    - Poseidon | Ethan Walker | Olympus/Xanthe | 1,4

    - Hermes | Pamphilos Abiron Priamos | Arathorn/Shana | 1,3
    - Demeter | Alyss Janine Thomas | Abelard/Brooke | 1,3
    - Aphrodite | Celeste Evanthe Berura | Lahey/Cheryl | 1,6
    - Artemis | Arrah Sevia Maheras | Merrow/Justine | 1,9


    Studenten:
    - Matthew ‘Matt’ Ellis | Walkure/Michèle | 1,6
    - Vic Hastings | Pompeji/Fren | 1,7


    Mentoren:
    - Andrew Tristan Christopher Riddle | Edgar/Lene | 1,3
    - Hazel Jemima Harvelle | Ranger/Marthe | 1,3


    Historici:
    - Jack Hamwey | Limits/Amber | 1,9
    - Natsumi Sakura Yamazaki | QueenOfHell/Loïs | 1,5


    *Note:
    -Deze RPG was al eens eerder geopend, maar is nooit van start gegaan.
    -Eventuele nimfen komen erbij als alles vol is, moest dat ooit gebeuren.
    -Als er vragen zijn mag je ze altijd stellen. (:


    Rollentopic.
    Praattopic.

    Het begin:
    Het begin van een geweldige dag breekt aan op Olympus. De muzen stemmen hun instrumenten om de mindere goden, saters en nimfen te entertainen terwijl de vogeltjes vrolijk fluiten en de zon langzaamaan zijn stralen op de woonplaats van de goden werpt.
    Niet zoals anders, want er hangt een vreemde druk. Gisteren waren twee mensen Olympus binnengedrongen, waarop heer Zeus de godheden had verplicht zich gewoon en menselijk te gedragen, zodat Olympus niet meer ontdekt zou worden dan het al gedaan had.

    De twee mentoren en twee historici zijn net aangekomen op Olympus. Nadat ze het luik waren gepasseerd, leek het licht even uit te gaan, en ze ontwaken bij het ochtendgloren op een compleet onbekende, maar prachtige plaats. Er is geen spoor van de studenten en vol bezorgdheid, maar ook nieuwsgierigheid naar deze vreemde plaats, gaan ze op zoek.

    [ bericht aangepast op 11 sep 2013 - 17:04 ]


    help

    Walkure schreef:
    Matthew Ellis × Student // Ergens

    De zonnestralen die door het bladerdek van de boom piepten vielen recht op mijn gezicht en haalden me geleidelijk aan uit mijn slaap. Vermoeid, maar toch redelijk uitgeslapen veegde ik in mijn ogen om het laatste restje slaap weg te jagen.
    Toen ik me rechtte overviel de prachtige omgeving me. Ook al hadden Vic en ik gisteren de hele dag de tijd gehad om te wennen aan het overweldigende groen en de prachtige oud Griekse architectuur, toch bleef een klein spoor van irrealisme op mijn gedachten hameren.
    Opnieuw herhaalde ik de feiten van de voorgaande dag om mezelf voor de zoveelste keer te overtuigen dat dit geen droom was. Toen Vic en ik ’s nachts onze kampplek hadden verlaten en stilletjes richting het luik hadden geslopen had een helderwitte flits ons meegevoerd naar deze ongelofelijke plek. Nu ja, zo leek het er tenminste op. Er was vast een logischere verklaring, maar die had ik nog niet gevonden. En eerlijk gezegd twijfelde ik er aan of die er ook wel was.
    Na gisteren de locatie een beetje verkend te hebben (veel verder dan de enorme standbeelden van 2 Horae – die verbazend genoeg leken op deze uit de mythologie waarvan verteld werd dat ze de ingang van de berg Olympus bewaakten - die ons bij onze aankomst verwelkomd hadden waren we niet gekomen) hadden we ons uiteindelijk onder deze boom genesteld en naar de sterren liggen staren die ik niet vaak zo helder had gezien. Uiteindelijk waren we gewoon in slaap gevallen.
    Ik greep naar mijn leren tas waarin slechts een klein flesje water, mijn camera en mijn dierbare notitieschrift– de enige twee voorwerpen die ik nooit onbewaakt achter zou laten – zat. Het flesje was bijna leeg en ik nam een zuinige slok, zodat Vic ook nog wat zou kunnen drinken als ze wakker werd. Vandaag zouden we echt opzoek moeten gaan naar beschaving als we niet wilden verhongeren of uitdrogen. Gisteren hadden we vreemd genoeg geen kat tegengekomen. Hopelijk was dat vandaag anders. Ik stopte het flesje terug in de tas waarna ik zachtjes aan Vics schouder schudde. “Hé, wakker worden.”


          – Vic Hastings
          Er wordt geschreeuwd. Dat ik moet lopen, dat het niet goed met me zal aflopen. Dus loop ik, zo snel als mijn – intussen vermoeide – benen me kunnen dragen, weg van het brandende dorp dat zich achter me bevindt. Wanneer ik het bos instorm, vat ook de meerderheid van de torenhoge – onnatuurlijk hoge, wel te verstaan – bomen vlam. Verschillende vogels vliegen op en duiken dan weer de fel oranje massa van brandend, droog hout en vuur in. Hoe zeer ik oo probeer een uitweg te vinden, die lijkt er gewoon niet te zijn. Gillen werkt evenmin, want elke kreet die ik slaak wordt verzwolgen door het vuur, het paniekerige gefluit van vogels of het gedraaf van een kudde agressieve – aan het gedraaf te horen en aan het getril te voelen – dieren. De bende herten of andere dieren lijkt steeds zo dicht te komen, dat het even lijkt alsof ze me gewoon zullen vertrappelen, en vervolgens blijkt dat de dieren er niet eens zijn. Voorzichtig aan, maar toch effectief, vullen mijn ogen zich met tranen. Ik probeer me voor te houden dat het komt door de verstikkende rook die om me heen hangt, en niet door het feit dat ik waarschijnlijk helemaal aan het hyperventileren en paniekeren ben. Toch ben ik meer dan opgelucht...

    ... als ik, briesend als een paard, wakker schrik. Mijn kaken voelen plakkerig aan – heb ik gehuild? – en ik zie Matthew naast me zitten. Om de een of andere reden ben ik zo blij dat ik niet meer volkomen alleen en verloren ben, dat ik de neiging om hem in de armen te vallen en hysterisch te snikken om wat ik zonet gedroomd heb, moet onderdrukken. Als ik mijn ogen open – ik had ze weer gesloten tegen het felle licht dat zich op mijn netvlies leek te branden –, zie ik niet anders dan de zonnestralen die zich nietsvermoedend met het bladerdak vermengen en de beelden van mijn droom weer opdoemen. Met een vloekwoord schiet ik recht.
          'Godver-,' mompel ik eerst zacht en dan zwijg ik. Het is... ongelofelijk, in elke mogelijke richting van het woord. De vogels lijken meer dan perfect en de bomen, die eerst leken te branden, zijn nu als een symfonie van kleuren en geuren en geluiden. Met mijn tong strijk ik over mijn gebarsten lippen.
          'Hebben we nog wat water?' vraag ik voorzichtig, in de hoop dat er inderdaad nog een slok van het – blijkbaar moeilijk te vinden – water overblijft.


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Merrow schreef:


    Poseidon geeft me uiteindelijk gelijk, maar zijn volgende woordenstroom weerlegt dit opnieuw, waardoor hij me weeral probeer te overtuigen van zijn eigen gelijk.
    ‘Maar misschien is té serieus ook niet goed. Het kan leiden tot je niet kunnen aanpassen op iets. En oorlogen... ik denk dat wij de ruzies die sterfelijken op een andere manier uitwerken. En soms ietsje te groot en te goed. Komt vast omdat hij mijn broer is. Ik heb ooit een ruzie van sterfelijken gezien van op korte afstand... Het is vaak geen eerlijke strijd. Ik sta op ongeveer dezelfde voet als mijn broers, ondanks de oorlogen respecteren we elkaar wel nog steeds. Mensen daarentegen, nemen altijd de zwakste, de makkelijkste tegenstander. Altijd iemand die ze kunnen verpletteren. Daar geldt de wet van de sterkste, wist je dat?’ Hij houdt na zijn zegje zijn mond en laat zijn blik afglijden naar de horizon.
    ‘Ik heb ons goden nooit vergeleken met de stervelingen,’ laat ik dan aan mijn lippen ontvallen, ondanks dat ik weet dat deze discussie nergens toe zal leiden. Ik schud dan ook mijn hoofd, en laat mijn blik evenzeer naar de horizon glijden. Ik heb enkel over ons gedrag jegens elkaar gesproken en Poseidon trekt meteen de vergelijking tussen ons – goden – en de stervelingen. Typisch.
    ‘Maar geldt de wet van de sterkste niet evenzeer hier, op de Olympus?’ vraag ik hem dan uiteindelijk. Ik kijk Poseidon met m’n grote, lichte ogen aan, doelend opdat hij en zijn twee broers de ‘oppergoden’ zijn, en de anderen en ik feitelijk onder hen staan. ‘Wij vechten onze onderlinge ruzies alleen anders uit dan de stervelingen, maar als je goed gaat beschouwen, verschillen we niet veel van hen.’ Het zijn immers ook de goden geweest die mens heeft gecreëerd, naar hun eigen evenbeeld, waardoor we simpelweg niet veel kunnen verschillen.




    "Misschien misschien," mompel ik en hou dan mijn mond. Ze denkt teveel na, denk ik bij mezelf en staak de discussie. Dit kan ik nooit winnen, want zo te zien zijn we beiden te koppig om toe te geven. Daarin ben ik wel erg soms, koppigheid. Als ik niet de god van de zeeën was geweest, dan wel de god van de koppigheid. Ofwel de god van het kinderachtig gedrag? ook misschien nog een optie. Of allebei, waarschijnlijk allebei. Ik houd mijn mond tot we aan de paleis deuren komen. "We zijn er," zeg ik zacht en duw zwijgend de immense deur open en stap naar binnen. Ik houd de deur voor Artemis open en laat haar binnentreden in het paleis. Haar jurk wapperd een beetje achter haar aan. Als ze binnen is sluit ik de deur en loop samen met haar, ik nog steeds mijn mond houdend, de troonzaal binnen. Zonder na te denken stap ik binnen , uit gewoonte denk ik want anders doe ik het altijd gewoon, maar met een iets grotere gestalte. Ik verval in een herinnering aan de zee, mijn paarden, mijn vrouw, mijn zoon en nog veel andere goddelijke en op het moment niet dringende zaken.


    Sidera nostra contrahent solem lunamque

    Matthew Ellis × Student // Ergens

    Nadat ik Vic zachtjes aan haar schouder probeerde wakker te schudden, begint ze onrustig heen en weer te woelen. Haar ogen knijpen kort samen, waarna een frons over haar voorhoofd danst. Ongemakkelijk kijk ik haar aan met het besef dat ze waarschijnlijk een nachtmerrie heeft. Als er zacht tranen beginnen op te wellen in haar ooghoeken, weet ik helemaal niet meer wat ik met mezelf aan moet. Dit is een meisje die ik niet ken, nog niet. Gisteren kwam ze redelijk verlegen over en ik wil me niet opdringen.
    Als ik uiteindelijk nog een keer wil proberen haar wakker te schudden en te verlossen van die nachtmerrie flitsen haar ogen abrupt open. Eenmaal deze mij vinden, lijkt haar lichaam zichtbaar te ontspannen wat mij ook weer op mijn gemak brengt.
    “Godver”, mompelt ze wanneer ze zich overeind duwt en met grote ogen de omgeving in zich opneemt op een zelfde manier als ik vanochtend had gedaan. Om haar niet opnieuw van streek te maken, ontwijk ik haar ogen en doe alsof de natte glinstering erin me niet opvalt. De kleine stilte die volgt, voelt ongemakkelijk aan aangezien ik geen idee heb wat ik moet zeggen. Ik heb niet echt ervaring met meisjes die lichtelijk huilend na een nachtmerrie wakker worden.
    “Hebben we nog water?” vraagt ze uiteindelijk voorzichtig terwijl ze over haar lippen likt. Blij dat ik eindelijk iets kan doen, haal ik het flesje water uit mijn tas en overhandig het aan Vic.
    “Niet veel meer, maar ik heb een paar slokken voor je overgelaten.” Gretig neemt ze het restje water aan. “We moeten maar eens op zoek gaan naar beschaving”, stel ik voor terwijl ik mijn tas terug over mijn schouder zwaai en rechtsta, kijkend naar de ene grote weg die omhoog leidt. “Ginds moet er toch iemand te vinden zijn”, zeg ik, hoop ik. Mijn maag begint al stil te protesteren en ik ben niet echt het persoon dat functioneert op een lege maag.


    And in that moment, we were infinite.

    x Vic Hastings
          Matthew geeft me het flesje water. Voorzichtig draai ik dop ervan. Ik neem een slok. Het is net genoeg om mijn gehemelte niet meer zo akelig droog te doen aanvoelen en het brandende gevoel dat ondertussen in mijn gebarsten lippen is komen opzetten te blussen. Ondertussen hoor ik hem zeggen dat het niet veel meer is, maar dat hij toch nog wat heeft over gelaten. Dankbaar glimlach ik even en geef hem het flesje terug.
          'Neem de rest, doe maar,' zeg ik, wetend dat, als ik het flesje leegdrink, zal snakken naar meer en dat gevoel kan ik mezelf besparen. Als hij opstaat, duw ik mezelf ook recht.
          'We moeten maar eens op zoek gaan naar beschaving. Ginds moet er toch iemand te vinden zijn,' zegt hij. Als ik zie hoe hij zijn rugzak over zijn schouder zwiert, wil ik hetzelfde doen. Alleen, is mijn rugzak nergens te bekennen. Ik draai me bruusk om.
          'Wáár is mijn rugzak?' vraag ik, lichtjes in paniek. Mijn levenswerk, het verslag van het onderzoek, mijn hele studie én mijn camera zitten in die rugzak.
          'Hij is wég,' zeg ik, terwijl ik tegen een boom ga leunen, mijn gezicht naar beneden. 'Alles zat erin. We zijn blijkbaar toch niet helemaal alleen.' Sarcasme druipt van mijn stem terwijl ik mijn voet tegen een boom knal. De schors spat uiteen. Ik ga met mijn hand over mijn gezicht, zuchtend en balend. Dan pas kijk ik op, en kijk toe hoe Matthew reageert op mijn vertoning.
          'Sorry, ik,' mompel ik.


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Ares | Camulos "Cam" Riker Loukas | Zijn vertrek.
    Dite leek zijn spieren te bestuderen. "Hmm, valt er iets te zien dan? Want zie alleen maar het lichaam van een luiwammes," zei ze onschuldig. Ares rolde zijn ogen,"Oh, hou je mond." Het was niet het meest vriendelijke antwoord, maar het was het eerste waar hij op kwam. Vervolgens sprak Dite hem aan bij zijn stervelingen naam. Grommend antwoordde Ares dat hij zo niet genoemd wilde worden, maar de godin grinnikte enkel. "Ik noem je zoals ik wil, Camulos," plaagde ze. Ares schudde zijn hoofd en mompelend over vervelende, mooie vrouwen trok hij zijn kleren aan. De man draaide zich terug om naar Aphrodite en sloeg zijn handen in elkaar. Hij stelde haar de vraag wat ze wilde doen, en vermelde daarbij dat ze geen moeite moest doen met te zeggend at ze behulpzaam konden zijn, want geen van beide was dat. Dite, een beetje beledigd door Ares' worden, sloeg haar armen over elkaar. "Ik kan heus wel behulpzaam zijn hoor. Ik heb er gewoon niet altijd even veel zin in." Ares grijsde en schudde lachend zijn hoofd. "Zie je wat ik bedoel?" Ze gleed van het bed af en streek alweer haar kledij glad. "En we zullen sowieso iets menselijks moeten doen, voor het geval we die mensen komen." Ares haalde zijn schouders op en liep naar zijn drankkast. Daar had hij een rijke collectie aan menselijke, alcoholische dranken. Zijn favoriet was Bourbon whiskey. "We kunnen een wandeling maken?" Hij haalde de halflege fles whiskey uit de kast en schonk een glas voor zichzelf in. "Wil je ook wat, babes?"


    kindness is never a burden.

    [Olympus went Valdez]


    Sidera nostra contrahent solem lunamque

    Valdez schreef:
    [Olympus went Valdez]


    | Oh my god. Gimme your username. Like now! o.O |


    kindness is never a burden.

    Edgar schreef:
    (...)

    | Oh my god. Gimme your username. Like now! o.O |
    [No :Y)]


    Sidera nostra contrahent solem lunamque

    Is het echt teveel gevraagd om eventjes te reageren? D:


    help

    (I am just waiting for Merrow)


    Sidera nostra contrahent solem lunamque

    [Spreek haar er dan over aan in haar gb.]


    help

    [Van zodra ik energie en inspi vind, post ik. Om een kleine uitleg te geven, ik heb momenteel heel veel moeite om alles in RL gecombineerd te krijgen met m'n stage, schoolgaande kleuter, huishouden en nog wat andere dingen. Daarbij heb ik ook een verhuis voor de boeg over enkele weekjes. Dit drained echt m'n energie en inspi op heel wat vlakken, en de rpg was daarbij er ook gewoon even bij in geschoten de afgelopen week. Ik weet niet of ik vanavond nog iets gepost krijg, want morgen komen er kijkers voor het huis hier, en dus moet alles natuurlijk proper zijn. En gezien ik morgen niet zo heel veel tijd heb, kan ik seffes nog aan de slag met het huishouden. En fin, van zodra ik dus wat tijd, energie en inspi vind, zal er zeker een post verschijnen.]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

    (Ik snap het volledig en ik wil niet onbeleefd overkomen, maar ik erger me er eerlijk gezegd wel een beetje aan dat niemand dat soort redenen even laat weten...)


    help

    [Ik had inderdaad wel iets kunnen laten weten, sorry hiervoor. Het is er gewoon echt bij in geschoten. Ik zal er in het vervolg wat meer rekening mee proberen te houden (: Ik ga in ieder geval m'n best doen om in de loop van de dag - tussen alle bedrijven door - iets te posten. Al is het een korte post, beter iets dan niets denk ik dan maar ^_^]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

    Troonzaal

    Beiden vervielen we in stilzwijgen, nadat Poseidon een ‘misschien, misschien’ had gemompeld en al snel bereikten we het paleis.
    ‘We zijn er,’ sprak hij zacht, waarna hij de immense deur opende. Als een heer hield hij de deur voor me open en liet me als eerste naar binnen gaan. De god van de zee mocht dan wel koppig en redelijkerwijs kinderachtig uit de hoek kunnen komen, maar was blijkbaar ook in het bezit van enige manieren.
    Nadat Poseidon de deur sloot, liepen we samen naar de troonzaal waar ik mijn pas iets vertraagde en hem voorop liet gaan. Mijn blik rustte achterdochtig op de aanwezigen, terwijl Poseidon steevast doorliep. Natuurlijk herkende ik Hermes direct, ondanks zijn aardse verschijning. De andere aanwezigen kon ik echter niet meteen plaatsen, wat direct de alarmbellen deed alarmeren.
    ‘Verrek,’ mompelde ik dan ook onhoorbaar, toen het besef insloeg als een bom. Dat waren dus vier(?) mensenzielen die hier niet behoorden te wezen. Meteen vroeg ik me dan ook af welk excuus Hermes gebruikt had ter uitleg van waar ze waren. De troonzaal was nu niet bepaald een hedendaags bouwwerk te noemen voor de mensen.
    Poseidon leek echter in gedachten verzonken te zijn, waardoor ik lichtjes mijn hoofd schudde. Nochtans liet ik mijn blik op Hermes vestigen, waarna ik het viertal begroette met een verfijnde glimlach.
    ‘Hoi,’ zei ik vervolgens, ietwat afwachtend. Mijn glimlach werd warmer, hartelijker, nadat ik gesproken had. Ik naderde het gezelschap, waarbij ik m’n blik voornamelijk op Hermes gevestigd hield.
    ‘Ik ben Arrah,’ stelde ik mezelf voor, toen de afstand tussen mij en de anderen dusdanig verkleind was.

    [En gepost, al had ik dus niet zozeer als eerste moeten posten, bedenk ik me nu :'D Poseidon en Artemis zijn de troonzaal binnengestapt, waar bij mijn weten Hermes, Natsumi, Jack, Andrew en Hazel ook zijn, correct me if i'm wrong, maar dit is wat ik eruit heb opgemaakt met teruglezen :'D
    Mocht er nu toch nog iets verkeerd staan in m'n post, dan pas ik het aan]

    [ bericht aangepast op 10 sep 2013 - 11:59 ]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”