Tranen gleden uit mijn ooghoeken, op het kussen wat ik tegen mijn buik had aangelegd. Ik wou niet geloven wat hij mij geflikt had, en wat ik met mijn eigen ogen gezien had. Er waren geen smoesjes die dit goed konden praten, dit keer niet. Het as van mijn sigaret viel op mijn broek en brandde een gaatje, maar pijn voelde ik niet. Nog een trekje kon geen kwaad. Het glas waarin ik Bacardi had geschonken was leef, en vulde ik met trillende handen weer aan. Het gevolg was dat er een plens Bacardi naast lag, maar het kon me niks schelen. In een teug dronk ik het leeg en ik bracht mijn sigaret weer naar mijn mond toe. Het boeide me niks als mijn ouders er nu achter kwamen dat ik rookte. De hele wereld kon me niks meer schelen. Ik was hem al kwijt en dat was genoeg.