Embry Call
'Wees voorzichtig, Em,' fluisterde Jezebel me toe op het moment dat ze het pakketje kleren aan mijn achterpoten had gebonden - die haast niet te zien waren door mijn lange vacht - en haar armen even langs mijn lichaam had gehaald. De flikkering in haar ogen had me verteld dat ze bang was niet goed en snel genoeg te kunnen zijn voor de reis die we voor de boeg hadden, dat ze het niet vol zou kunnen houden en op sommige momenten zou moeten uitrusten. Ondertussen kende ik Jezebel goed genoeg om te weten dat ze de rust - die ze daadwerkelijk nodig had - niet zou pakken als niemand haar daar echt op zou wijzen, maar in mijn gedachten had ik daar een plannetje voor uitgestippeld. Net nadat Jezebel de bossen in was geschoten, schoot ik er zonder enige aarzeling achteraan en genoot van het rennen tussen de bomen - waarbij ik met gemak alle bomen ontweek die op mijn pad kwamen. Binnen enkele seconden had liep ik naast Ithuriël, Emmelynn en Jezebel achter ons, wat zo een aantal uren doorging. Na enkele grote wegen over te zijn gestoken - wat voor mij veel moeilijker was met mijn grote, lompe wolvenlichaam - liet ik mijn blik naar achteren glijden en zag ik een gepijnigde, vermoeide uitdrukking op Jezebel's gezicht. Direct liet ik het tempo was afzwakken en veranderden Emmelynn en ik van positie, ik achteraan bij Jezebel, zij vooraan bij Ithuriël. De bewegingen van Jezebel leken steeds moeizamer te gaan, iets wat ik vaker had gezien bij Renesmee - hybrides waren niet onvermoeibaar, op een punt was het ook genoeg geweest voor ze. Met een lichte wolvengrijs op mijn gezicht besloot ik naast Jezebel te gaan lopen en tijdens het rennen mijn rug wat omlaag te halen, ten teken dat ze erop kon gaan zitten wanneer dat nodig zou zijn. Ze zou haar krachten in Volterra het meest nodig hebben, die zou ze niet tijdens de tocht moeten verspillen, en ik hoop dat ze haar trots voor het laatste uur aan de kant zou zetten en op mijn rug klom.
Raphaël Embriël Fray Call
'Ah, Raphaël Embriël Fray Call, je lijkt op je lieflijke moeder, jongen.' De stem van Aro vulde de gehele troonzaal op het moment dat we deze waren betreden, wat uiteindelijk alleen maar resulteerde in een woedende uitdrukking op mijn gezicht en het feit dat ik Ameleigh - die imiddels uit mijn armen was gegleden - steeds dichter achter me probeerde te krijgen. Vanaf het moment dat we de troonzaal hadden betreden vertrouwde ik het zaakje niet meer, de aanwezigheid en energie van mijn ouders voelde ik zonder enige twijfel, maar zwak ; alsof ze hier niet lang geleden waren vertrokken. 'En... Ameleigh Bluebell Winter, als ik het goed heb. Wel, Ameleigh, ik heb gezien hoeveel ophef je hebt veroorzaakt. Mijn twee lievelingen zijn totaal ontdaan van hun geliefde gaven.' Knarsetandend keek ik even naar Alec en Jane, die beiden nu met blikken als onweersbuien naar Ameleigh stonden te staren, totdat ik de rode ogen van Aro opving. 'Ik zou haar graag ontmoeten, Raphaël.' Door dat ene, kleine, korte zinnetje kon ik het niet laten om de grom die uit mijn borst rolde tegen te houden, waardoor iedereen in de troonzaal verbaasd met zijn of haar ogen leek te knipperen. 'Ah,' hoor ik Aro rustig verder gaan, 'fascinerend, vampier ; wolf en mens in één lichaam.' De lijkbleke hand die hij vervolgens uitstak bekeek ik alsof het het vieste ding was, wat ik ooit had gezien ; maar in mijn gedachten wist ik dat ik geen keus had en dat ik uiteindelijk Ameleigh's hand door hem zou moeten laten lezen, al was ik benieuwd naar het resultaat door haar gave. Langzaam begin ik vooruit te lopen, waarbij ik erop let dat Ameleigh's lichaam en het mijne het contact niet verliezen, waarbij ik Aro een dreigende, woedend blik geef waardoor hij voor een kort moment verbaasd lijkt te zijn. Toch moet ik uiteindelijk lijdzaam toezien hoe Ameleigh's tengere hand verdwijnt tussen Aro's handen.
|| Ik moet vandaag van 9 tot 8 werken, misschien kan ik in de pauze even posten ofzo, maar dat weet ik niet zeker want dan moet het via mijn telefoon en dat is echt nieeeeet handig xd. ||
•