Mijn nieuwe verhaal, wie wil lezen? (:
Het is nog niet verbeterd en er moet nog een stukje bij waar de puntjes staan, maar aangezien ik nu echt niet in een schrijfbui ben en het toch even aan iemand wilde laten lezen... Niet al teveel commentaar aub, want het moet dus nog verbeterd worden
voor de duidelijkheid: het is een stand alone, het wordt geen hele story.
Verloren schelp
Een aantal uren overwerken op de uitgeverij begonnen hun tol te eisen. Sporadische blikken op de enorme stapel correctiewerk die nog op mijn bureau lag leken mijn oogleden te verzwaren, terwijl de almaar verder tikkende klok me de retorische vraag stelde of ik niet een beetje harder kon werken.
25 was ik, en ik vroeg me af wat ik hier deed. Op dit tijdstip, in dit godvergeten kantoorgebouw, rode strepen zettend door andermans intentie een schrijver te worden. Anderen gaan op mijn leeftijd uit, drinken in hartje Amsterdam de kleurloze regelmaat van hun bestaan weg, om vervolgens met een wildvreemde vrouw de liefde te bedrijven in hun auto of haar bed.
Nee, ik daarentegen deed correctiewerk.
Een zacht maar dwingend kloppen op de deur van mijn kantoor deed me opschrikken uit mijn gedachten.
“Tyler?”
Ik herkende de zware stem van mijn collega Ivan. “Ja?”
De deur ging open, en mijn laatste restje doorzettingsvermogen ebde weg toen ik het pak papier zag dat hij in zijn handen had.
“Het laatste manuscript voor vandaag. Ik hoop dat je hoofd het nog aankan?”
De kleine ruimte weerkaatste zijn bulderende lach.
Ik kreeg de kans niet om de klaagzang die zich al op mijn lippen had genesteld te beginnen.
“Ze is een talent, Tyler. Ik heb net wat zitten bladeren, en geloof me, als zij het niet gaat maken, dan gaat niemand dat.”
“Titel?” vroeg ik, mijn irritatie verbergend achter een zwakke poging interesse te tonen. Iedereen dacht hier talent te hebben, die ene speld in de hooiberg te zijn. (Het probleem was dat het hooi soms achteraf een speld bleek te zijn, en de speld het hooi.)
“Verloren schelp,” antwoordde Ivan. “Lees het zelf maar door, ik hoor het wel.” Dat wat talent moest zijn legde hij op de hoek van mijn bureau neer.
Ik wierp een blik op de zwartwitte voorkant, die erom leek te smeken van een illustratie te worden voorzien. Toen ik mijn ogen liet glijden over de titel en de auteur gingen de haartjes in mijn nek recht overeind staan. De verloren schelp, door Abbey Livingstone. Een ijskoude rilling liep over mijn rug. Mijn handen voelden klam aan.
“Gaat het? Je ziet opeens zo bleek,” merkte Ivan verbaasd op.
“J... ja, het gaat wel,” stotterde ik.
“Oke, succes ermee nog.”
Hij trok de deur achter zich dicht, en het geluid van zijn voetstappen op de gang stierf langzaam weg. Ik greep naar het manuscript. De verse inkt op het smetteloze witte papier staarde me aan. Abbey Livingstone, Abbey Livingstone, echode het in mijn hoofd. Werktuiglijk begon ik te bladeren, en liet ik mijn ogen over de opdracht vliegen.
“Opgedragen aan een parel die het zonder schelp heeft moeten redden.”
Het volgende moment bevond ik me midden in het verhaal van een gecompliceerde affaire tussen een 16-jarige leerlinge aan de Schrijversvakschool te Amsterdam, en haar 5 jaar oudere docent. Beiden bleken niet bestand tegen de kracht van het lot. (“Geen hart kan de wet van verboden liefde gehoorzamen. Dus kusten we, onszelf overgevend aan dat wat niet hoorde.”)
Met ingehouden adem las ik gedetailleerde beschrijvingen van een eerste kus, en ook het licht erotische gedeelte schuwde de schrijfster duidelijk niet. (“Hij ontvoerde Virgo. Naar ergens ver bij mij en mijn eenpersoonsbed dat we deelden vandaan, maar ik miste haar niet.”)
Conform de Wetten der Misère volgde er een ongewenste zwangerschap. (En mijn menstruatie hield ermee op. Ik testte mezelf op een zwangerschap, evenals op het vertrouwen dat ik had in zijn belofte om me te steunen. Beide uitslagen waren positief.”)
Ik volgde het verdere leven van de leerlinge, lees hoe de waarheid haar vertrouwen op een ruwe manier van de aardbodem doet verdwijnen. (Hij wilde weg, zei hij. Even weg van alles. Toen ik vroeg waarheen, en waarom, antwoordde hij ‘God mag het weten.’ Ik hoopte dat ‘God mag het weten’ niet al te ver weg was, en dat het er saai was, zodat hij snel terug zou komen.”) Maar hij kwam niet terug. De leerlinge staakte haar opleiding, was geen leerlinge meer. De aspirant-roman gaf een in literaire termen verpakte beschrijving van een klootzak, en de geboorte van haar eerste kind. (Het was een meisje. Ik noemde haar Fay. Een parel, die het moet zien te redden zonder schelp. Die schelp heeft zich laten meenemen door een vreemd soort strandjutter: zijn eigen labiele, laffe hart.)
Ik sloeg de laatste bladzijde om. Een vloeibare vorm van schuld vond zijn weg van mijn ooghoeken naar mijn wangen, en deed de inkt uitlopen. Nu pas begon ik het paradoxale van de situatie in te zien: daar zat ik dan, geld te verdienen aan het corrigeren van de fouten van anderen, terwijl ik zelf de grootste had gemaakt.
Ik was de schelp.
De volgende ochtend zat ik in de trein naar Haarlem. Waar ik het lef vandaan haalde wist ik niet. Mijn hoofd voelde zwaar, mijn ogen brandden van vermoeidheid, en het traject Amsterdam-Haarlem had er nog nooit zo naargeestig uitgezien. Boven de passerende dorpen en steden hingen dreigende grijze wolken.
Binnenin mij regende het al.
Zou ze getrouwd zijn?
Zou ze me nog herkennen?
Zou Fay mijn ogen hebben?
(...)
En daar stond ze, in de deuropening. Een rilling kroop over mijn rug.
Destijds was ze mooi, nu was ze prachtig.
Haar getinte gezicht was omlijst door een bos kastanjebruine krullen, en ze had nog altijd de kinderlijke glans in haar ogen waar ik vroeger zo gek op was geweest. Een donkerrood tuniekje legde een bescheiden accent op haar decolleté.
“Goedendag meneer, bent u...”
Ze herkent me niet meer, schoot het door me heen. Waarschijnlijk wilde ze me vragen of ik van de hartstichting of het Wereld Natuur Fonds was, maar merkte ze dat de collectebus en het verkooppraatje ontbraken. Ik schraapte mijn keel, en haalde diep adem.
“Ik ben... de verloren schelp die zijn parel komt opzoeken.”
[ bericht aangepast op 5 feb 2012 - 21:20 ]
Destiny is what you're supposed to do. Fate is what kicks you in the ass to make you do it.