• Ik ren. Ik ren door het donker. Weg! Weg moet ik hier! Er zit iets achter me aan. Wat weet ik niet. Ik hoor gehijg achter me. Dan blijft mijn voet achter een boomstronk haken. Ik struikel, en beland met een klap op de grond. Ik hap naar lucht. Het gehijg word luider en luider. Voetstappen komen dichterbij en stoppen naast me. ´Eindelijk, ik heb je gevonden,´ zegt een meisjesstem. Ik ril.
    Met veel moeite hijs ik mezelf overeind en kijk dan omhoog. Voor me staat een meisje, gekleed in een lange witte jurk, die onder het bloed zit, lange, steile, zwarte haren die voor haar gezicht hangen, haar ogen zijn felblauw en staan vol afkeer en woede. ´Dacht je nou echt dat je kon ontsnappen?´ Ze klinkt kwaad. Alsof ze boos is dat ik haar zolang heb laten wachten. Ik schud van nee. ´Natuurlijk niet gekkie.´ Dan pas zie ik het. Ik trek bleek weg van schrik. In haar rechterhand heeft ze een mes. Een mes van ongeveer 20 centimeter lang, een zwart handvat met een gouden rand eromheen. Maar het is niet het mes zelf wat me doet schrikken, het is het bloed, het vele opgedroogde bloed wat op het mes zit. Het meisje heft haar rechterarm op, klaar om toe te steken.
    Opeens spert het meisje haar ogen wijd open en stoot een afschuwelijke gil uit. Opnieuw krijg ik er rillingen van. Het meisje valt op me, het mes wat ze in haar hand had, komt net naast mijn hoofd in de grond terecht. Ik duw het meisje van me af. En dan zie ik het. Ze heeft van achteren een mes in haar gekregen. Gelijk kijk ik om me heen. Ik sper mijn ogen wijd open als ik op nog geen 20 meter van me vandaan een man zie. De man is ongeveer 1.80 meter lang en is gekleed in het zwart. Hij heeft felblauwe ogen, net als het meisje. De man komt op me af lopen. ´Kirsten toch,´ begint hij, ´Je zou haar aan mij overlaten. Ik zou haar doodmaken, jij niet.´ Ik besef dat het inmiddels dode meisje Kirsten moet heten. Dan dringt het tot me door wat de man precies heeft gezegd. ´Nee! Nee!´ Schreeuw ik uit. De man lacht. ´Jawel Sophie. Jawel, het moet' Hoe kan het dat de man weet hoe ik heet? De man heft zijn mes, en dan steekt hij toe. Ik zie het me op me af komen. Ik knijp mijn ogen dicht. ´Mama ik hou van…´ Het mes raakt me. Recht in mijn hart.
    Ik schrik wakker. Even weet ik niet meer waar ik ben. Als ik tot rust ben gekomen zie ik dat ik gewoon op mijn kamer ben. Natuurlijk, waar anders? Ik lach zachtjes. Natuurlijk ben ik niet in het bos met die vreselijke mensen. Ik ril. Sophie toch, het was maar een nachtmerrie, spreek ik mezelf streng toe. Ga maar weer slapen. Maar dat lukt niet. Ik zit nog steeds met mijn hoofd bij Kirsten. Wie was zij? Of moet ik zeggen: Wat was zij? Op een één of andere manier heb ik medelijden met haar. Het was niet zielig. Je hoeft geen medelijden met haar te hebben, ze wou je doden, zegt een stemmetje in mijn hoofd. Ja, ja, denk ik, maar het meisje was hooguit zeventien. Net zo oud als ik. Dit deed ze toch niet uit eigen bestwil? Of wel?
    Het was al de derde keer dat ik deze nachtmerrie had. Het houdt vanzelf wel weer op. Dat hoop ik, in ieder geval. Want dit keer was het heel erg. Net alsof ik er zelf bij was. Mijn wekker geeft 04:12 aan. Slapen kon ik niet meer. Wat moet ik nu doen?
    Ik besluit een nachtwandeling te maken. Misschien klinkt dit gek na mijn nachtmerrie, maar frisse lucht maakt mijn hoofd altijd weer helder. Als ik dan mijn bed weer inkruip, val ik als een blok in slaap. Ik trek mijn pyjama uit en doe kleren aan. Vervolgens fatsoeneer ik mezelf een beetje. Ik haal wat mascarastrepen onder mijn ogen weg, ik had het er kennelijk er niet goed af gedaan, en sluip dan naar beneden. Ik hoor het gesnurk van mijn vader op de gang. Mooi, ze slapen. Ik haal de voordeur van het slot en ga dan naar buiten, de frisse lucht tegemoet. De deur valt achter me dicht in het slot. Ik loop het oprit af en besluit rechtsaf te gaan, richting de weidevelden, die eindigen bij het bos, waar mijn droom zich afspeelde. Terwijl ik loop voel ik me rustig worden. Het enige wat ik hoor is mijn ademhaling, de wind en mijn voetstappen. Wacht. Ik stop.

    Het zijn niet alleen mijn voetstappen. Met een ruk draai ik me om. Niks. Ik lach zachtjes. Wie loopt er dan ook alleen in het donker? Toch begin ik terug te rennen. Op mijn aller-hardst.




    Maar ik wil er denk ik een verhaal van maken,
    het was al een eerder idee. Nu meer uitgewerkt. Ik werk het morgen wel meer bij, de titel is trouwens; this nightmare has to stop!

    xoxo

    orgineel?
    tips?

    Het gaat over een meisje dat nachtmerries heeft, en die worden dan werkelijkheid.

    xoxo

    [ bericht aangepast op 20 jan 2012 - 8:57 ]


    Wie durft te verdwalen, zal nieuwe wegen vinden!

    Ik, ik, ik, ik, ik, ik, ik. Dat is het voornaamste wat me opvalt aan de eerste zinnen waardoor ik de moeite niet neem om de hele tekst te lezen. Of jij het wil schrijven moet jij weten, maar probeer wel op je schrijfstijl te letten door niet iedere (twee) zin(nen) te beginnen met 'ik'.