Foto bij Verdwijning

Btw: de titel van het verhaal heeft net als bij Twilight eigenlijk niets met het verhaal zelf te maken :P

Ik wandelde door het grote bos. Mijn hond Spike rende druk snuffelend om mij heen.
Hij was nogal vrolijk, omdat we lang niet meer gewandeld hadden.
In tegenstelling tot ik, ik voelde mij vreselijk.
We (en daar bedoelde ik mijn ouders en ik mee) waren vorige week verhuist naar een klein, regenachtig dorpje genaamd Forks. Mijn tweeëntwintigjarige broer Mick studeerde in New York en ik had hem al een lange tijd niet gezien..
Er was werkelijk niets te doen, maar mijn ouders vonden het prachtig.

Gisteravond waren ze uit eten gegaan in Seattle. Ze zouden om tien uur terug zijn, maar zijn nooit teruggekomen.
Meneer Swan, van de plaatselijke politie is een opsporingsbevel gestart, maar ze zijn nog niet terecht. Hij had nog gemompeld dat er vorig jaar ook al van die vreemde vermissingen hadden plaatsgevonden, onder andere van ene Riley Biers, een jongen uit Seattle. Ik had nog bedacht dat die verdwijning iets te maken zou hebben met mijn ouders vermissing, maar die gedachte zetten ik al snel uit mijn hoofd. Het was immers een jaar geleden, en intussen waren er geen vermissingen opgegeven.

Het bospad begon Inmiddels al behoorlijk steil te worden. Ik floot om Spike terug te laten komen, bij de bomen vandaan waar hij zojuist naartoe gerend was.
Geen reactie. Dat was vreemd, normaal kwam hij altijd meteen. Mwah, hij rende vast achter een konijn aan of zo. "Spike!! Kom hier jochie!!'' riep ik nog een keer uit volle borst. Nog steeds niets te zien van hem.
Nu werd ik toch wel ongerust. Zou één of andere gek hem meegelokt hebben met giftige worsten of zoiets? Nee, dat kon niet , ik wist zeker dat ik hier alleen was. Ik riep hem nog een keer. Nog steeds geen Spike.
Plotseling hoorde ik een luid geritsel in de struiken. Het knerpen van zand en het geluid van takjes die gebroken werden maakte me aan het schrikken. Wat zat daar? ''Spike?'' vroeg ik voorzichtig en doodsbang. ''Ben-n-n jij dat-t-t?''
Toen kwam hij te voorschijn, luid blaffend en rennend, richting mijn fiets.
Hij moest ergens van geschrokken zijn, dus ik was nog steeds bang. Snel rende ik hem achterna en sprong op mijn fiets. In een bijna onmogelijke vaart fietste ik naar ons huisje aan de rand van het bos.

Uitgeput kwam ik thuis. Mijn lieve Duitse herder had moeite gehad om mij bij te houden, zijn tong hing uit zijn bek. Snel pakte ik zijn waterbak en vulde die met water uit de kraan. Spike dronk het luid spetterend op.
Ik liep naar de woonkamer en zette de radio aan. Het huis was zo vreselijk stil zonder mijn ouders. En als er iets was waar ik niet tegen kon waren dat wel stiltes.
Alsof de klas in stilte wacht op dat antwoord van die o-zo-moeilijke wiskundevraag en dat jij dat antwoord al helemaal niet weet. Zo irritant.

Ik beet op m'n nagels terwijl de klanken van de muziek mijn oren binnenstroomde. Spike krabde met zijn nagels tegen de voordeur. Moest hij nou alweer naar buiten? Ik negeerde het geschraap en luisterde verder naar de muziek.
De langzame melodie maakte me slaperig. Zonder dat ik het merk viel ik in slaap op de bank, met het gejank van Spike op de achtergrond.

Ik schrok wakker toen ik de natte tong van Spike over mijn neus voelde gaan. ''Spike..'' kreunde ik vermoeid. Hij blafte hard.
Ik keek op mijn horloge. Shit, het was al over vieren!
Snel sprong ik van de bank. De radio stond nog steeds aan. Hoe laat was het toen ik terug kwam van de wandeling?
Negen, tien uur? Mijn maag knorde hongerig.
Ik liep richting de koelkast, terwijl ik per ongeluk de dure vaas van mijn al lang overleden oma omverstoten. Mijn reflexen waren altijd snel, en ik ving de vaas net op tijd op. Pfff..
De koelkast was leeg. Lekker dan. Dan maar naar de supermarkt.
Spike liet ik thuis, zielig aan een paaltje vastzitten was niets voor hem.
Vlug gaf ik hem een kus op zijn kop en liep de deur uit.

Ik besloot mijn ongebruikelijke tussendoorweggetje te nemen want ik voelde bijna uitgehongerd.
Het paadje door het bos werd zo te zien alleen gebruikt door herten en zwijnen, mensen kwamen hier niet. Ik reed de heuvel af. Mijn fietsband slipte in het grind.
Hopeloos probeerde ik mijn evenwicht te bewaren, maar viel met mijn arm tegen een tak. Even bleef ik liggen, bijkomend van de schrik. Maar toen keek ik voorzichtig naar mijn arm. Gebroken, zo te zien.
Er sijpelde een druppel bloed van mijn bovenarm naar mijn pols. Als mam er nu was geweest...zij was arts op de kinderafdeling in het ziekenhuis.
Voorzichtig dep ik met mijn T-shirt het bloed weg.
Pijnscheuten schieten door mijn arm. Ik keek op van het geluid van krakende takjes. Het geknerp leek recht voor mij vandaan te komen. Precies dezelfde geluiden die ik hoorde toen ik Spike kwijt was...vreemd..
''H-h-h-al-l-lo?'' was het enige wat ik uit mijn mond kreeg. ''W-w-wie is daar?''.
Er stapte een vrouw door de struiken. Haar huid was lijkbleek en haar ogen waren felrood gekleurd.
''O, gelukkig! Ik heb mijn arm gebroken, zou ik misschien u mobieltje mogen gebruiken om naar mijn buurvrouw te bellen?'' Met behulp van een boomstam stond ik kreunend op.
Toen de vrouw mijn bebloede arm zag, werden haar ogen groot en verschoten van rood naar zwart. Toen zag ik dat ze helemaal niet zo oud was, een jaar of achttien, negentien. Ze bleef mij maar aanstaren, zonder te knipperen. Langzaam en geluidloos liep ze naar mij toe.
''Uhh, hallo?'' vroeg ik, verbaasd dat ze geen antwoord geeft.
''Je bent te jong om te sterven'' fluisterde ze met een zachte stem. Waar had ze het over? Ik lag niet op sterven, hoor!
''Ik..-''
''... ik weet wat je denkt, meisje.'' maakte ze mijn zin af.
Ik voelde me hier niet op mijn gemak met die vreemde vrouw.
Iets in mij zei dat ik keihard weg moest rennen, met of zonder fiets. Dat mens was knettergek!
Langzaam maar vastbesloten schuifelde ik naar achteren. Mijn fiets lag aan haar kant, die kon dus moeilijk als vluchtmiddel dienen.
Ze keek mij medelevend aan. ''Wees maar niet bang''.
Plotseling stond ze slechts een halve meter van mij verwijderd, terwijl ze zojuist nog minstens tien hele meters verderop stond.
Ik keek haar wantrouwend aan.
''Ik eet je heus niet op''. zei ze met haar mysterieuze stem.
Dat dacht ik ook niet. Ze was vast in veel ergere dingen in staat.
''Ik doe het veel minder pijnlijk''.
Op dat moment had ik echt de neiging om schreeuwend weg te rennen, zo snel mogelijk naar huis. ''W-w-wat?!'' stamelde ik. Ik besefte al snel dat dit niet echt moedig klonk. "Wat?!'' zei ik iets meer vastberaden.
''Als ik nu nog zo zou zijn als toen ik veranderd werd.. had ik waarschijnlijk je bloed tot de laatste druppel leeggezogen''. zei ze heel onschuldig. ''Nu verander ik je alleen maar, ik hou mij nog in. Je zou juist blij moeten zijn.''
Ik?! Blij?! Er stond een wildvreemde vrouw voor mijn neus die zei dat ze me leeg wou zuigen, en dan moest ik blij zijn?!
Plotseling verstijfde haar gezicht. Ze keek langs mij heen.
Wachtend wat er te zien zou zijn draaide ik mij om. De reactie was dat ik mij bijna doodschrok. Er stond een gigantische zwarte wolf, die je qua maat zou kunnen vergelijken met een grizzly beer.
De wolf vestigde zijn aandacht gelukkig niet op mij, maar grauwde naar haar. ''Sam! Hoe durf jij je hier in deze gedaante te vertonen? Ga weg!''
Het leek bijna alsof ze met elkaar communiceerde in gedachten, maar dat kon natuurlijk niet. De wolf wou haar iets duidelijk maken met zijn ogen.
De vrouw lachte alleen maar gemeen. Ik zag hoe de wolf op het punt stond haar te bespringen, toen ik plotseling een brandende steek in mijn pols voelde. Het leek alsof iemand vergif in mijn lichaam toe liet. Ik kon niet meer zien wat er daarna gebeurde want plotseling werd alles zwart..

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen