001

'Hey, Evy wakker worden' hoorde ik mijn vader zeggen. Ik hoorde nog hoe zijn voetstappen wegstierven. Ik zuchtte. Ik gooide mijn deken van me af en stond op.
Ik liep naar de kast en pakte trui en een spijkerbroek. Ik nam een snel een warme douche en kleedde me aan. Ik borstelde mijn natte blonde haren voor de spiegel tot ze helemaal glad en klit vrij waren.
'Hey, Evy kom nou' riep mijn vader ongeduldig. 'Anders kom je te laat.'
'Kom al' zei ik terug.
Ik wierp nog een laatste op de spiegel en ging toen naar beneden. Daar zag ik mijn vader staan in de keuken. Hij had zwart haar waar plukken grijs in zaten. Zijn bruine ogen stonden vriendelijk. Hij had een licht getinte huid. Als je keek zou je niet zeggen dat hij mijn vader was, want in plaats van zwart haar had ik goudblond haar. En in plaats van bruine ogen had ik hemelsblauwe ogen. Hij had een licht getinte huid, terwijl ik een sneeuwwitte huid had.
Ik nam snel plaats aan tafel.
Hij liep naar me toe en kuste me op me voorhoofd. Ik glimlachte.
Hij legde een bord met pannenkoeken en een glas water voor me neus. Ik begon snel te eten en propte een pannenkoek in mijn mond.
'Ik moet naar mijn werk' zei mijn vader. Hij pakte zijn koffer en deed zijn jas aan. Ik knikte. Hij zwaaide naar me en liep de deur uit.
Ik pakte de bord en legde het op de aanrecht. Ik pakte mijn tas en jas die aan de kapstok hingen. Terwijl ik het aandeed wierp ik een blik op de spiegel en verliet toen mijn huis. We woonden best afgelegen van de andere huizen. Achter ons was een groot bos.
Vroeger was ik er altijd bang voor. Ik dacht altijd aan die monsters die zich daar konden verschuilen, daarom ging er nooit naartoe. Nu ging ik er elke dag naartoe, meestal voor rust en om mijn gedachten te ordenen.
Ik liep naar school en wierp een blik naar mijn horloge. Ik had nog veel tijd. Ik hijste mijn tas over mijn schouder. Ik deed mijn oordopjes in mijn oren en begon te joggen. Dat deed elke dag om een beetje on vorm te blijven. Ik scrolde door mijn muziek en koos er één. De muziek galmde door mijn oren en liet me rustig worden. Mijn haren deed ik tijdens het rennen in een paardenstaart. Door al het rennen - en dat deed ik al een jaar - had ik een goeie conditie en dat wou ik ook zo houden.
Mijn school kwam in zicht en versnelde mijn pas. De wind verkoelde mijn gezicht. Ik deed de knopen van mijn jas open, omdat ik het warm begon te krijgen.
Bij de deur haalde ik een hand door mijn haren. Ik opende de deur.