XVI

Alice Potter

Langzaam pak ik een broodje en probeer me daar zo volledig mogelijk op te concentreren. Ik zie dat Remus me een paar keer bezorgd aankijkt, maar reageer er niet op.
‘Remus! Waar was je nou?!’ James, die na tien minuten eindelijk ontdekt heeft dat zijn vriend naast hem is komen zitten, kijkt hem verontwaardigt aan. ‘We zochten je.’
Remus schrikt van James’ plotselinge geschreeuw en verslikt zich waardoor hij begint te hoesten. Hij neemt een slok water en kijkt James verbaasd aan. ‘Hoezo dan?’
Sirius komt aan lopen en James staat ook op. ‘Kom.’
Remus kijkt hen even verbaasd aan en dan naar mij, maar ik haal mijn schouders op. Remus pakt zijn broodje en loopt achter Sirius en James de grote zaal uit.
Ik kijk ze na en zie dan dat Marinda dat ook doet, voordat ze me vragend aankijkt. Ik haal even mijn schouders op en teleurgesteld kijkt ze naar haar vriendinnen. Ik richt me op mijn broodje, maar vraag me toch af wat ze zo nodig moesten bespreken. Of eigenlijk, wat ze zo nodig moesten bespreken wat wij niet mochten horen.
Als er even later weer iemand naast me komt zitten, verwacht ik dat het een van de jongens is, maar als ik opzij kijk zie ik dat Lisa naar me glimlacht. ‘Ik wou je nog even bedanken voor vanochtend.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Geen probleem.’
Ze glimlacht nog even naar me en staat dan weer op. Ik kijk haar na en zie dan dat als ze de grote zaal uitloopt, James, Sirius en Remus weer binnenkomen, gevolgd door Peter. Snel eet ik de rest van mijn broodje op en sta op voordat ze de tafel bereikt hebben. Marinda echter gaat meteen weer rechtop zitten en kijkt naar Sirius, die grijnzend naast haar komt zitten.
Ik loop langs James, Remus en Peter snel de Grote zaal uit.