¦12¦

Ik maakte het riempje vast aan mijn enkel en ging achter een boom staan. Ik trok mijn kleren uit en maakte ze vast aan het riempje. Ik dacht met een steek in mijn hart aan het wolf-zijn en stond in een paar tellen al op vier poten. Ik heb een lichtbruine vacht met wit en grijs, zelf vond ik het wel mooi. En nu moet ik me nog bij Sam voegen en zijn plek innemen. Ik rende door het bos en vond een bekende geur. Ik had Sam dan wel nooit als wolf geroken, maar zijn mensengeur was voor mij wel bekend. Ik volgde de geur en kwam uit op een klein open stukje. Daar stond een grote zwarte wolf met voor hem een bruine wolf en een donker zilverkleurige wolf. De bruine wolf ziet me en gromt. Ik rol met mijn ogen en voeg me bij Sam. Hij draait zich om. Al mijn gedachten horen hun nu. Sam is erg groot, maar niets in vergelijking met mij. Wij ben jij? vroeg hij. Weer rolde ik met mijn ogen. Je bloedeigen zus, troetelbeer. Dacht ik. Ik hoorde de andere wolven keffen, lachen dus. Ik loop rustig naar Sam toe. Mai? Vroeg hij vol ongeloof. Heb je nog een andere zus? Kom op zeg Sam. Dacht ik. Hoelang al? Vroeg hij. Waarom denk je dat ik ben gaan studeren, ik hield het wolf-zijn niet meer vol en ben gevlucht, er was toch geen vampier meer. Vertelde ik. Hij knikte. Pas toen viel mijn grote zich op. Ik keek naar Jared en Paul. Verander terug. Beval ik. Mijn alfa stem klonk best goed. Ze konden er niet onderuitkomen en rende naar de bosjes. Pas toen hun gedachten weg waren keek ik weer naar Sam. Ik heb het al besproken met opa. Vertelde ik. Hij liet zijn kop hangen. Ik dacht terug aan het gesprek. Hij heeft gelijk Sam, ik moet je plek innemen. Hij knikte. Verander terug, ik zie je zo bij Emily. Weer knikte hij en hij rende ook naar de bosjes. Ik rende weer naar Sam’s huis en veranderde net voor dat ik in het zicht kwam.

~~{*}~~