Proloog

Ik sleep mijn hutkoffer door de trein op zoek naar een geschikte coupé. Ver hoef ik niet te lopen, de trein is nog bijna leeg. Ik kies een willekeurige coupé en doe een gevaarlijke poging mijn koffer op het rek te krijgen, tot ik besef dat ik een heks ben en met een simpel ‘Wingardium Leviosa’ mijn koffer naar het rek laat zweven. Ik plof neer op het bankje en kijk uit het raampje naar het perron, waar steeds meer mensen aankomen. Ik zie kinderen afscheid nemen van hun ouders, waarna ze enthousiast naar hun vrienden rennen. Er staat niemand voor mij, mijn moeder was vorig jaar overleden. Ik was naar Engeland gekomen om haar laatste wens te vervullen. Ze had altijd gezegd dat ik mijn vader, die ik nooit had gekend, op moest zoeken als zij er niet meer was. Toen had ze bedoeld in Azkaban, nu moest ik hem echt gaan zoeken. Hij was laatst ontsnapt uit de gevangenis.
Mijn vader is Sirius Black.