Het mooiste geschenk • Arrin
Voor Danique
Setting: Adam zit wel op Experium, maar Merrin niet.
Naar de maatstaven van zijn mentor, had hij geen enkele reden om hier terug te komen. De informatie die hij had verzameld was voldoende. Adam diende zijn gave niet te gebruiken om door het verleden te dwalen – daarvoor was het leven in een onbekende tijd veel te gevaarlijk. Informatie verzamelen, dat was zijn missie bij het tijdreizen.
Toch bleef hij maar denken aan die jongen die hij had gezien, met zijn diepblauwe ogen en ravenzwarte haar. De triestheid die van hem had afgestraald, had zijn hart in tweeën gehakt. In de landerijen rondom Athene had hij de gruwelijkste dingen gezien – dingen waarvan iedere slaaf wist dat dat hem op een dag ook zou kunnen overkomen.
Ik kan hem redden.
Eigenlijk wist Adam helemaal niet of hij dat wel kon. Hij had wel geoefend. Eerst dieren van de ene naar de ander plek transporteren. Toen Fox in dierengedaante – en uiteindelijk Fox zelf. Maar toch wist hij niet zeker of het hier, in het verleden, ook zou lukken. Maar zelfs als het misging dan was er geen man overboord; als de jongen het op de een of andere manier niet overleefde, dan kon hij dat nog wel terugdraaien.
Toch was hij gespannen. Hij wilde de jongen weghalen uit zijn slavenbestaan – maar dan wat? Hij kon hem ergens anders heen teleporteren, ver bij zijn mishandelende meester vandaan. Maar hoe kwam hij dan aan eten? Zou hij wel voor zichzelf kunnen zorgen? Adam kon zorgen dat hij voldoende eten had, maar hij kon hier ook geen dagen lang doorbrengen.
Tegen de tijd dat hij aan de rand van de landerij stond, had hij nog niet echt een plan van aanpak. De jongen was aren aan het samenbinden, gebukt in de gloeiendhete zon. Uit de starre manier waarop hij bewoog, maakte Adam op dat zijn meester hem er niet zo lang geleden flink van langs had gegeven.
Adam klemde zijn kaken op elkaar. Het onrecht dat hier nog de gewoonste zaak van de wereld was, liet woede in zijn borst opvlammen. Toch wist hij dat het nog eeuwen zou duren voor de slavernij werd afgeschaft.
Adam keek om zich heen om te zien of hij de jongen vrij kon naderen. Hij droeg een outfit die bij de aristocratie hoorde, waardoor hij kon gaan en staan waar hij wilde. Het enige waar hij voor op hoefde te passen waren bandieten, maar doordat hij ieder moment kon wegflitsen maakte hij zich daar niet druk om. Er ontstond een knoop in zijn maag terwijl hij op de jongen afliep. Zijn Oud-Grieks was niet feilloos, toch kon hij zich daar inmiddels aardig mee redden.
De slaaf keek over zijn schouder toen Adam nog een paar meter bij hem vandaan was. Hij zag de herkenning in zijn ogen – toen Adam hier onlangs onderzoek deed op dit landgoed, hadden hun blikken een paar keer gekruist.
Adam kreeg het warm toen hij oog in oog met de jongen stond. Ondanks het vuil op zijn gezicht en het zware werk dat zijn gelaat getekend had, vond Adam hem ontzettend knap. Geen wonder dat ik hem niet had kunnen vergeten.
Adam schraapte zijn keel – volgens de ongeschreven regels mocht een slaaf hem niet aanspreken, dus veel zou van hem afhangen. ‘Goedemiddag,’ zei hij met een trilling in zijn stem. ‘Mag ik je meenemen voor een wandeling? Ik… heb je meester om toestemming gevraagd.’
Tussen zijn wimpers door keek de jongen hem vluchtig aan, voor hij zijn blik weer afwendde. Pijn flitste over zijn gezicht toen hij opstond. Als ik hem meeneem naar mijn tijd, kan Fayr hem helen. De gedachte liet hem blozen. Hij kon toch niet zomaar iemand mee terug nemen? Of wel? Wat was zo’n slavenbestaan nou? Op hun campus verscholen zich meer mensen waarvan het schoolbestuur dacht dat ze er niet waren. De jongen kon daar blijven, als hij wilde. Hij zou er in elk geval goed gevoed worden en geen mishandelingen meer hoeven doorstaan.
‘Niet schrikken,’ zei Adam zacht. Er liep een opzichter hun kant op, het was beter om te gaan. Hij pakte de jongen bij beide handen vast, sloot zijn ogen en concentreerde zich op een grasveldje zo’n driehonderd meter verderop.
Het lukte, ze landden samen in het gras. De jongen staarde hem met grote ogen aan, waarna hij verdwaasd om zich heen keek. ‘Bent u… bent u door de goden gezonden?’
Adam dacht dat het wel heel stom zou zijn om meteen zijn wereldbeeld aan diggelen te slaan. ‘Ja,’ zei hij daarom en hij gaf een kneepje in zijn handen voordat hij die weer losliet. ‘Ik ben gezonden om jou te helpen. Om je weg te halen uit dat afschuwelijke slavenbestaan.’
‘Maar – maar waarom?’
Adams hartslag haperde toen de jongen hem vragend aankeek met die prachtige blauwe ogen. ‘Omdat – omdat je het verdient om gelukkig te zijn.’
De jongen bloosde – Adam deed hetzelfde. Het kostte hem een enorme wilskracht om de jongen niet in zijn armen te trekken; hij had vast al in geen jaren een knuffel van iemand gehad.
‘Ik ben Adam,’ stelde hij zich toen voor.
‘Merrin,’ zei de jongen zacht. De naam kwam onwennig over zijn lippen, alsof hij die al in geen maanden had uitgesproken.
‘Ik kan je weghalen van hier. Zou je – zou je dat willen?’ Zenuwachtig beet Adam op zijn lip. ‘Het leven zal wel heel anders zijn dan je gewend bent. Je – je hoeft niet meer te werken. Je kunt je wassen en je krijgt schone kleren, en je kan eten zo veel je wilt.’
Merrin keek vluchtig om zich heen, alsof hij nog steeds bang was dat zijn meester ieder moment met een zweep kon komen aan stampen. Toen knikte hij haastig. ‘Dat klinkt fijn.’
Adam pakte opnieuw zijn handen vast. Hij visualiseerde zijn kamer en sprong terug naar zijn eigen tijd. Samen met Merrin.
In de maand die volgde, kroop Merrin langzaam uit zijn schulp. In principe kwam hij de kamer niet uit, enkel om naar de douches te gaan, wat hij eerst maar enge apparaten vond. Hetzelfde gold voor de toilet. Adam had er stiekem om gegrinnikt.
Fayr was de eerste dag langsgekomen om zijn wonden te helen. Verder had hij weinig anderen gesproken. Hij sliep veel om op krachten te komen en veel Panthers stonden af en toe een deel van hun eten af om de jongen te kunnen voeden.
Naar buiten was hij nog niet geweest. Daar had Adam inmiddels wat op verzonnen. Hij kon niet wachten om het aan zijn nieuwe vriend te geven, maar hij had zich braaf ingehouden tot het kerstavond was.
Het was Merrins eerste kerstfeest. Adam had zich de moeite bespaard hem uit te leggen wat dat precies betekende; het ging om gezelligheid, om het samen zijn met anderen.
‘Vanavond wil ik je aan de anderen voorstellen,’ zei Adam. Hij zocht Merrins blik. Nog steeds had hij moeite om anderen aan te kijken, toch ging het iedere dag iets beter. ‘Ik weet dat je je familie bent kwijtgeraakt op de slavenmarkt. En ik… ik beloof dat ik naar je zus zal blijven zoeken tot ik haar gevonden heb. Maar tot die tijd… hoor je ook een beetje bij de Panthers. Dat is – dat is mijn familie.’
Merrin glimlachte voorzichtig – en die glimlach joeg de vlinders door Adams buik. ‘Dat klinkt fijn.’
De jongen stond op van het bureau. Daarop stond een stapel spelletjes die Adam hem de afgelopen weken geleerd had. Monopoly bleek zijn favoriet, al had het even geduurd voor hij het goed onder de knie had.
‘Vind je het spannend?’ vroeg Adam zacht. ‘Ik beloof je dat iedereen heel lief is.’
Merrin hield zijn blik ietsje langer vast dan normaal, waardoor Adam zijn buik weer voelde kriebelen. ‘Net zo lief als jij?’
Adam kreeg een kleur. ‘Ik uhm… ik denk het ja.’
Er schemerde een glimlach om Merrins lippen die het tegendeel leek te willen beweren. Adams bloed ging gelijk sneller stromen.
‘Volgens mij is er niemand zo lief als jij,’ deed Merrin er nog een schepje bovenop.
Adam trok aan de kraag van het overhemd dat hij net had aangetrokken. Hij had het opeens ontzettend warm. ‘Ik… nou jij bent ook wel speciaal voor mij,’ gaf hij toe. ‘We zijn… we zijn goede vrienden geworden toch?’
Merrin knikte met een warme glimlach.
Tijd om te gaan. Voor hij hier helemaal stond te hakkelen. Hij glimlachte terug en zwaaide de deur open. Ze liepen de gang door en gingen de trap af. Daar leek Merrin wat onrustiger te worden. Na even aarzelen, pakte Adam zijn hand vast en gaf een kneepje. Samen liepen ze de woonkamer in, waar de andere Panthers – met aanhang – al zaten te wachten. In de hoek stond een kerstboom en Fayr, Fox en Vienna hadden zich ook in de rest van de kamer uitgeleefd met de versieringen.
‘Hoi allemaal,’ zei Adam. ‘Nou uhm, dit is dus Merrin.’
Merrin kneep stevig in zijn hand.
Fox schoot als eerste naar voren toe, met een schaal kerstkransen in zijn handen. ‘En ik heb begrepen dat jij nog nooit kerstkransen op hebt. Daar móét verandering in komen.’ Hij duwde de koekjes onder Merrins neus, die Adam even kort aankeek voor hij er eentje pakte en een stuk afbeet. Zoals bij de meeste voedselwaren die hij proefde, begonnen zijn ogen te glimmen.
Er volgde een uitgebreid voorstelrondje en iemand deelde warme chocolademelk uit. Merrin en Adam persten zich in een hoekje van de bank, waarna er her en der een paar cadeautjes gegeven werden. Adam keerde zich naar zijn vriend toe en haalde een klein pakje tevoorschijn.
‘Deze is voor jou.’ Hij ging iets rechterop zitten terwijl Merrin de verpakking eraf haalde. ‘Vrienden hebben het voor me gemaakt. Of nou ja, voor jou eigenlijk.’ Hij wist niet of hij Darian en Kris nu echt vrienden kon noemen, maar voor een uitleg voldeed die beschrijving wel.
Verwonderd keek Merrin naar de ring die uit het doosje kwam. ‘Wat mooi.’
‘Nog veel mooier dan je denkt.’ Enthousiast leunde Adam naar hem toe. ‘Het is een soort magische ring. Als je hem omdoet, en je beeldt je in dat je iemand anders bent, dan verander je van gedaante. Zo kun je straks gewoon vrij rondlopen!’
Merrin keek hem aan. Er glansden tranen in zijn ogen die hem een brok in zijn keel bezorgden.
‘Probeer maar. Stel je mij maar voor.’
Zelf had hij de ring al geprobeerd – hij moest natuurlijk zeker weten dat hij werkte.
Merrin bestudeerde zijn gezicht zo uitvoerig dat Adam het warm kreeg, toen begon hij te veranderen, totdat Adams evenbeeld tegenover hem zat. ‘Ja!’ riep hij enthousiast. ‘Het is gelukt!’ Hij kwam overeind van de bank en gebaarde naar het raam, die de weerspiegeling van de kamer liet zien.
Merrin veranderde weer terug, hij straalde en gaf hem toen een knuffel. Een beetje onhandig lieten ze elkaar daarna weer los, terwijl Adam zijn hart in zijn borstkas voelde hameren.
‘Maar ik heb niets voor jou…’
‘Dat geeft niet. Je hebt me al de leukste kamergenoot gegeven die er bestaat. En – en een goede vriend. Ik… ik geniet iedere dag van je aanwezigheid hier.’
Adam voelde dat hij rood werd en sloeg zijn blik neer.
‘Oh, ik weet wat ik je kan geven.’
Toen Adam weer opkeek, twinkelden Merrins ogen. Er lag een rode zweem op zijn wangen. Daarna leunde de jongen naar voren, heel zachtjes raakten zijn lippen die van Adam.
Adam kon zich geen mooier kerstgeschenk indenken.
Reageer (7)
God, wat zijn ze ook afschuwelijk cheesy
give it to me now, ehehehe 1 jaar geleden
Nawww🥰🥰 1 jaar geleden