Weg
“Dit kan zo niet langer.” Verschrikt kijk ik op naar de leraar die met een klap mijn toets blaadje op tafel legt. Mijn lege toets blaadje wel te verstaan. “Je zit in het eindexamen jaar, waarom in hemelsnaam is je blaadje leeg?” wil hij weten en nerveus haal ik mijn schouders op, toch wel een beetje geschrokken door de harde klank in zijn stem. “ik wist ze niet” antwoord ik naar alle eerlijkheid, in de vijf jaar dat ik hier op school zit heb ik nauwelijks serieus geleerd of überhaupt maar iets gedaan, maar wonder boven wonder heb ik toch weer ieder jaar gehaald. “Je wist ze niet? Juliette Peters, dit is basisstof, letterlijk een toets uit de eerste, en jij wil mij vertellen dat je hier de antwoorden niet op wist?” Weer haal ik mijn schouders op en hum instemmend op zijn vraag. Dit lijkt de oude man alleen maar woedend te maken. “je mag nablijven, en dat mag je blijven doen tot je eindelijk de ernst van deze situatie inschat” Mijn mond valt open van verontwaardiging. “Ik mag wat?!” roep ik nu ook boos, als we de aandacht van de klas nog niet hebben, heb ik die nu wel. “Ik zie de ernst er heus wel van in! Ik haal het toch wel! Dit kunt u niet maken!” Maar Meneer Janssen draait zich al weer om en loopt terug naar zijn bureau. “Ik zie je hier direct na je laatste les en als je het vandaag niet inziet beginnen we morgen om zeven uur gewoon opnieuw, ik zal je ouders voor je mailen dat het een tijdje kan duren tot je vandaag thuis bent” Ik grijp mijn boeken van tafel en smijt ze in mijn tas, “doe geen moeite” mompel ik nog voor ik de deur met een klap achter me dicht sla waarvan de muren trillen. Woedend been ik naar de aula waar ik me op een bankje laat zakken en mijn telefoon pak.
Eendenhater: Dit kan hij toch niet maken!
App ik woedend naar mijn beste vriendin en al snel krijg ik een appje terug.
Vuilnisbak: Blijkbaar wel, hij is echt pist btw, we mogen geen woord zeggen anders worden we er ook uitgestuurd. Dus ik spreek je na de les wel!
Ik scrol een beetje door mijn foto’s tot de bel gaat en Fleur naast me komt zitten. “Ik haat hem” snuif ik chagrijnig terwijl ze de Mentos uit haar tas pakt “hier, als troost” ze geeft me de oranje Mentos, zodat zij bij de roze en gele kan. Een verdeling die we al jaren handhaven en gerustgesteld stop ik het kleine snoepje in mijn mond. “Ik snap gewoon niet wat ik moet inzien! Ik weet toch dat ik al in het eindexamen jaar zit, ik ben niet achterlijk.” Het blijft verdacht stil naast me en ik sla tegen het achterhoofd van Fleur “stom kind” mompel ik, ze grijnst en gaat weer opzoek naar een roze Mentos. “Misschien als je een keer een voldoende zou halen…” oppert ze en ik zucht, “ik heb het op deze manier toch altijd gered, waarom zou het nu dan niet werken?” ze klopt me bemoedigend op mijn schouders. “Dit is het eindexamen Juul” “Aargh! Begin jij nou ook al?!” ik gooi mijn handen geërgerd in de lucht. “eindexaaaamen” langzaam staat Fleur op. “eindexamen” fluistert ze nog snel en onheilspellend voor ze wegloopt en het rondspattende water moet ontwijken als ik mijn flesje achter haar aangooi. “Corvee!” wordt er geroepen en ik laat mijn hoofd met een bonk op tafel vallen.
Die middag loop ik na mijn corvee door de saaie grijze gangen van het gebouw. Als je nog niet depressief was wordt je het van dit beeld anders wel. Er hangt hier geen enkele foto of schilderij en alles wat leerlingen erop schrijven wordt er onmiddellijk weer afgehaald, hoewel er een groot aantal streepjes opstaan van een leerling die de dagen bijhoud, typerend dat ze dat dan net weer laten staan. Voor het lokaal van Diederik Janssen, mijn geschiedenis leraar blijf ik bedenkend staan. Als ik nou gewoon na een halfuur zeg dat ik snap wat hij bedoeld ben ik daar ook mooi vanaf. Vol goede moed klop ik aan op de deur en loop naar binnen. Blijkbaar hebben meer klasgenoten tegen zijn haren ingestreken, want zeker een kwart van mijn klas zit hier. Ik zwaai kort naar ze en richt dan mijn blik op Meneer Janssen. Zonder op te kijken van zijn computer gebaard hij naar het tafeltje recht voor zijn bureau en ik trek een raar gezicht, tuurlijk mag ik niet ergens achterin zitten. “telefoon” zegt hij als ik zit en ik haal het apparaatje uit mijn broekzak.
Vuilnisbak: Gecondoleerd alvast!
Staat er op het scherm en ik ontgrendel mijn telefoon om te antwoorden.
Eendenhater: Ik wordt nu ontkoppeld van mijn geliefde vriend….Henk de telefoon. Tot over een halfuurtje hoop ik
Ik zet mijn telefoon voor de veiligheid uit voor ik het overhandig aan de leraar. Die hem zwijgend overneemt en voor zich neerlegt. “Wat moet ik nu doen?” vraag ik en hij kijkt even op van zijn scherm “nadenken” zegt hij serieus en ik trek mijn wenkbrauwen verbaasd op. “dat is het?”
“probeer het eerst maar eens voor je een oordeel velt”
“autsj” wordt er achter me gemompeld en boos duw ik de tafel van die persoon naar achter waardoor de rand in zijn buik duwt. Daarna heeft hij niks meer te zeggen en verveeld staar ik naar de klok boven de deur.
Nog zevenentwintig minuten en 18 seconden voor ik hopelijk weer vrij ben.
Mijn blik verschuift naar mijn telefoon en ik vraag me af of Fleur al heeft geantwoord, ik ken haar nu al bijna tien jaar en ik kan haar antwoord zelf eigenlijk al raden. Waarschijnlijk zou ze iets zeggen over een moeilijke tijd en me allemaal tips geven om niet te denken aan het verlies, dat of ze zou een spraakbericht sturen waarin ze met de meest rare stem “examens” zou fluisteren. Onwillekeurig begin ik te grijnzen en kijk weer terug naar de klok.
Vijfentwintig minuten en negenenvijftig seconden.
Het is een simpele witte klok met zwarte wijzers die je als het absoluut stil is kunt horen tikken. Ik dommel een beetje weg bij het geluid, het klinkt als het geluid van de regen op het dak van mijn zelfgemaakte boomhut. De enige plek waar ik me thuis voelde, ook al droop de regen door het slecht getimmerde dak en verkleumde de wind die door de kieren kwam me tot op het bot, het was simpelweg de enige plek waar ik me veilig voelde en nu is die ook weg. Verdwenen in het verleden en verborgen in mijn herinneringen.
Nog eenentwintig minuten en tien seconden.
Uit verveling ga ik de bakstenen tellen maar na tien kan ik die kleine achterbakse dingen opnieuw gaan tellen, omdat ik de tel kwijt was. Zevenenveertig en een halve op de bovenste regel, het doet me denken aan de keer dat mijn broer me leerde tellen. Drieënvijftig op die daaronder, ik probeer hardnekkig door te tellen, maar de muur wordt langzaam een grote waas. Snel knipper ik een paar keer met mijn ogen en controleer of de leraar iets gemerkt heeft wat gelukkig niet het geval is.
Vijftien minuten en tweeëndertig seconden.
Om de tijd te dooien ga ik mijn lievelingsliedjes zingen in de hoop dat het werkt, alleen de vrolijke kies ik uit, liedjes met herinneringen die niks te maken hebben met tóen. Eindelijk heb ik iets gevonden wat werkt, de uitdaging om de goede tekst te zingen laat me niet meer denken aan de tijd en als ik uiteindelijk op de klok kijk verschijnt er een kleine glimlach.
Drie minuten en twee seconden.
Ik tel de minuten langzaam af tot er precies een minuut voorbij is en schraap dan mijn keel om de aandacht van Meneer Janssen te trekken die vragend opkijkt van zijn werk. “Ik denk dat ik het doorheb, mag ik gaan?” vraag ik hoopvol en wacht op zijn antwoord. “en wat heb je precies door?” ik rol met mijn ogen. “Hoe belangrijk dit jaar is” zeg ik met een uitgestreken gezicht. “door de examens enzo.” Teleurgesteld schud hij zijn hoofd. “examens enzo, je bent er nog lang niet meisje” zegt hij bijna met medelijden. Ik zucht en laat mijn hoofd op mijn handen rusten terwijl ik verder ga met liedjes zingen in mijn hoofd, na nog een half uur mogen de rest van de nablijvers weg en verlangend kijk ik ze na als ze deze gevangenis de rug toekeren en richting vrijheid lopen.
Vijfenveertig minuten na mijn laatste poging geef ik het op en met een kreet van frustratie laat ik me achterover zakken in de oncomfortabele stoel. “meneer, dit kan zo niet, door de stoel krijg ik last van mijn rug en moet ik naar de fysio wat u mag gaan betalen.” Snauw ik verwijtend en hij kijkt op van zijn scherm. “dan moet je je houding verbeteren, misschien werkt dat” Mokkend blijf ik onderuit gezakt zitten. “ik snap het nut hiervan gewoon niet.” Meneer Janssen slaat zijn klapper dicht en richt nu zijn volledige aandacht op mij. “Het verbeteren van je houding niet?” ik wil protesteren maar hij praat gewoon verder “Dat is heel simpel, er zijn twee dingen die je moet doen, je verbeterd je houding door rechtop te gaan zitten en door je een keer fatsoenlijk te gedragen.” Ik schiet overeind, “u zegt dat ik me niet goed gedraag? Dat pik ik niet!” Ik heb de deur al half open voor zijn kalme stem me tegenhoud. “Als je nu die deur uitloopt bel ik je ouders op en hoef je hier niet meer te komen.” Twijfelend blijf ik daar staan met de klink in mijn hand, mijn knokkels wit van de stevige grip waarmee ik het ijzeren voorwerp vasthoud. “u kunt ze toch niet bereiken” mompel ik zachtjes terwijl ik de deur met een zachte klik weer dichtmaak, de enige uitgang richting mijn vrijheid weer langzaam loslatend. “excuseer?” vraagt hij met de bedoeling dat ik het zinnetje herhaal maar ik houd mijn mond dicht terwijl ik weer ga zitten. Ik voel zijn blik op me branden, maar ik blijf strak naar het oppervlak van mijn tafel kijken. Naar de lijnen die in het tafelblad gekrast zijn en de half uitgeveegde gesprekken met pen. School sucks is er met hoekige letters ingekrast. You suck! Is het antwoord eronder. You suck! Je bent nutteloos! Wat moeten we met jou! Galmt het door mijn hoofd en gehaast maak ik mijn vinger nat en veeg de woorden weg, wis ze van de tafel tot er niks anders te zien is dan een vage blauwe veeg, een herinnering van wat er ooit gestaan heeft, een litteken. “Juliette?” hoor ik Meneer Janssen zachtjes vragen terwijl ik de blauwe vlek geconcentreerd probeer weg te vegen, maar hoe hard ik ook poets, het gaat niet weg. “Juliette, waarom kan ik je ouders niet bereiken? Waar zijn ze dan?” Zijn woorden dringen tot me door, herhalen zich steeds opnieuw en opnieuw. “waar zijn papa en mama dan Julian?” zegt het kleine meisje tegen haar broer, maar hij reageert niet en snuift het witte lijntje op van de tafel. “Juuls?” vraagt ze nog een keer “waar zijn papa en mama” Als hij nog niet reageert schreeuwt ze boos zijn naam en stampt op de grond “Waar zijn papa en mama?!” nu heeft ze wel zijn aandacht, ze kijkt in zijn verwijde pupillen en de kille blauwe ogen. “Weg” mompelt hij.
De tranen hopen zich op in mijn ogen terwijl ik het antwoord van mijn broer herhaal. “weg” Het blijft even stil terwijl Meneer Janssen over mijn antwoord nadenkt. Alsof hij mijn tranen niet doorheeft gaat hij door. “waarheen?” ik weiger te antwoorden maar hij vraagt door. “Juliette ik vroeg je iets, waarheen?” Met een ruk kijk ik hem aan “Ik weet het niet oké?! Ze zijn gewoon weg” ondanks mijn tirade blijft hij rustig. “waarom?” is zijn volgende vraag. “weg? Waarom Juuls? Zijn ze boodschappen doen?” Julian trekt het meisje naast zich. “ze komen niet terug” De donkere ogen van het meisje worden groot en vullen zich met tranen. “waarom niet?” fluistert ze geschokt. Haar broer speelt afwezig met de plukjes van haar haren om haar te kalmeren, iets wat hij al doet sinds ze een baby was. “Omdat ze ons niet willen Jetje” mompelt hij zachtjes, zelf zal hij niet herinneren dat hij dit tegen zijn zusje heeft gezegd, maar zij hoort hem, ze hoort de woorden en zal ze nooit vergeten, ze zullen voor altijd in haar hart gekerfd blijven. “ze willen ons niet”
De tranen hebben hun max bereikt en langzaam zoeken ze hun weg naar beneden, over mijn wangen waar ze blijven hangen aan mijn kin om kapot te vallen op tafel. “ze willen ons niet” fluister ik nog een keer. “Mij en mijn broer, ze willen ons niet, ze hebben ons alleen gelaten, ze hebben hem vermoord.” Geschokt kijk Meneer Janssen me aan. “ze hebben wat?” vraagt hij en met betraande ogen kijk ik op. “Doordat zij weggingen ging hij aan de drugs” zijn ingevallen gezicht en rode ogen flitsen langs me op. “ik vond hem” fluister ik zachtjes, “ik vond hem, voor de deur” De tranen druppelen niet langer maar stromen als kleine riviertjes. “het is hun schuld!” roep ik dan, zo hard dat Meneer Janssen ervan schrikt. Ik adem gehaast en probeer mezelf te kalmeren, steeds opnieuw wikkel ik de plukjes haar rond mijn vingers en laat ze weer los. “bij wie woonde jullie toen?” Meneer Janssen is weer bijgekomen en praat kalm verder, “wie zorgde er voor jullie?” Draai, vasthouden, los. Nieuw plukje, draai, vasthouden, los. “Onze tante”
“Juliette, waarom gingen je ouders weg?” vraagt hij nogmaals en ik grijp het plukje midden in de draai vast en kijk hem met grote ogen aan. “Hadden jullie het slecht?” ik haal mijn schouders op. “ik weet het niet” hij kijkt me strak aan en ik probeer terug te denken, hadden we het slecht? Waren we arm? De herinneringen die ik jaren heb onderdrukt schieten voorbij, beelden van thuis, school, mijn broer, zelfs mijn ouders komen langs. En als antwoord knik ik instemmend, ze hadden geen diploma, geen werk. “ik snap het” fluister ik. “ik snap het” Meneer Janssen rijkt me langzaam een tissue aan. “wat snap je Juliette?” Ik veeg mijn ogen af aan het doekje en haal mijn neus op. “ik moet slagen, om niet zoals zij te worden”
Zo mocht ik twee uur na mijn verwachtte tijd gaan, naar huis, maar het nadenken is niet gestopt. Ik denk na over wie ik wil worden, maar voornamelijk wie ik absoluut niet wil zijn.
Er zijn nog geen reacties.