Een ultiem offer
Primula dacht dat er geen mooiere dag zou zijn dan de geboorte van haar zoon. Nachtenlang beminden zij en haar liefste Drogo elkaar tot het ochtendgloren, zoete woorden fluisterend en zo intiem als alleen een man en vrouw samen konden worden. Het kind dat daaruit geboren werd, was de bezegeling van hun liefde, hun toekomst, hun vreugde.
Maar het kind schonk Primula geen vreugde.
Toen het haar schoot verliet, kwam er iets donkers voor terug. Iets wat door haar aderen sloop, haar hart liet krimpen en haar hoofd vulde met angstwekkende beelden. En de nachtmerries… de nachtmerries waren vreselijk. Bloedstollend, angstaanjagend, ijzingwekkend. Iedere nacht werd Primula klam van het zweet wakker, haar borst zwoegend, haar ogen plakkend van de tranen.
Dan was ze het geschrei van haar kleine baby dankbaar, want hij was het die de verschrikkelijke beelden verjoeg door zijn nooit te stillen honger naar haar borst.
Het was een vlammend oog wat zich in de duisternis aan haar toonde, een niets ontziend, kwaadaardig oog dat naar haar siste en fluisterde in de donkerste taal die er bestond. En er waren paarden, gitzwart met bloedrode ogen, met onaardse ruiters die uit schaduwen bestonden en rijp over de grond lieten kruipen, overal waar zij gingen.
Jarenlang teisterden beelden als deze haar. Primula hield het voor zich, bang voor de reacties van anderen. Wat zouden ze wel niet van haar denken? De gruwel die haar plaagde had geen plaats in hun warme hobbitgemeenschap, waar haardvuren immer knetterden en maaltijden af en aan bereid werden. Waar jonge geliefden dansten en kleine kinderen de gebakjes van tafel stalen, en met hun door chocola besmeurde snoeten beweerden dat ze niets gepikt hadden.
En dus zweeg Primula, zonderde zich af in groene weiden en staarde naar de hemel, hopend dat iemand haar een verklaring kon geven voor de duisternis die in haar zat, die haar gemoed vergiftigde en al de vreugde in haar deed doven.
Het was op een van deze dagen dat een witte flits de omgeving vulde. Primula zakte in elkaar, sloot de ogen en honderden beelden schoten voorbij. Ze zag een strijd, een ring, twee hobbits die door de woestenij strompelden, een misschepsel dat op handen en voeten achter hen aan kroop. Elfenliederen klonken om haar heen, treurig en vergezeld van prachtige maar droevige gezichten, met een licht in hun ogen dat langzaam doofde. En ze zag een hobbithol, waar Bilbo zat, een van de verre neven van haar man. Hij zat voor zijn haard in een schommelstoel en verhaalde over zijn belevenissen tegen de kleine Frodo, die daar nooit genoeg van kreeg. Een glimlach tekende zijn onschuldige gezicht en zijn ogen schitterden, terwijl hij verrukt in zijn handjes klapte.
Precies dat was het beeld dat Primula bijbleef toen ze weer rechtop ging zitten. Ze wreef in haar vochtige ogen. Plotseling had ze het koud. Een kil windje dwarrelde om haar heen, en op het moment dat er een rilling door haar heen ging werd de wind warm en klonk er een fluisterende stem.
Frodo heeft een bijzondere lotsbestemming. Het voortbestaan van de wereld zoals je die nu kent, zal daarvan afhangen. Maar jouw lot is niet langer met dat van hem vervlochten. Je man en jij moeten een ander pad volgen, ver hier vandaan.
De woorden herhaalden en herhaalden zich, uur na uur, dag na dag, jaar na jaar. Ze zaten verscholen in iedere gedachte die door haar hoofd spookte, in elke ademtocht die ze uitblies, in elke blik die ze van haar opgroeiende zoon opving.
Drogo had van zijn vrouw gehouden, meer van wat ook in Midden Aarde. Maar ergens in het verstrijken van de tijd was hij haar kwijtgeraakt. Ze was nog maar een schim van de vrouw die ze geweest was, en de hoop dat ze ooit nog haar levensvreugde zou terugvinden, was al meer dan eens vervlogen.
Maar nooit voorgoed. Altijd was daar dat sprankje hoop dat er nog iets resteerde van de vrouw die hij zo lief had gehad, maar die gaandeweg in een vreemdeling veranderd was. Het was een van die hoopvolle dagen dat ze plotseling zijn hand vastgreep. Een zeldzame glans lag in haar bruine ogen, en direct vulde zijn hart zich weer met liefde voor haar.
‘Laten we samen een boottocht maken,’ zei ze, een kus op zijn wang drukkend. ‘Jij en ik, net als vroeger.’
Aarzelend wierp Drogo een blik naar buiten. Het avondeten was al achter de rug, het zou weldra donker worden. ‘Nu?’
‘Natuurlijk, mijn liefste. Wat kan ons gebeuren op de Brandywine? Toch zeker niets?’ Ze lachte – voor het eerst in jaren, leek het wel.
Drogo gaf een kneepje in haar hand. Hij wilde niets liever dan samen tijd met haar doorbrengen. Misschien dat de brokstukken van hun huwelijk nog gelijmd konden worden. En zo niet – misschien kon hij dan eindelijk achterhalen wat haar zo veranderd had.
Een nicht van Primula bood aan om op Frodo te passen en hand in hand wandelden Drogo en Primula naar de rivier toe en stapten daar in een bootje. Drogo voelde zich opgetogen, blij met deze plotse omslag van zijn vrouw. Terwijl hij naar het midden van de rivier roeide, vertelde hij over het feest dat zijn achter-achter-achterneef over drie dagen zou vieren en de taarten die hij voor die gelegenheid wilde gaan bakken.
Hoe verder ze voeren, hoe stiller Primula werd. Een naar gevoel vlamde op in zijn borst en het ademhalen werd moeilijker. Was het zijn schuld? Deed hij iets verkeerd? Hij liet de roeispanen los en keek zijn vrouw aan.
‘Wat is het toch mijn liefste, wat jouw gemoed zo bezwaart?’
Ze boog voorover en sloeg haar handen voor haar fijne gezichtje. ‘Het is onze zoon, Drogo.’ Ze begon te snikken.
Drogo begreep er niets van. Wat was er met hun zoon? Frodo was een goede jongen, hij deed geen vlieg kwaad. Waarom zou ze zich daar zorgen over maken?
‘Stil maar, meisje.’ Wankelend stond hij op. Hij wilde naast haar gaan zitten om haar te troosten, maar plotseling stond ze op en gaf hem een duw. Drogo sloeg overboord. Plotseling was er overal water om hem heen. Hij sloeg om zich heen, probeerde zich ergens aan vast te grijpen. Zijn graaiende vingers vonden iets nats en zachts, en hij zette zich af. Het was zijn vrouw. Ze sloeg haar armen om hem heen.
‘Het spijt me, lieve Drogo,’ fluisterde ze, huilend. ‘Maar er is geen plaats voor ons in Frodo’s verhaal. Het is een ander die hem de weg door het leven zal wijzen. Als wij in zijn leven blijven… dan zal hij nooit de man worden die hij voorbestemd is te zijn.’
Primula’s omhelzing was verstikkend. Door haar extra gewicht verdwenen ze al snel onder water, en geen van hen kon zwemmen. Steeds dieper zonken ze. Drogo spartelde en vocht om boven te komen, maar de armen van zijn vrouw om hem heen waren als een onbreekbare keten en de duisternis die hen omringde werd steeds donkerder, steeds dikker, steeds definitiever.
Reageer (2)
OhMyGod
Dit is echt hartverscheurend :c
6 jaar geleden
Wooow, ik had kippenvel! Wat is dit goed geschreven!
6 jaar geleden