Het meisje in Peer
Woord: Peer
Het meisje in Peer
Als ik dit stukje tekst zou moeten omschrijven in één woord, zou ik gaan voor ‘dagboekfragment’, al is het dat niet helemaal. Het is een uiting van mijn gevoelens, maar minder intiem en tegelijkertijd toch minder oppervlakkig dan een dagboekfragment zou horen te zijn. Het is iets anders. Ik ga mijn eigen verhaal vertellen in plaats van het verhaal van een vreemde en stiekem maakt dat me een beetje zenuwachtig; ik ben het hoofdpersonage in mijn eigen verhaal.
Laten we heel simpel beginnen: ik ben Romi (achternaam ga ik niet op het internet zwieren) en ik ben een achttienjarige jongvolwassene (God, wat voel ik me oud) die is opgegroeid in een klein stadje waar echt absoluut niets te beleven valt, namelijk Peer. Het leven in Peer lijkt altijd heel erg gewoontjes, er lijken nooit spectaculaire dingen te gebeuren, al komt dat misschien doordat mijn eigen leven niet zo spannend is. En als het wel spannend is, dan is dat meestal niet in Peer zelf. Maar laten we vooral niet afdwalen over het boerendorpje Peer en de vraag hoe het in godsnaam mogelijk is geweest dat Peer de titel ‘stad’ heeft verworven (nadat hij hem ook nog eens kwijt was gespeeld zelfs).
De laatste tijd wilde ik die saaiheid van Peer, die me steeds opnieuw verzwolg in een kolk van slaapwekkende routine, verbreken door iets ‘speciaals’ te doen, namelijk slagen voor mijn ingangsexamen geneeskunde. Misschien is het niet echt speciaal, maar zo voelde het wel. Het voelde alsof ik het niet zou kunnen halen, mede doordat ik al eens eerder had ervaren dat – hoe graag je iets ook wilde bereiken – sommige dingen gewoon onmogelijk waren. Het maakte me bang, het vooruitzicht dat ik gewoon kon falen, terwijl ik alles had gedaan wat in mijn macht lag.
Daarbovenop lag er ook nog eens een hele druk op mijn schouders. ‘Je kunt het wel’ was een uitspraak die ik heel vaak gehoord heb voordat ik vertrok naar Brussel en het zat me dwars dat iedereen geloofde dat ik het kon, gewoon omdat ik Romi was. Het was alsof niemand zelfs maar in vraag stelde dat ik zou slagen en dat verhoogde mijn angstgevoelens zelfs nog iets meer. Wat als ik opnieuw faalde? Wat als ik iedereen teleurstelde? Op een moment was ik zelfs banger om alle andere teleur te stellen dan om mezelf teleur te stellen.
Daarbij moesten we ook nog eens tellen dat alles op me afkwam als een wilde tornado: ik had het gevoel dat ik geplet werd onder de verwachtingen van de buitenwereld. Ik moest mijn ingangsexamen halen, ik moest mijn rijbewijs halen, ik moest vakantiewerk gaan doen, ik moest sociaal wezen, ik moest schrijven (al is dat eerder een verplichting die ik mezelf heb opgelegd)… Het werd allemaal zoveel dat ik op een gegeven moment dacht dat ik in alles zou falen, dat ik niet gefocust zou zijn op wat belangrijk was en dat ik verloren zou raken in een web van details die er niet toe deden – een uitzichtloze put, maar niet helemaal.
Nu ik terugblik op alles, ben ik waarschijnlijk best wel een dramaqueen, die last had van een overdosis hormonen en heel wat stress. De week die voor het ingangsexamen vooraf ging, is een grote vage vlek: ik herinner me niet meer dan mijn bureau en die ellendige stapel papieren en cursussen, die ik nog een week heb laten liggen. Het ingangexamen zelf lijkt, nu ik erop terugblik, zo kort te zijn geweest. Het was alles waar ik naar had toegewerkt en om even echt als de grootste nerd op aarde te klinken; eigenlijk vond ik het wel leuk om al die vragen in te vullen – om een groot deel van de vragen te weten, te kunnen oplossen.
Waarschijnlijk ga ik me later niet veel meer herinneren van die helse week voor het ingangsexamen, of van het ingangsexamen zelf. Het enige wat me zal bijblijven, is dat moment waarop ik las ‘Je bent geslaagd…’, het moment waarop ik gilde, het moment waarop ik mijn mama knuffelde terwijl ze vroeg of ik nu al dan niet geslaagd was en het moment waarop ik in tranen uitbarstte van geluk. Het was het moment waarop ik besefte dat er niet altijd, maar toch heel vaak een weg is voor degene met een sterke wil, voor degene die de weg durft te zien, degene die het lef heeft een nieuwe weg aan te leggen.
Nu, ik weet niet wat de toekomst zal brengen en ik weet niet of geneeskunde later toch niets voor mij blijkt te zijn, maar dat doet er niet toe. Wat ertoe doet, is dat ik voor het eerst in mijn leven iets heb bereikt waarvoor ik echt heb moeten knokken – en dat is gewoon het zaligste gevoel wat er bestaat.
Er zijn nog geen reacties.