Foto bij Opdracht 1 inzending 6

Als jullie niet weten waar de foto hierboven vandaan komt,

SCHAAM JE!

Did you get my text?


Well, you didn't text me back!

#STARKID

Lucy Linger, 15 jaar, District 11

Ik word wakker van hard gegil. Het klinkt alsof de persoon die zo gilt pijn heeft. Of dat die persoon heel erg boos of verdrietig is. Ik druk mijn handen tegen mijn oren om het geluid buiten te sluiten. Maar dat lukt niet. Het geluid gaat onverminderd door. Dan pas besef ik dat ik het zelf ben. Badend in het zweet lig ik in mijn bed. Mijn ogen wijd open. Jason komt de kamer in gestormd, zijn eigen pijn negerend, en kijkt wild om zich heen. Als hij ziet dat er niets aan de hand is zucht hij opgelucht. Bezorgd kijkt hij me aan.
‘Ella?’ Ik voel de tranen opwellen in mijn keel. Zachtjes knik ik. Ik had die droom weer gehad. Elke keer weer, en vanuit duizend andere oogpunten zie ik mijn zusje sterven. Wat ik ook doe, het helpt niet. Ik kom niet dichtbij genoeg om haar te redden. Elke keer weer zie ik haar doodgaan, en word ik gillend wakker dat ze moet bukken. Maar het helpt niet. Ze bukt niet. Het zwarte mes dringt tot diep in haar rug door. En ik kan haar niet helpen. Ik zie wat er gebeurt maar ik heb geen lichaam. Haar blauwe ogen kijken smekend naar me op, maar ik sta als bevroren op mijn plek. Ik zie haar borst schokkerig op en neer gaan, en dan stoppen. Het laatste leven stroomt dan uit haar gebroken lichaam. En dan word ik wakker. Altijd.
De tranen stromen over mijn wangen en ik ben niet in staat om iets te zeggen. Jason komt naast me zitten en slaat zijn armen om me heen. Zachtjes wiegt hij me heen en weer terwijl hij sussende geluiden maakt. Ik leg mijn hoofd tegen zijn borst en mijn tranen vallen op zijn kleurloze shirt. Zijn ene arm houdt hij stevig om me heen geslagen, de ander aait over mijn haar. Zoals elke keer dat ik de droom weer eens heb. Over Ella.
Ella was mijn jongere zusje. Ik hield van haar als geen ander. Toen mijn vader stierf, ging ieder anders met zijn verdriet om. Mijn moeder stortte in. Hij was het enige wat haar nog omhoog had gehouden. De vrolijke blos die ze altijd op haar wangen had, was nu verdwenen. Haar eens zo hoopvolle ogen werden dof.
Jason ging er weer anders mee om. Hij werd roekeloos. Hij werd brutaal tegen de vredebewakers en dacht niet meer na over wat hij deed of zei. En daar moest hij een hoge prijs voor betalen. Wat er precies was gebeurd wist ik niet, maar op een zonnige zaterdagmiddag in april kwam hij zwaargewond thuis. Mijn moeder haalde zo snel mogelijk Anna op, een vrouw die in betere kringen een uitstekende dokter zou zijn geweest. Anna deed wat ze kon, maar het was te laat. Jason leefde nog, maar was getekend voor het leven. Die avond was het doodstil geweest. Mijn moeder zat in een hoekje voor zich uit te staren, mijn zusje zat met een bedremmeld gezicht naast het kleine tafeltje. Mijn grote sterke broer was mank en zou voor altijd krom moeten lopen.
In de tijd daarna zocht mijn zusje veel contact. Mijn moeder liet niemand in haar buurt komen, mijn broer was nog herstellende. Toen kwam ze naar mij. Alles deed ik met haar samen en we kregen een sterke, nauwe band. Ik leerde mijn zusje van negen jaar hoe ze moest schoonmaken en hoe ze eten moest maken uit het schamele beetje wat ik bij elkaar wist te krijgen.
Ik verwerkte mijn verdriet door afzondering. Ik werkte harder dan ooit in de boomgaarden, en deed alles voor een beetje eten. Ik deed wat ik kon, maar het was niet genoeg. En ik wist het. Maar er was niets wat ik daaraan kon doen. En toen veranderde Stefan alles.
Stefan is de zoon van de burgemeester en ontzettend populair. Ik was klaar in de boomgaard en was op weg naar huis toen hij me een donker steegje introk. Op gehaaste fluistertoon veranderde hij mijn hele wereld. Hij gaf me een kans op leven.
‘Dinsdagavond, om middernacht in het bos. Zorg dat je niet gevolgd of gezien wordt. Daar waar de bosrand begint, ongeveer tien stappen tot de grote beuk. Wacht daar op me.’ En weg was hij. Ik had mijn twijfels gehad, maar wat had ik te verliezen. Ik ging. En hij leerde me alles. Hoe ik ongezien ergens kon komen, en hoe ik ergens weer weg kwam. Hij leerde me jagen en strikken zetten. Hij wees me welke planten eetbaar waren en welke niet. En hij leerde me rennen. Sneller dan de wind, zachter dan een schaduw. Ik begon het leuk te vinden, en keek uit naar onze ontmoetingen. Steeds vaker ging ik ook alleen het bos in en was succesvol. Hoewel mijn strikken altijd goed vol zaten, en ik genoeg te eten vond, was het met Stefan toch leuker. Na een tijdje werden we meer dan alleen maar jager en leerling. We werden vrienden. Beste vrienden.
Maar toen ging het mis. Stefan werd betrapt en werd hard gestraft. Wat hij had verteld wist ik niet, maar hij had met geen woord over mij gerept. De beveiliging rond het hek werd scherper en het werd steeds gevaarlijker om het bos in te gaan. Maar ik werd niet gehaald.
Stefan zag ik daarna alleen nog maar uit de verte. Ik beperkte mijn jachtpogingen tot uiterste noodgevallen. En deed wat ik moest doen. Overleven.

De hoge stem van Celese Prongs schalt over het dorpsplein.
'Welkom! Welkom allemaal bij de boete van de zevenenvijftigste hongerspelen! Moge de kansen ímmer in je voordeel zijn!' Ze lacht haar parelwitte tanden bloot.
'Zoals altijd, dames eerst,' zegt ze met haar Capitool lachje. Ze steekt haar hand in de glazen bol. Zorgvuldig kiest ze één van de honderden briefjes. Op die briefjes staat een naam.
Een naam.
Wat stelt een naam nou eigenlijk voor? Ik bedoel, een naam is niet meer dan een paar letters of klanken die samen een woord vormen. Maar bij de boete is de volgorde van letters en klanken het verschil tussen leven en dood.
De door de microfoon versterkte stem van Celese leest hem luid en duidelijk op. Hij klinkt bekend. Als een wijsje van een vogel die terug komt uit het zuiden. Het geluid klatert als een beekje in de lente over de mensen. Het besef schiet als een ijzige schok door mijn lichaam als ik de naam herken. Vele ogen schieten ontzet in mijn richting. Al het bloed trekt weg uit mijn gezicht. Het is niet zomaar een naam. Het is de mijne.
Mijn hart mist een paar slagen terwijl ik me wanhopig probeer te herinneren hoe ik moet ademen. Een zachte hand op mijn rug brengt me bij mijn positieven. Langzaam loop ik naar voren. De trap op. Celese pakt mijn hand en arm en neemt me mee naar de microfoon.
'Een groot applaus voor onze vrouwelijke tribuut, Lucy Linger!' Roept ze terwijl ze luid klapt. Maar een doodse stilte vult het plein. Niemand verroert zich. Tot één meisje van twaalf jaar haar linkerhand opheft en haar drie middelste vingers tegen haar lippen duwt en ze vervolgens naar me opsteekt.
Dan volgt iemand voorbeeld. En nog iemand. En nog iemand. De een na de ander maakt dit oude en zelden gebruikt gebaar van ons district. Heel af en toe wordt dit gebaar nog gebruikt op begrafenissen, maar nu bijna niet meer. Het is een uiting van dankbaarheid, van bewondering. Een afscheid van iemand van wie je houdt. De tranen branden achter mijn ogen terwijl Celese na een verwarde blik op Moohne, het hoofd van de vredebewakers, gebruik maakt van de stilte en naar de bol van de jongens loopt.
'En dan nu voor de jongens,' zegt ze en ze steekt haar hand in de bol. Haar hand draait een overwegend rondje voordat ze een briefje grijpt en daarmee terug loopt naar de microfoon. Ze vouwt het briefje open en leest de naam op.
'Marten Crosse!' Een jongen van zeventien met een bleke huid en zwart haar kijkt verschrikt op als zijn naam over het plein galmt. Hoewel hij zijn gezicht snel weer in de plooi trekt, en zelfs een triomfantelijke lach opzet, zie ik de angst in zijn ogen opflikkeren. Met grote vaste stappen loopt hij naar de verhoging. Celese lacht opgewekt en legt haar ene hand op mijn schouder, de ander op die van Marten.
'Dames en heren, de tributen van district 11, Lucy Linger en Marten Crosse!' De vredebewakers klappen, en met het oog op de wapens klinkt er ook een karig applaus uit de menigte. Celese leidt ons met zachte dwang nu door de dubbele deuren waar vorig jaar Ella nog doorheen verdwenen was. We worden elk naar een kamer gebracht, die vol met luxe kussens ligt, en waar de banken met roomwit fluweel bekleed zijn. Ella zou het vast niet gelaten kunnen hebben en ik zie haar al met haar vingers over de zachte gladde stof strijken. Ietwat onwennig ga ik op het puntje van de bank zitten. Dan gaat de deur open en komt Jason naar binnen gehinkt. Mijn moeder loopt vlak achter hem. Jason slaat zijn armen om me heen. Sussend wiegt hij me heen en weer. Ik maak een verstikt gesmoord geluidje, dat midden houdt tussen een snik en een woord. Ik hoef het niet eens duidelijk uit te spreken, hij begrijpt wat ik bedoel. Hij knikt en drukt me nog wat steviger tegen zich aan.
'We redden ons wel. Maak jij je maar niet druk om ons.' Hij houdt me op een armlengte afstand. Doordringend kijkt hij me aan.
'Je moet ergens een mes of het liefst een pijl en boog te pakken zien te krijgen. Dat moet niet zo moeilijk zijn. Met een wapen maak je een kans.' Hij pakt mijn handen vast.
'Als je bij de hoorn bent, ren dan weg. Zo hard als je kunt. Niemand in heel district 11 is zo snel als jij. Ren weg en zoek een goede boom uit. Net als in de boomgaard. En als iemand naar boven komt, klim je naar de volgende.' Ik knik en hij geeft me een bemoedigend kneepje in mijn hand voor hij me loslaat. Mijn moeder zegt niets, maar dat is ook niet nodig. We begrijpen elkaar zonder iets te hoeven zeggen.
Ik zeg nog een paar dingen die ze niet moeten vergeten, zoals het moestuintje dat ik begonnen was, dat ze oude kleren moesten ruilen voor eten als ze niets meer hadden. Een vredebewaker komt binnen en gebaart dat het tijd is. Ik wil nog wat zeggen, maar mijn mond krijgt de woorden niet uitgesproken. De deur gaat dicht en ik zit weer alleen. Ik heb ze niet nog een laatste keer vastgehouden, niet gezegd hoeveel ik van ze houd. Een traan ontsnapt uit mijn ooghoek, als de deur plotseling weer opengaat. Ik schrik op als Khira in de kamer staat.
'Ik eh, ik wilde even zeggen dat-' ze zucht en haalt diep adem. 'Het spijt me van je zusje. En eh, ik wens je succes. Ook namens mijn vader. Als we genoeg geld bij elkaar kunnen krijgen, dan eh, nou dat zie je dan wel, denk ik. Succes.' En weg is ze. Verbaast kijk ik haar na. Maar veel tijd om over haar bezoek na te denken heb ik niet.
De deur gaat weer open en een schaduw valt over me heen. Als ik opkijk staat Stefan voor me. Hij komt wat onhandig naast me zitten en een tijdje zeggen we allebei niets. Dan verbreekt hij de stilte.
'Als je gaat trainen, met de andere tributen, leer dan nieuwe dingen. Hoe je vuur moet maken, welke planten eetbaar zijn. Laat niet zien dat je goed met wapens overweg kan, dat je goed en hard kan rennen. Want dan word je een uitdaging. Een prooi. Je moet pas bij je beoordelings sessie laten zien wat je kan. Met je boog. Misschien is er dan eentje in de spelen. Ik weet hoe hard je kan rennen. Je zal niet genoeg tijd hebben om de boog en pijlenkoker te pakken. Je moet dan voor de boog gaan. Pijlen kun je maken, een boog is veel moeilijker. Zoek dan een boom uit en blijf daar zitten. Dat kun je, ik heb het je zelf geleerd. Laat ze vergeten dat je er bent zodat je als een van de laatsten overblijft.' Zwijgend luister ik en probeer alles te onthouden. Dan gaat hij verzitten en pakt iets uit zijn zak. Als hij zijn hand opent, ligt er een zilveren vogeltje in te glanzen. Met grote ogen kijk ik ernaar. Dat moet een fortuin gekost hebben.
'Dit is voor jou. Ik had het al een tijdje en ik wachtte op een goed moment om hem te geven. Ik dacht dat hij mooi bij de ketting van je vader zou passen. Maar toen werd je getrokken. Dus ik dacht... Misschien wil je hem wel dragen als districtsaandenken.' Nerveus kijkt hij me aan. Sprakeloos staar ik naar het sieraad in zijn hand.
'Heb je die voor mij?' Weet ik uit te brengen. Hij knikt en kijkt me nerveus aan.
'Wil je... wil je hem hebben?' Vraagt hij hoopvol. Verwonderd knik ik.
'Zal ik hem bij je omdoen?'
'Ja, graag,' zeg ik. Ik draai mijn rug naar hem toe en haal mijn rode haar uit mijn nek. Zijn warme handen prutsen met het slotje van de ketting die ik ooit van mijn vader had gekregen. Hoe mijn vader aan het geld ervoor was gekomen wist ik niet, maar ik was er dolblij mee. Ik droeg het altijd, dag en nacht. Na mijn vaders dood kreeg het nog meer waarde voor me. Maar ik had er nog geen hangertje aan kunnen hangen.
'Klaar,' mompelt hij. Ik laat mijn haar weer hangen, en kijk naar het zilveren vogeltje om mijn nek.
'Dankjewel,' zeg ik, nog steeds een beetje verbijsterd. 'Maar dit moet een fortuin gekost hebben. Waarom geef je dat aan mij?' Vragend kijk ik in zijn heldergroene ogen, die precies dezelfde kleur hebben als die van mij. Even lijkt hij te aarzelen voor hij antwoord geeft.
'Hierom,' hij buigt zich voorover en overbrugt de kleine afstand. Zachtjes en voorzichtig drukt hij zijn lippen op de mijne. Zonder aarzelen kus ik hem terug. Ik wist dat ik hem ergens diep van binnen leuk vond, maar ik had geen tijd gehad om dat ook te beseffen. Zijn hand aait zachtjes in mijn nek, en als het kon had ik de tijd stopgezet. Maar dat kon ik niet.
Langzaam en met tegenzin verbreken we de kus. Op dat moment komt er een vredebewaker binnen die Stefan mee neemt. Hij bromt iets over al veel te veel tijd. Als ze al bijna de kamer uit zijn, bedenk ik me. Ik ren op Stefan af en geef hem een knuffel.
Dan fluister ik zacht en op gehaaste fluistertoon nog iets in zijn oor.
'Als ik niet terug kom, alsjeblieft, laat ze niet verhongeren!' Als de vredebewaker hem ruw weg trekt zie ik hem nog net knikken. Dan slaat de deur dicht en ben ik helemaal alleen.
Niet veel later klinkt er een kort klopje op de deur en staan Celese en Marten voor mijn deur.
'Kom op! Niet zo bedrukt Lucy, je mag je district vertegenwoordigen in de hongerspelen. Dat is een enorme eer hoor.’ Celese is in haar nopjes. Ik knik wat afwezig en zet een glimlach op. Al lang geleden heb ik ontdekt dat een glimlach geen emotie is, maar een masker. Een masker waarmee je de pijn en het verdriet verhult voor anderen.
Celese legt haar hand weer op mijn onderrug en samen met haar en Marten loop ik het gerechtsgebouw uit. Het plein is uitgestorven. Iedereen is bij het station van waar de tributen zullen vertrekken naar het Capitool. Een dure zwarte auto staat eenzaam op ons te wachten. Afwezig ga ik zitten. Ik heb nog nooit in een auto gezeten, ik heb ze alleen maar vanuit de verte gezien terwijl de tributen van dat jaar overstapten van de auto naar de trein. Het is maar een kort ritje naar het station maar van mij had het eeuwen mogen duren. Stefan houdt van me. En ik ben getrokken voor de hongerspelen. En traan ontsnapt en rolt langs mijn wang naar beneden. Als ik Marten zie kijken, veeg ik hem ruw weg. De portieren worden opengedaan en Celese gebaart dat ik moet uitstappen.
'Hoofd omhoog Lucy. Wees er trots op dat je mee mag doen.' Zegt ze vermanend. Ik zucht, maar doe wat ze zegt. Mijn hoofd hef ik trots omhoog en een triomfantelijke glimlach siert mijn gezicht. Tientalen fotografen doen alles om me goed op beeld te krijgen. Van honderden kanten wordt er naar me geroepen dat ik in de camera moet kijken.
Dan ontwaar ik Stefans gezicht in de menigte.
Het lijkt ineens alsof iemand de volumeknop heeft uitgezet. Het lawaai van de fotografen hoor ik niet meer. Ik kijk alleen maar naar Stefan. Hij staat, in tegenstelling tot anderen, stil. Maar terwijl ik hem aankijk, brengt hij langzaam zijn linkerhand naar zijn mond en drukt zijn drie middelste vingers tegen zijn lippen. Hij steekt ze naar me op, en ik voel een nieuwe traan lopen. Ik lach naar hem, een echte gemeende lach. Ook ik hef mijn linkerhand op en neem het gebaar in ontvangst. Als Celese me dwingend wegduwt, word ik me weer bewust van mijn omgeving. De fotografen slaken kreetjes en proberen het moment tussen Stefan en mij vast te leggen, maar Celese duwt me weg en het moment is voorbij. Ik stap de trein in, en het laatste wat ik van Stefan zie, is de traan op zijn wang.

Mijn commentaar:
Ligt dit aan mij, of is dit een beetje lang? Nee is niet erg hoor ;) WAAROM ZIJN JULLIE ALLEMAAL ZO PERFECT! DIT IS OOK AL WEER ZO'N GOED STUK!
Maar ik heb een klein probleempje met dit: Het teken. Ik bedoel maar, Lucy heeft helemaal niks bijzonders gedaan, ze heeft zich niet als eerste vrijwillig aangeboden, zoals Katniss. Maar ja, voor de rest was is het echt heel erg goed!

Cijfer: 8,7! :D

Reageer (5)

  • DemonishOcelot

    .... Je bent nog beter dan de originele Hungergames!!! (H)

    8 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Rocksanne, mag ik mijn verhaal in een story zetten?
    Wat ik al heb gestuurd natuurlijk

    8 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Ja oke das waar inderdaad.

    8 jaar geleden
  • groei

    Ja maartje, dat weet ik, maar ik weet niet of HEEL district 11 dat wist, dus naar mijn mening was dat een beetje onduidelijk.

    8 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Yesss Ow YEAH
    Haar zusje zat vorig jaar in de Hongerspelen, en die is dood gegaan. Zij kon zich niet aanbieden omdat zonder haar het gezin niet rond kon komen. Haar vader is er ook niet meer en haar broer mank.

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen