• 2.1 •
Het was een lange tocht voor de jonge zeemeermin Emily. Ze had echter een mensengedaante aangenomen sinds ze uit het water was gestapt en de blauw beschubde staart die ze altijd had, waren vervangen door twee slanke, huidskleurige benen. Haar blauwe haren wapperden door de wind die in haar gezicht blies en zo liep ze door het gras. Emily was gek op nieuwe dingen en in eerste instantie had ze haar benen en de wind ontzettend interessant gevonden, maar ze had de keerzijde ook al ontdekt: haar voeten waren moe en deden pijn, en de wind was koud en liet haar bibberen.
Emily was niet alleen: samen met Cordelia en Kato, een zeemeermin en een halfwolf, was ze op zoek naar wat zij het Instituut noemden. Cordelia had uitgelegd dat het een plek was waar allerlei verschillende soorten wezens dingen konden leren. Het was speciaal bedoeld voor wezens die niet in staat waren onder de mensen te leven - wezens zoals zij.
Emily was bij haar ouders opgegroeid en had tot haar dertiende bij hen gewoond, tot ze gevangen genomen was door een groep mensen. Ze was ontsnapt door de gave die ze had: zij kon mannen in trans zingen.
Daar had ze echter helemaal niets aan toen ze puffend en steunend haar ene voet voor haar andere zette. ‘Hoe ver is het nog?’ vroeg ze, terwijl ze zichzelf in haar hoofd vervloekte omdat ze aan haar zwakte toegaf. Ze wist dat ze niet de enige was die het zwaar had. Kato was gewond geraakt, al voordat Emily hem ontmoet had, en hoewel ze hem verbonden had, had hij nog steeds veel pijn.
'Ik heb geen idee,' zei Cordelia. 'Haliae en ik hebben een groot stuk hier naar gezwommen.' Haliae was een vriendin van Cordelia, een nereïde. Nereïdes waren ook waterwezens. Ze leken veel op een mens, maar het grote verschil tussen hen en de mensen was dat ze onder water konden ademen. 'Mijn gevoel zegt dat we gewoon rechtdoor moeten gaan. En dat we er vanzelf wel komen.’ Ze zuchtte. ‘Hoop ik.’
Ze liepen daarom inderdaad rechtdoor, wat hen leidde tot grote zandheuvels dat Cordelia duinen noemde. Omhoog gaan bleek nog zwaarder te zijn dan op een vlakke bodem lopen en Emily was volledig buiten adem toen ze op de top van een duin stond.
Emily schrok toen Cordelia plotseling haar pols vastpakte en haar naar beneden trok. Ze zakte door haar benen en keek naar Cordelia, die met grote ogen om zich heen de duisternis in staarde. Hoewel het geen goed teken kon zijn, nam Emily het moment om even uit te rusten en haar benen rust te geven. Ze verlangde naar water, zowel om te drinken als om in te zwemmen. Er scheen bij het Instituut een meer te zijn waar je heerlijk kon dompelen en Emily kon niet wachten tot ze er waren.
Naast haar hoorde ze Kato grommen en Emily volgde zijn blik. In het donker kon ze twee onbekende gedaantes onderscheiden. Het was niet te zien wat voor soort wezens het waren en Emily dacht erover na om opnieuw een lied in te zetten, omdat het haar inmiddels al meerdere keren had gered.
Dat bleek niet nodig: Kato maakte plotseling allemaal geluiden en ook Cordelia leek op te springen van opluchting toen ze de wezens herkende. Emily volgde hun voorbeeld. Het moesten bekenden van Kato en Cordelia zijn, want Cordelia sprak met één van hen en de andere was bij Kato neergezakt. Het was te donker om te zien wat voor wezens het waren, maar dat ze hier rondliepen kon maar één ding betekenen: ze waren in de buurt van het Instituut.
Reageer (7)
MIEEEEEEH !
1 decennium geledenIk ook, Murtagh. Snel verder!
1 decennium geledenNu ben ik wel benieuwd waarom Kato gewond is.^^
1 decennium geledenSnel verder
1 decennium geledenyooooo! snel verder! please!
1 decennium geleden