Had nog een hoofdstukje in word klaar.

De zon was een klein stukje te zien en de zonnestralen schenen op de witte bladeren van de bomen, terwijl een koude wind de sneeuw er af blief, en de bladeren liet schudden. De bladeren waren ook al bijna weg. Bladval was aangekomen en het had gesneeuwt. De meeste prooi sliep, warm en veilig in hun hol schuilend voor de ijskoude sneeuw. De poesiepoezen sliepen in hun mand, lekker warm in het huis of op de vensterbank naar de sneeuw kijken. De eenlingen zouden het wel moeilijker hebben, ook al hadden ze niemand om te delen en kunnen in een schuur wonen. De Clankatten hadden het wel moeilijker. Ze moesten delen, jagen, zorgen dat de moederkatten en oudsten vooral genoeg eten hadden. Vlekpels was de laatste die op stond uit haar warme nest. De lapjespoes had helemaal geen zin om uit het warme mos met zachtte warme bladeren te gaan, maar ze zou wel moeten. Ze zou altijd herinneren wat de leider en de commandant altijd tegen jonge kittens, ook haar, zeiden: ‘De Clan staat op nummer één,’ ze herhaalde het een paar keer in haar hoofd, en ging toen richting de doorntunnel. Voorzichtig kroop ze er onder door, en zag toen het besneeuwde territorium met af en toe wat sporen. Een daar van was niet van een kat. Een indringer! Dacht Vlekpels gelijk en volgde het spoor. Het duurde niet lang of ze was helemaal naar de slangenrotsen gerend. Ze liep verder en verder en rook toen de geur: Vos! Het was gemengd met een andere geur. Ze wou dat het een oude geur was, dat het niet waar was, maar de commandant Roodneus hing hier rond. Al snel hoordde de lapjespoes gesis en gegrom. Vlekpels volgde het, ze volgde haar oren die naar achteren stonden, haar groene ogen wijd open en lette goed op het witte territorium. Ze zag een rode vacht vanachter een rots. ‘Roodneus!’ riep ze uit. Helaas had de vos het gemiauw gehoord, en lette toen op Vlekpels. De rossige poes Roodneus stortte in elkaar. Toen Vlek dat zag wou ze er op af rennen. De medicijnkat halen, haar genezen en de vos verjagen. Maar de vos sprong voor haar neus, maakte een boos geluid en liet zijn scherpe tanden zien. De vos boogzich naar voren, klaar om in Vlekpels te bijten. Gelukkig voor de poes, merkte haar donkergroenige ogen het gelijk. Ze zette zich af met zoveel mogelijk kracht en kwam op de kop van de vos terecht, het oranje beest schudde zo hard hij kon terwijl hij scherpe diepe klauwen voelde. Hij schudde zo hard dat de lapjespoes er uiteindelijk afvloog. Ze landde tegen een rots en zag de bloedende vos wegrennen. Vlekpels wou net opstaan en naar Roodneus gaan, totdat er een sissend geluid kwam, niet van een kat maar een slang. Ze voelde een beet en een slangentong, en toen voelde ze niks meer, vlekken kwamen voor haar ogen en het laatste wat ze dacht of zag was Roodneus.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen